29 338 Wetenschapsbudget

Nr. 139 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2014

Inleiding

In deze brief treft u de reactie aan op het rapport van de evaluatie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) (Kamerstuk 29 338, nr. 134). In het rapport doet de commissie op een aantal thema’s aanbevelingen voor de KNAW.

De KNAW is opgericht in 1808. Het genootschap bestaat uit leden die zich inzetten voor de bevordering van de wetenschap. Haar missie luidt: «Als forum en stem van de wetenschap bevordert de KNAW de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zij zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving. Als institutenorganisatie heeft zij zorg voor excellente nationale wetenschappelijke instituten, stimuleert zij innovatie en valorisatie door middel van die instituten en bevordert zij samenwerking zowel met universitaire onderzoeksgroepen als tussen de instituten onderling».

Ik heb de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO), de Vereniging van Universiteiten (VSNU), de Jonge Akademie (DJA) en de KNAW zelf gevraagd te reageren op het rapport. Op een aantal plaatsen ga ik specifiek op deze reacties in.

1. Bevindingen op hoofdlijnen

De evaluatiecommissie stelt een aantal positieve zaken vast. Ze concludeert dat de KNAW een prestigieuze en zeer gerespecteerde organisatie is met een excellente reputatie. Deze positie dankt zij eerst en vooral aan haar functie als genootschap. De KNAW brengt topwetenschappers samen die het volledige spectrum van de Nederlandse wetenschap vertegenwoordigen. Sinds het einde van de vorige strategieperiode heeft de KNAW een aantal hervormingen ingevoerd of is daarmee nog bezig. Daarbij gaat het onder meer om een nieuw verkiezingssysteem, verbeterde zichtbaarheid middels de forumfunctie, een afgeslankte prijzen- en subsidieportefeuille, de invoering van peer review voor haar adviezen, een ambitieus plan om haar geesteswetenschappelijke instituten te hervormen, de nieuwe bestuursstructuur en de reorganisatie van het bureau. Het vernieuwingsproces kan gezien worden als een tijdige en adequate reactie op externe ontwikkelingen en bezuinigingen en heeft naar de mening van de commissie tot een flink aantal verbeteringen geleid.

De evaluatiecommissie heeft veel waardering voor de forumfunctie en de adviesfunctie van de KNAW. Toch ziet zij ruimte voor verbetering op een aantal gebieden, die hieronder worden toegelicht. In de toelichting houd ik de indeling aan die de commissie heeft gehanteerd.

2. Forumfunctie en lidmaatschap van de KNAW

De evaluatiecommissie adviseert de KNAW om de veranderingen die zij in 2011 heeft ingevoerd met betrekking tot het lidmaatschap, onder andere een bredere nominatie van leden zoals de voordracht van excellente onderzoekers uit de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek en de Grote Technologische Instituten (TNO / GTI’s) en uit het bedrijfsleven en een vaste instroom van 16 leden per jaar, na vijf jaar te evalueren. In die evaluatie kan worden bezien of de veranderingen inderdaad leiden tot jongere leden, een groter aantal leden uit ondervertegenwoordigde disciplines en een vertegenwoordiging van nieuwe interdisciplinaire aandachtsgebieden. Leden werden tot nu toe geworven op basis van excellentie in hun vakgebied en niet op zaken zoals het vermogen bij te dragen aan de adviesfunctie of verbinding met partijen buiten de wetenschappelijke wereld. Verder zou de KNAW, daar waar mogelijk, een prioritering in haar geldprijzen moeten aanbrengen zodat deze meer in lijn kunnen worden gebracht met maatschappelijke doelstellingen. Daarnaast benadrukt de commissie het belang van de forumfunctie. De KNAW vertegenwoordigt de belangen van de wetenschap als geheel. Het is prijzenswaardig dat zij in de afgelopen jaren uiteenlopende initiatieven heeft ontplooid om afdoende investeringen in het wetenschappelijk onderzoek te bewerkstelligen, in de meeste gevallen samen met andere relevante organisaties. De commissie is echter ook van mening dat de resultaten van de verschillende activiteiten nog beter benut kunnen worden. Dit kan onder andere worden bewerkstelligd door verspreiding van position papers met daarin de resultaten van wetenschappelijke debatten. Hiermee wordt de zichtbaarheid in de buitenwereld vergroot.

Reactie

De nieuwe procedures voor het lidmaatschap van de KNAW hebben een positieve invloed gehad op een evenwichtige vertegenwoordiging vanuit de wetenschappelijke gemeenschap naar leeftijd, geslacht, regio en vakgebied. VSNU deelt deze mening. Met belangstelling en vertrouwen zie ik dan ook de evaluatie van de ledenstructuur van de KNAW in 2015 tegemoet. De suggestie van de evaluatiecommissie om een shortlist van veelbelovende kandidaten aan te leggen spreekt mij aan. Niet alleen kan een dergelijke lijst bijdragen aan een evenwichtiger ledenbestand. Ook kunnen kandidaten al vroegtijdig worden geselecteerd op basis van vermogen en motivatie om actief bij te dragen aan de advies- en forumfunctie. Ik zal in een eerstvolgend bestuurlijk overleg met de KNAW de wenselijkheid van een dergelijke shortlist bespreken.

