29 344 Terugkeerbeleid

Nr. 105 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2012

In het Algemeen Overleg van 21 maart 2012 (Kamerstuk 19 637, nr. 1518) heeft uw Kamer mijn voorganger gevraagd bij Frontex na te gaan welke derde landen niet meewerken aan de gezamenlijke terugkeervluchten die door het agentschap worden ondersteund.

Frontex houdt geen overzicht bij van de derde landen die niet bereid zijn mee te werken aan gezamenlijke terugkeeroperaties. Frontex geeft wel aan met een aantal landen in Noord-Afrika en Zuid-Amerika negatieve ervaringen te hebben met betrekking tot de medewerking aan het ontvangen van gezamenlijke vluchten. Ook meldt het agentschap dat het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties, waarbij groepsgewijze uitzetting plaatsvindt, afhankelijk is van de doelmatigheidsoverwegingen van lidstaten. Zoals mijn voorganger in zijn brief van 20 maart 20121 heeft aangegeven, maakt Nederland waar mogelijk gebruik van Frontex terugkeervluchten. Verreweg het grootste deel van de terugkeer vanuit Nederland vindt echter individueel plaats. Daarom is voor de beoordeling van de effectiviteit van het Nederlandse terugkeerbeleid informatie over landen die geen Frontexvluchten willen ontvangen, minder relevant.

Het verbeteren van de samenwerking met landen van herkomst op het gebied van (gedwongen) terugkeer is een prioriteit van dit kabinet. Ik zal uw Kamer begin 2013 informeren over de strategische landenbenadering van dit kabinet.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Tweede Kamer 2011 – 2012 19637 nr.1509

Naar boven