29 338 Wetenschapsbudget

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2017

Het kabinet heeft aan het Rathenau Instituut, de KNAW en de AWTI verzocht om gezamenlijk eens in de twee jaar een analyse van het functioneren van het wetenschapsbestel op te stellen in de vorm van een Balans van de Wetenschap. Op basis hiervan kan het debat in de Tweede Kamer en in de samenleving gevoerd worden over de inzet van publiek geld, het vertrouwen in en de impact van wetenschap.

Met deze brief ontvangt u de Balans van de Wetenschap 2016 alsmede onze reactie op het rapport1.

De Balans van de Wetenschap is aangekondigd in de «Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst». Met de analyses in dit rapport wordt de realisatie van de drie ambities uit de wetenschapsvisie gevolgd:

  • 1. De Nederlandse wetenschap is van wereldformaat.

  • 2. De Nederlandse wetenschap is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en heeft maximale impact.

  • 3. De Nederlandse wetenschap is ook in 2025 een broedplaats voor talent.

Als eerste Balans van de Wetenschap is het rapport bedoeld als een nulmeting. In het rapport is aangegeven dat er moeilijk conclusies getrokken kunnen worden of de gestelde ambities in 2025 zullen worden gehaald. De verwachting is dat op basis van volgende rapporten beter in kaart kan worden gebracht wat de ontwikkeling richting de gestelde ambities is. Dat heeft onder meer te maken met de lange doorlooptijd van academisch onderzoek in internationale data over wetenschappelijke publicaties en citaties.

Er zijn geen adviezen voor het te voeren beleid opgenomen in het rapport. Wel wordt er met de nulmeting een algemeen beeld geschetst dat het Nederlandse wetenschapssysteem goede prestaties levert, tot de beste van de wereld behoort en er in internationale vergelijkingen dan ook over het algemeen goed uitkomt. Het is echter niet vanzelfsprekend dat deze sterke positie blijft voortduren. Dit beeld kwam eerder naar voren in het IBO Wetenschappelijk Onderzoek, de Wetenschapsvisie 2025 en de Voortgangsrapportage Wetenschapsvisie.

Aandachtspunten voor een volgend kabinet

In het rapport wordt erop gewezen dat »het investeringsniveau in de wetenschap internationaal gezien laag is» en dat Nederland door de Europese Unie is geadviseerd meer te investeren in onderzoek en innovatie.2 Er wordt verder aangegeven dat in Nederland de doorstroming van wetenschappelijk talent naar hoger onderzoekposities niet optimaal is en er weinig vrouwen in de top van de wetenschappelijke staf zijn. In de Talentbrief, die begin dit jaar naar de Kamer is gestuurd, zijn maatregelen opgenomen om de loopbaanmogelijkheden en het aandeel vrouwen in de top van de wetenschappelijke staf te bevorderen.3

Op basis van het algemene beeld en de aansluiting hiervan op eerdere rapporten van de AWTI, de KNAW en het Rathenau Instituut, benoemt de Balans van de Wetenschap vier beleidsaandachtspunten:

  • 1. Ruimte voor ongebonden onderzoek.

    Het rapport geeft aan dat universiteiten en hogescholen zelf in voldoende mate hun onderzoekagenda’s moeten kunnen bepalen om bij de wereldtop te komen en blijven, terwijl zij juist steeds afhankelijker worden van competitieve onderzoeksfinanciering met lage honoreringspercentages.

  • 2. Ruimte voor toepassings- en praktijkgericht onderzoek.

    Het rapport signaleert een verzwakt systeem voor toepassingsgericht onderzoek door de bezuinigingen op TO2- en Rijkskennisinstellingen. Ook voor de onderzoekstaak van hogescholen wordt een financiële impuls nodig geacht.

  • 3. Onderzoeksfaciliteiten en ICT-voorzieningen.

    Het rapport wijst op het beperkte budget voor onderzoeksfaciliteiten en ICT-voorzieningen door het wegvallen van de FES-middelen, terwijl onderzoeksfaciliteiten en -voorzieningen voor het kennissysteem, de wetenschappelijke vooruitgang en het aantrekken van wetenschappelijk talent en innovatieve bedrijven van steeds groter belang zijn.

  • 4. Bevorderen van samenwerking tussen wetenschap en andere partijen.

    Het rapport geeft aan dat er voor maximale impact (nieuwe) publiek-private en publiek-publieke samenwerkingsverbanden nodig zijn tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheden rond gezamenlijke (maatschappelijke) opgaven. Dat kan door de topsectorenaanpak verder te ontwikkelen in samenhang met de realisering van de Nationale Wetenschapsagenda.

Reactie

Wij waarderen de samenwerking tussen de drie organisaties bij het opstellen van het rapport en zien de bundeling van expertise als een goede stap richting het verkrijgen van een eenduidig beeld over de stand van de wetenschap in Nederland.

Wel is er een inspanning nodig om instrumenten te ontwikkelen waarmee de prestaties en de impact van de wetenschap worden gemeten. Deze instrumenten dienen te worden ontwikkeld in aanvulling op de huidige indicatoren voor onderzoekvolumina en -kwaliteit zoals publicaties, citaties en rankings. Daar ligt een forse uitdaging voor de volgende Balans van de Wetenschap. De KNAW is gevraagd om een advies uit te brengen over nieuwe methoden waarmee maatschappelijke en economische impact van wetenschap meer inzichtelijk kan worden gemaakt. De inzichten uit dat advies kunnen gebruikt worden voor een volgende Balans van de Wetenschap. Daarnaast kan de gezamenlijke set indicatoren om kennisbenutting te monitoren die de VSNU momenteel ontwikkelt, helpen om de voorgang op de impact van wetenschap te monitoren.

Gezien de demissionaire status van het huidige kabinet, is het aan het volgende kabinet om te bezien hoe er aan de beleidsaandachtspunten uit het rapport invulling wordt gegeven. Met brieven die eerder aan de Kamer zijn gezonden over prioriteiten voor investeringen in wetenschap, het stimuleren van private uitgaven en over TO2-instellingen en onderzoeksfaciliteiten zijn reeds handreikingen geboden aan een nieuw kabinet.4

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Dit betreft de jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie aan de lidstaten in het kader van de Europa-2020-strategie voor groei en banen.

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 569

X Noot
4

Studiegroep Duurzame Groei (2016). Rapport werkgroep wetenschap, onderzoek, ontwikkeling en innovatie. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/07/06/rapport-werkgroep-wetenschap-onderzoek-ontwikkeling-en-innovatie, Kamerstuk 33 009, nr. 37, Kamerstuk 33 009, nr. 40, Kamerstuk 27 406, nr. 224 en Kamerstuk 27 406, nr. 225

Naar boven