Ik deel de opvatting van de commissie dat de forumfunctie van groot belang is. Het is een van de belangrijkste gronden waarom OCW de KNAW financiert. Ik verwacht van een prestigieus genootschap als de KNAW een actieve deelname aan het wetenschappelijk debat. Hierdoor ontstaat een goede aansluiting bij de maatschappelijke trends. Ik zal de KNAW daarom verzoeken, als onafhankelijk en toonaangevend forum, in het maatschappelijk debat rond wetenschappelijke en in de samenleving spelende issues, zoals bij Science in transition, vaccinaties tegen baarmoederhalskanker en gezond ouder worden, meer het voortouw te nemen. Van een toonaangevend forum dat vooraanstaande wetenschappers, in zowel binnen- als buitenland onder zijn leden heeft, vraag ik een initiërende rol. In zijn reactie op de evaluatie heeft het bestuur van de KNAW aangegeven de aanbeveling van de commissie, om in geval van maatschappelijke «hot topics» papers uit te brengen met de resultaten en uitkomsten van de discussiebijeenkomsten die zij organiseert, over te nemen. Ik waardeer dat zeer. Verder heeft de KNAW, naast haar eigen leden, via DJA toegang tot een reservoir van jonge excellente wetenschappers die met «de voeten in de klei staan» en daarom als geen ander voelsprieten hebben voor datgene wat speelt en leeft in de maatschappij. Ook zij kunnen door middel van artikelen, papers en bijeenkomsten, een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat.

Wat betreft wetenschappelijke prijzen heeft de KNAW afgelopen jaren al duidelijke keuzes gemaakt in haar portfolio. Ik vertrouw erop dat het bestuur van de KNAW opnieuw zijn verantwoordelijkheid neemt indien daartoe aanleiding is. Dit vraagt dat het bestuur oog houdt voor nieuwe ontwikkelingen, inclusief de impact van deze ontwikkelingen op een bestaand prijs- of stimuleringsprogramma.

Een belangrijk aspect is dat het bij deze rol van de KNAW niet alleen om publieke middelen gaat, maar ook om private (schenkingen en legaten). Bij deze private middelen heeft de KNAW slechts beperkte ruimte om te besluiten tot een andere inzet van die aan haar toevertrouwde private middelen. Desalniettemin zal ik de KNAW vragen te bezien of, en zo ja, waar programma’s van de KNAW wellicht efficiënter kunnen worden vormgegeven of (op onderdelen) kunnen worden samengevoegd met vergelijkbare programma’s.

3. Adviesfunctie

De evaluatiecommissie adviseert de KNAW-leden en de leden van DJA meer te betrekken bij de advisering. De betrokkenheid zou al moeten beginnen bij de totstandkoming van het werkplan waarbij de aard en het aantal uit te brengen adviezen wordt vastgesteld. Verder zou de KNAW een volgsysteem moeten ontwikkelen, zodat kan worden nagegaan hoe haar adviezen worden ontvangen en welke impact ze hebben. Verder merkt de commissie op dat de KNAW opereert binnen een zeer dichtbevolkte en versnipperde nationale adviesarena. Zij adviseert de KNAW dan ook haar adviesfunctie nadrukkelijker af te stemmen op die van andere adviesorganen waarbij de KNAW zich enerzijds op «science for policy» en anderzijds op de bevordering van de wetenschap en de versterking van het wetenschappelijk stelsel als geheel dient te focussen.

Reactie

De KNAW mag de beste Nederlandse wetenschappers onder haar leden rekenen. Deze leden hebben een schat aan relevante kennis. De manier waarop de kennis van de leden wordt benut voor bijvoorbeeld de advisering raakt aan de kern van het bestaan van het genootschap. Het meer betrekken van de leden van de KNAW en DJA zal leiden tot een betere benutting van het kenniskapitaal. Daarnaast leidt het tot meer focus op maatschappelijk belangrijke zaken. Over het beter en meer betrekken van haar leden bij de advisering zal ik in het eerstvolgende bestuurlijk overleg met de KNAW in gesprek gaan. Verder zal ik de KNAW verzoeken om voor maatschappelijk relevante issues leden met specifiek relevante expertise bij de advisering te betrekken.

Advisering op het gebied van onderzoek en wetenschapsbeleid is op dit moment versnipperd en niet altijd doelmatig ingericht. Jaarlijks worden er, met publieke middelen, door verschillende organisaties veel adviezen aangeboden. Ik vind dat betere afstemming op onderwerpen moet plaatsvinden waarbij de verschillende rollen van organisaties helder moeten zijn en de verantwoordelijkheden goed moeten worden afgebakend. Ik zal de KNAW vragen meer focus aan te brengen in de onderwerpen waarop zij adviseert en zich vooral te richten op de zogeheten «science for policy» adviezen. Met meer focus op «science for policy» benadrukt de KNAW het belang van wetenschap voor de Nederlandse samenleving. Zo kan vanuit de wetenschap een belangrijke bijdrage worden geleverd aan maatschappelijk relevante dimensies en beleidsvraagstukken. Mede naar aanleiding van de uitkomsten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) maar ook op basis van de huidige evaluatie zullen de Minister en ik in de Toekomstvisie wetenschapsbeleid terugkomen op de adviesfunctie van de KNAW in relatie tot andere adviesorganen. Het uitgangspunt zal daarbij steeds zijn de versnippering op te heffen en te komen tot een doelmatiger adviesstelsel.

4. Instituten

De commissie adviseert voor de korte termijn instituten op grotere afstand van de Akademie te plaatsen en meer autonomie te geven. Voorts adviseert zij zorg te dragen voor heldere missies voor alle instituten op basis waarvan in de toekomst mede het bestaansrecht van de instituten kan worden gedefinieerd. Verder zouden de instituten een vergelijkbaar (buitenlands) instituut moeten aanwijzen, waarmee zij zich kunnen en willen vergelijken op het gebied van onderzoekskwaliteit, doelmatigheid, collectiebeheer en onderzoekinfrastructuur. Daarnaast is de commissie van mening dat met name de geesteswetenschappelijke instituten zouden moeten streven naar sterkere formele banden met universiteiten en relevante universitaire groepen.

Reactie

De KNAW is, in afstemming met OCW, bezig in overleg met de geesteswetenschappelijke instituten te komen tot een stimuleringsprogramma. Kernpunten van dit vernieuwingsprogramma zijn: verjonging van de wetenschappelijke staf, aantrekken van talent, investeren in geavanceerde informatietechnologische infrastructuur, intensivering van samenwerking met universiteiten én huisvesting van de betrokken instituten op één locatie in Amsterdam. Ik verwacht dat de clustering van deze instituten tot één groot Humanities Center in Amsterdam een grote aantrekkingskracht op wetenschappelijk talent zal hebben, zowel nationaal als internationaal.

De KNAW-instituten functioneren goed en hun wetenschappelijke kwaliteit is onomstreden. Dat bevestigen ook NWO en VSNU in hun reacties op de evaluatie. Ik zie daarom geen onmiddellijke noodzaak om op korte termijn instituten op grotere afstand van de KNAW te plaatsen. Wel ben ik met de evaluatiecommissie van mening dat instituten over een heldere missie moeten beschikken en dat regelmatig moet worden bezien in hoeverre hun bestaansrecht nog gerechtvaardigd is en of het wenselijk is dat (onderdelen) van instituten elders worden ondergebracht. Wijzigingen in de bestuurlijke inbedding van instituten vragen een integrale afweging op stelselniveau. Daarom zullen de Minister en ik in de Toekomstvisie wetenschapsbeleid, die later dit jaar verschijnt, op de ontwikkeling en de toekomst van de instituten van zowel KNAW als NWO terugkomen. We zullen de ontwikkeling van de instituten van NWO en KNAW, mede op basis van de uitkomsten van de NWO-evaluatie uit 2013, in samenhang bezien.

5. Organisatie

De commissie is van mening dat de nieuwe bestuursstructuur van de KNAW ertoe heeft geleid dat de directe verbinding tussen bestuur en KNAW-leden is verbroken. Zij beveelt daarom aan een (toezichthoudende) council in het leven te roepen, bestaande uit gekozen Akademieleden. Een dergelijke council zou als sparringspartner van het bestuur kunnen fungeren bij het nemen van bestuursbesluiten. De commissie beveelt aan om een dergelijke council te laten bestaan uit 15 tot 25 actieve KNAW-leden. Daarnaast beveelt zij aan het aantal vergaderingen van de Verenigde Vergadering van leden van de KNAW te verhogen.

Reactie

Ik onderschrijf de aanbevelingen van de commissie met betrekking tot het nauwer verbinden van bestuur en KNAW-leden en zal de KNAW vragen het aantal vergaderingen met de leden te verhogen en een (advies) council in te stellen om de leden van het genootschap beter te betrekken bij bestuursbesluiten en advisering.

In een dergelijke council zouden alle disciplines (bèta, alfa, gamma en medisch) vertegenwoordigd moeten zijn, moet recht worden gedaan aan een divers samengesteld gezelschap en dienen de leden nog «actief in het veld» werkzaam te zijn. De KNAW denkt daarbij aan een aanstelling van minimaal 3 dagen per week. Ik verwacht dat een dergelijke council in ieder geval betrokken wordt bij het tot stand komen van adviezen en bij organisatorische veranderingen.

Later dit jaar zullen de Minister en ik de Toekomstvisie wetenschapsbeleid aan de Tweede Kamer sturen. Daarin zal ook rekening worden gehouden met de resultaten van deze KNAW-evaluatie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven