29 325
Maatschappelijke Opvang

nr. 26
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 april 2008

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 en de algemene commissie voor Jeugd en Gezin2 hebben op 8 april 2008 overleg gevoerd met minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin en staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 10 december 2007 inzake beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties (28 345/22 894, nr. 51);

– de brieven van de staatssecretaris van VWS d.d. 13 november 2007 en 18 februari 2008 inzake beantwoording commissievragen inzake maatschappelijke opvang (29 325, nrs. 23 en 24);

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 18 februari 2008 inzake maatschappelijke opvang (29 325, nr. 25);

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 21 januari 2008 inzake het onderzoek van de Algemene Rekenkamer «Opvang zwerfjongeren 2007» (31 323, nr. 2).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Joldersma (CDA) is blij met de stedelijke kompassen, die veel energie hebben losgemaakt. Het stappenplan van de VNG roept echter nog vraagtekens op. Welke criteria gaat de staatssecretaris gebruiken om de stedelijke kompassen te beoordelen. Krijgen gemeenten straks de mogelijkheid om hun kompassen bij te stellen? Zij ziet kansen in het nieuwe verdeelsysteem, maar is bang dat het zoeken naar het ultieme verdeelmodel een hopeloze onderneming is. Een scherpe scheiding tussen AWBZ-achtige voorzieningen en de voorzieningen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, ziet zij niet terug. Hoe gaat de staatssecretaris dit straks financieren zonder de geoormerkte middelen? Zij mist aandacht voor de aanpalende voorzieningen. Hoe gaat de staatssecretaris verder met het model?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) complimenteert de bewindslieden met alles wat is ondernomen en al is bereikt. De grote uitdaging is om dit succes vast te houden en door te gaan. Het gaat om een kwetsbare groep mensen, die vaak ervaart dat naar hen wordt gekeken, maar niet wordt omgekeken. Zij kan zich goed vinden in Meer en beter, acties 2008–2012. Bij de herverdeling van de doeluitkering maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid zijn continuïteit van zorg voor cliënten, voorkoming van kapitaalvernietiging bij instellingen en zorg dragen dat het vraaggestuurde model continuïteit voor de toekomst biedt. Hierbij moeten duidelijke keuzes worden gemaakt. Als voor 2009 wordt herverdeeld, moet nog voor de zomer duidelijk worden op basis van welke verdeelsleutel. Als geconstateerd wordt dat een vraaggestuurd model per 2009 niet nodig is, maar wel per 2010, moet een extra overgangsjaar worden gecreëerd. Wordt de herverdeling van de rijksmiddelen voldoende gekoppeld aan de AWBZ-middelen? Hoe wordt de nazorg voor de groep ex-gedetineerden georganiseerd, wie vervult daarbij welke rol en welke financiële ruimte krijgen gemeenten om de brede coördinatie op te pakken? Er moet een wederzijdse acceptatieplicht tussen gemeenten worden afgesproken, terwijl er een warme overdracht van de cliënt van de ene naar de andere gemeente plaatsvindt. Wat is de inzet van de staatssecretaris op dit punt? De stap van begeleid wonen naar reguliere huisvesting hapert sterk, een punt dat blijvende aandacht verdient. De uitgangspunten preventie en beloning van goed gedrag moeten verder worden uitgewerkt, maar wat wordt daarmee bedoeld en hoe wordt dat vorm gegeven? Nazorg bij eergerelateerd geweld heeft nog onvoldoende plek in de vrouwenopvang. Hoe kan dit worden verbeterd? Waar de stap naar reguliere huisvesting wel is gemaakt, blijkt soms veel gevraagd te worden van de draagkracht van omwonenden. Een dak boven het huis is nog niet meteen een thuis. Zij constateert een groeiende groep thuislozen in Nederland. Projecten moeten structureel een plek krijgen in het hele land. Ten slotte vraagt zij aandacht voor de huisvesting van prostituees die willen stoppen met hun werk.

Mevrouw Timmer (PvdA) onderstreept dat uitgangspunt is dat niemand op straat hoort, plus goede zorg voor mensen die dat nodig hebben. Zij verwijst in dat verband naar de OGGZ-ladder van prof. Dr. Judith Wolf. Preventie en interventie in een vroeg stadium zijn van groot belang. Gelukkig wordt op lokaal en regionaal niveau steeds beter samengewerkt, met als resultaat dat in steeds meer gemeenten het aantal mensen dat op straat slaapt, afneemt. Maar helaas is het einddoel nog niet bereikt, al blijkt dat mensen in het veld redelijk tevreden zijn met het regeringsbeleid. Een eerste zorgpunt is de vestiging van voorzieningen in het kader van maatschappelijke opvang. Worden de praktijkvoorbeelden waar het wel lukt, voldoende uitgelegd en zo ja, welke rol speelt de VNG hierin? Een tweede zorgpunt is dat van de financiën, waardoor het beleid van de instellingen in zeer negatieve zin wordt beïnvloed. Tonen de andere departementen wel voldoende betrokkenheid bij het beleid in het kader van de maatschappelijke opvang? Spelen de zorgverzekeraars een rol op dit dossier? Wordt met de Federatie Opvang gesproken over de herverdeling van middelen? Een derde zorgpunt is de toenemende bureaucratie. Hoe staat het met het toegezegde allesomvattende financiële verantwoordingsdocument? Zij vraagt meer aandacht binnen de opleidingen voor de specifieke eisen die aan hulpverleners in het veld worden gesteld. Zij hoopt dat de kwaliteit van de maatschappelijke opvang verder toeneemt.

Mevrouw Van Velzen (SP) leest in de stukken dat het probleem van buiten slapen bijna is opgelost, maar in de praktijk ziet zij iets heel anders. Hoe komt dat? Veel gemeenten zijn het niet eens met de herverdeling van geld: er moet gewoon meer geld komen. Acht de staatssecretaris het mogelijk in de korte nog resterende tijd te bereiken wat zij wil? Mevrouw Van Velzen vraagt informatie over het begrip «regiobinding». Er schijnt een afname te zijn van het aantal uithuiszettingen, een goede zaak, maar elke uithuiszetting is er één te veel. Zij vraagt om de garantie dat altijd een vorm van opvang wordt geregeld. Hoeveel mensen worden door particuliere verhuurders op straat gezet? Kan worden overgegaan tot de instelling van een meldplicht voor particuliere verhuurders op het moment dat zij iemand op straat zetten? Er moeten veel meer experimenten komen waarin daklozen een huis wordt aangeboden. Is de staatssecretaris daartoe bereid? De incassokosten moeten worden stopgezet. Is zij bereid om ook voor de kleinere opvang minder bureaucratisering mogelijk te maken?

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) complimenteert het kabinet: het is op de goede weg. Er gaat heel veel extra geld naar de vrouwenopvang, maar zij mist aandacht voor het feit dat veel vrouwen erg lang in de vrouwenopvang blijven hangen. Zij krijgt signalen vanuit gemeentes dat er een soort concurrentie lijkt te zijn tussen de WMO en de maatschappelijke opvang. Kan de WMO wat dat betreft meer worden gestroomlijnd? Ten slotte vraagt zij om herbevestiging van de afspraken uit het plan van aanpak.

De heer Dibi (GroenLinks) vindt dat het systeem centraal staat, en niet de personen waar het om gaat. Dak- en thuislozen zijn gewone mensen, het kan iedereen overkomen. Hoewel positief over het plan van aanpak, vraagt hij zich af of er voldoende opvangplaatsen zijn. Kan de staatssecretaris dat aangeven? Hoeveel gemeenten hebben inmiddels een stedelijk kompas? Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat bij de herverdeling van de middelen geen kapitaalvernietiging bij instellingen plaatsvindt, en dat de continuïteit wordt gewaarborgd? Kan zij garanderen dat gemeenten er niet op achteruit gaan? Is er een overgangsregeling? Hij heeft veel problemen met huisuitzettingen en vraagt om een concrete, afrekenbare doelstelling. Gemeenten moeten een wederzijdse acceptatieplicht hebben, inclusief een warme overdracht.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris zegt dat de missie van het kabinet is, iedereen allereerst een dak boven het hoofd te geven, gevolgd door perspectief. Dakloosheid is geen eigen keuze. Het doel is het bieden van maatschappelijke opvang voor mensen die dat nodig hebben, maar ook niet langer dan noodzakelijk is. Zij probeert de omslag te maken van structuren naar personen. Het gaat om meer dan een ontbrekend dak, dus om verslaving, psychiatrische problemen, schulden enzovoorts. Het belang van maatschappelijke opvang wordt niet door iedereen gedeeld, wat zij ten zeerste betreurt. Het vinden van goede locaties en het «meenemen» van buurtbewoners is erg lastig. Zij zal het bestrijden van geweld tegen professionals opnemen met haar collega’s van Justitie en BZK. Verder vindt zij het een goed idee om met ondernemers samen te werken, iets wat het Leger des Heils al doet.

De maatregelen van de G4 hebben tot resultaat dat inmiddels 3000 daklozen aldaar zijn voorzien van een dergelijk plan. In Rotterdam is zelfs een opvang gesloten. Er zijn substantieel minder buitenslapers te melden. De investeringen in het plan van aanpak leveren besparingen op voor justitie en politie. Er is dus brede erkenning dat deze aanpak werkt, en brede erkenning om te blijven samenwerken met de huidige partners. Uit de verslagen van de betrokken gemeentes moet meer zicht op de problematiek ontstaan. Zij vindt het overigens te kort door de bocht om te constateren dat, als er buitenslapers zijn, te weinig opvang is. Het kan ook zijn dat de opvang de mensen niet bereikt, of dat niet de juiste opvang voor de juiste groep wordt gevonden. De staatssecretaris zegt dat dit zal blijven worden gevolgd. Zij toont zich bereid, dit punt in een volgende voortgangsrapportage mee te nemen. De kern van de aanpak is het belang van samen werken, en van gezamenlijke ambities. Gemeenten kunnen blijven rekenen op financiële steun van het Rijk. Als het gaat om onbetwistbare zorg in het kader van de AWBZ zal die worden verleend aan mensen die daarvoor geïndiceerd zijn.

Over de stedelijke kompassen merkt de staatssecretaris het volgende op. Na enige aanloopproblemen zijn er inmiddels 36 kompassen op 43 centrumgemeenten. Daaruit blijkt dat de centrumgemeenten zich druk maken over dit probleem. Alleen de gemeente Hoorn wil geen stedelijk kompas maken. De stedelijke kompassen zullen licht worden getoetst, wat betekent dat de staatssecretaris aanvaardt dat het om een lokale aangelegenheid gaat, met de bijbehorende lokale verantwoordelijkheid, mede in relatie tot de WMO. Er wordt bekeken of er een omvangschatting van de doelgroep aanwezig is en zo ja, of die adequaat is. Zijn cliënten betrokken geweest bij de opstelling van het plan, bevatten de kompassen specifiek beleid voor zwerfjongeren, worden de dertien instrumenten uit het plan van aanpak van de G4 gebruikt en wordt ook gekeken naar de gemeentelijke begroting. Op basis daarvan kunnen stedelijke kompassen worden aangepakt. Gestreefd wordt naar afrekenbare doelen, maar die moeten wel op gemeentelijk niveau worden vastgesteld.

Volgens de staatssecretaris is er een goed perspectief op een nieuwe verdeelsleutel, waarin drie elementen centraal staan: vraaggestuurd, goed gedrag en rekening houden met preventie. Zij heeft er vertrouwen in dat gemeenten zich ervan bewust zijn dat verder moet worden gegaan. In juni zal hierover overleg plaatsvinden tussen VWS en VNG. Hierbij zijn betrokken: de G4, de G27 en de overige zestien centrumgemeenten. Er wordt hard gewerkt aan het creëren van draagvlak; als dat niet lukt, zal de staatssecretaris de knoop doorhakken. Het bestaande verdeelmodel, dat nu wordt toegepast voor maar 20% van het budget, wordt dan gefaseerd toegepast op het gehele budget. Er is erg lang gesproken over dat model, maar er moet eens mee worden begonnen. Bij de voorbereiding van de verdeelsleutel wordt ook gelet op ontwikkelingen die van invloed zijn op de maatschappelijke opvang, waarbij de zachte landing bij de herverdeling uitgangspunt is. Daarbij hoort ook een zorgvuldige overheveling van de huidige middelen. Inderdaad voeren gemeenten een strenger toelatingsbeleid, omdat zij een eind willen maken aan toevallige en versnipperde instroom. Uiteraard moet er altijd acute opvang zijn, en mogen mensen niet tussen wal en schip raken. Zij is daarom blij met de code van de centrumgemeenten over de aanwezigheid van een eerste opvang. Zij zal kijken of in één gemeente kan worden gemonitord waar de mensen terechtkomen die door het Centraal Onthaal de stad worden uitgewezen omdat zij geen regiobinding hebben. In de voortgangsrapportage staat dat de administratieve lasten van de opvangsector zullen worden verkleind. Het gebruik van het jaardocument WMO kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Zij is graag bereid dat punt bij de gemeenten aan te bevelen. Zij kent de signalen, genoemd door mevrouw Van Miltenburg, over minder regionale afstemming, niet. Zij zal dit laten nagaan en daarop zo nodig later terugkomen. Wat deskundigheidsbevordering betreft, verwijst zij naar de conferentie over eergerelateerd geweld en genitale verminking. Op basis daarvan zal zij inventariseren wat nog meer nodig is. De staatssecretaris heeft geen zicht op het aantal uithuisplaatsingen door particuliere verhuurders; zij zal dit punt opnemen met de minister van WWI. Bij dat ministerie bestaat een stimuleringsprogramma voor schevehuisexperimenten; ook dit punt zal worden opgenomen met de minister van WWI. Over schuldhulpverlening is nauw overleg met het ministerie van SoZaWe; dit punt zal nauwlettend in de gaten worden gehouden. Bij de opvang van ex-gedetineerden is sprake van goede voortgang. Justitie laat een onderzoek uitvoeren naar aard en opvang van de behoeften aan hulp van gedetineerden, welk onderzoek over twee maanden wordt opgeleverd. Justitie en VWS zijn bezig met de voorbereiding van een brief over hulp en opvang van slachtoffers van mensenhandel, waarin het thema van prostituees die uit de prostitutie willen stappen kan worden betrokken. De Federatie Opvang ontvangt voor een aantal jaren een subsidie voor professionalisering van de vrouwenopvang, waarbij het onderwerp nazorg een belangrijke plek heeft, evenals binnen de pilots minderjarige meisjes. Mocht een en ander onvoldoende blijken te zijn, dan kan in 2010 bijstelling plaatsvinden. De trage doorstroming in de vrouwenopvang is een belangrijk signaal, waarop de staatssecretaris volgende keer uitgebreid terug zal komen. WWI heeft op dit punt initiatieven genomen. Doel is dat opvang tijdelijk moet zijn.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Joldersma (CDA) vraagt, wanneer de staatssecretaris inzicht kan bieden over de herverdeling en de stedelijke kompassen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) zou het goed vinden als leerprocessen breed bekend worden. Zij wacht de uitkomsten van de toegezegde onderzoeken rustig af.

Mevrouw Timmer (PvdA) geeft enkele voorbeelden van knelpunten bij de herverdeling.

Mevrouw Van Velzen (SP) wacht de nieuwe verdeelsleutel af. De incassokosten stapelen zich bij sommigen op. Zij pleit ervoor, bij betrokkenen die kosten even stil te zetten.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) heeft de staatssecretaris duidelijk horen zeggen dat bij haar commitment bestaat over uitvoering van de plannen van aanpak en de stedelijke kompassen.

De heer Dibi (GroenLinks) vindt dat te makkelijk wordt omgegaan met de huisomzettingen.

De staatssecretaris zegt dat de komende tijd het verdeelmodel kernpunt is. Zij snapt de zorgen daarover bij de commissie. Voor het zomerreces zal een eerste beeld beschikbaar moeten zijn. Zij benadrukt dat zij daarbij niet alle gemeentes tevreden zal kunnen stellen. Er is overigens wel voorzien in een «zachte landing». Zij gaat ervan uit dat de stedelijke kompassen bij gemeenten een proces van herkenning en lering op gang brengen. Het punt van de incassobureaus en de schuldhulpverlening zal worden opgenomen met Justitie, en het punt van de scheve huizen met WWI. Hierover zal de Kamer voor de zomer worden bericht. De bandbreedteproblematiek komt in het kader van de AWBZ aan de orde. Haar commitment om hiervan werk te maken, staat recht overeind.

Zwerfjongeren

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Uitslag (CDA) is verbaasd dat in een rijk land als Nederland nog zoveel jongeren een zwervend en perspectiefloos bestaan hebben. Elke zwerfjongere is er één teveel. Zij ondersteunt de actie van de staatssecretaris om te komen tot een breed gedragen definitie van het begrip «zwerfjongere». Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Regeling maatschappelijke ondersteuning? Binnen de groep zwerfjongeren moet worden gedifferentieerd in aanpak. Een duidelijke diagnose biedt de mogelijkheid voor een doelmatige interventie. Wat kan de staatssecretaris eraan doen om de preventie hoog op de agenda van de centrumgemeenten te zetten? Ketencoördinatie is van groot belang. In dat verband verwijst zij naar de oproep van de Stichting zwerfjongeren Nederland. De verschillende financieringsstromen mogen geen belemmering zijn om zich voor deze doelgroep in te zetten. Te veel jongeren geven wat dat betreft niet thuis. Wie is verantwoordelijk voor de ketencoördinatie? Is het mogelijk een fictief budget te hangen aan zwerfjongeren? Hoeveel jongeren krijgen per jaar een woning aangeboden? Zijn hiervoor wachtlijsten? Wordt rekening gehouden met het feit dat het wenselijk is dat kwetsbare jongeren niet in kwetsbare wijken worden ondergebracht?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vindt dat de Handreiking aan gemeenten eigenlijk niet zou moeten bestaan: er is immers maatschappelijke opvang, er is een WMO, er zijn sluitende ketens enzovoorts, maar vooral op papier. Een Handreiking aan provincies zou op haar plaats zijn. De huidige definitie van zwerfjongeren is ontoereikend, aangezien de «adreshoppers» hier niet onder vallen. Beter kan worden gesproken van «geen vast dak boven je hoofd». Misschien is een landelijke definitie niet te geven; het gaat om maatwerk. Hoe wordt voorkomen dat jongeren op hun achttiende in een gat vallen tussen jeugd- en volwassenenzorg? Plattelandsgemeenten moeten niet ondergesneeuwd raken. Take-off verdient uitbreiding en een vaste plek in de hulpverlening. Zij vraagt wel aandacht voor de daarbij gesignaleerde knelpunten.

Mevrouw Timmer (PvdA) vindt dat het bestaan van zwerfjongeren een welvarend land onwaardig is. Dit onderwerp staat nog onvoldoende op de politieke agenda; de urgentie van deze problematiek moet voor eens en voor altijd worden erkend. Het is een vereiste dat er een door alle betrokkenen erkende definitie van het begrip zwerfjongere komt. Er moet een landelijke instantie komen die de informatievoorziening over zwerfjongeren op zich neemt, zodat eindelijk duidelijk wordt over welke aantallen het precies gaat. Dit kan alleen als er zicht bestaat op de problemen. In de plannen van gemeenten en provincies moet specifiek aandacht worden besteed aan deze doelgroep. Verder moet deze aanpak een veel integraler karakter krijgen, en moet de aansluiting binnen de jeugdhulpverleningsketen verder verbeterd worden, waarbij alle partners hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Herkent de staatssecretaris de veelgehoorde kritiek dat houding en opstelling van de jeugd-GGZ te wensen overlaten en zo ja, wil zij dit punt dan aan de orde stellen bij de besprekingen met de GGZ? De opvangcapaciteit is onvoldoende. Vroegsignalering en begeleiding zijn van groot belang om succes te boeken. Zij pleit voor een warme overdracht tussen de verschillende betrokken instanties. Rond de groep van 18-minners bestaan grote problemen. Ook de financiering leidt tot veel onduidelijkheid. Zij vraagt om speciale aandacht voor zwerfjongeren die minder begaafd zijn. Wel moet in gedachten worden gehouden dat er ook veel goed gaat.

Mevrouw Leijten (SP) vraagt zich af of een rijk land als Nederland hierin arm is. Zij vindt het erg dat er discussies plaatsvinden over de verantwoordelijkheidsverdeling. Het zou goed zijn als gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen voor deze jongeren. Daarbij moet Jeugdzorg verplicht aan tafel zitten, en wel met een meewerkende houding. Zij mist in de brief van de bewindslieden visie. Hoe gaat de minister de problemen oplossen? Ten slotte mist zij doelstellingen, waarop het kabinet kan worden afgerekend.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) heeft tot haar verbazing begrepen dat voor zwerfjongeren een leeftijdsgrens van 25 jaar geldt. Kinderen onder de 18 jaar hebben het recht op een volwassene die hen helpt bij het opgroeien. Voordat kinderen gaan zwerven hebben zij problemen waarmee zij bij niemand terecht kunnen, zoals dat vroeger bij het JAC kon. Het gaat dus om het creëren van specifiek maatschappelijk werk voor jongeren. Verder moeten de problemen serieus worden genomen. De ouders moeten erop kunnen rekenen dat zij erop worden aangesproken dat zij hun zorgplicht niet serieus nemen. Hoe ziet de minister dat voor zich? Zwerfkinderen moeten centraal staan in het beleid. Het streven moet erop zijn gericht dat er geen zwerfkinderen meer zijn in Nederland.

De heer Dibi (GroenLinks) vindt dat de staatssecretaris zich verschuilt achter een niet-consistente definitiekwestie. De huidige definitie is volgens hem eerder te ruim dan te beperk. Essentie is dat je geen dak boven je hoofd hebt. Er is geen afname van het aantal zwerfjongeren tot stand gekomen; hij gaat uit van een toename met mogelijk meer dan 6000 personen. De stappen van de bewindslieden richten zich vooral op onderzoek en overleg. Hoeveel zwerfjongeren telt Nederland, als het aan het kabinet ligt, over één jaar? Wat vinden de bewindslieden van de oproep van de Federatie Opvang dat het kabinet geen oog heeft voor de zwerfjongeren? Hij verwijst naar het project begeleid kamer bewonen in Amsterdam-Slotervaart, dat navolging verdient, en naar een project in Rotterdam.

Mevrouw Agema (PVV) vindt de aangekondigde maatregelen van de bewindslieden een wassen neus: meer aandacht, meer geld, oprichting van de centra voor jeugd en gezin als oplossing van alle problemen. Maar daarmee komen wij er niet mee! Jongeren die op straat zwerven, moeten van de straat af. Zij verwijst naar haar motie voor het opnieuw strafbaar stellen van de trias vagabundica. Als een meerderjarige een zwervend bestaan leidt, moet hij of zij worden tewerkgesteld in een rijkswerkinrichting. Voor minderjarigen ligt dat wat complexer, maar ook zij moeten worden ondergebracht op een plek met orde, rust en discipline. Hoe staat het met de pilots op de campussen? De thuisloze jongere bestaat wel.

Antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris vindt dat het hierbij gaat om een soms zeer kwetsbare groep, die het verdient te worden opgevangen, maar die het nog veel meer verdient om meer perspectief te krijgen. Zij streeft een persoonsgerichte aanpak na, die nooit helemaal bij één instantie kan komen te liggen. Te veel mensen weten niet goed wie verantwoordelijk is voor deze groep («handelingsverlegenheid»). Alles begint bij het in kaart brengen van de problematiek. Het herkennen van de groep is vooral een taak van de gemeenten. Verder moeten dezelfde cijfers en dezelfde definitie worden gebruikt. De definitie uit 2004 is nog steeds goed, hoewel bijvoorbeeld de stad Rotterdam een andere definitie gebruikt. Zij verwijst naar de bijeenkomst op 2 april met diverse betrokken organisaties, welke bijeenkomst een vervolg krijgt. Er zal worden gewerkt aan een eenduidige definitie van het begrip «zwerfjongere» en aan een verbeterde registratie. Het onderzoek dat de minister voor Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van VWS laten uitvoeren in 2010, zal daardoor een helderder beeld geven van de zwerfjongeren, hun problemen en de opvang en hulp voor deze groep. Ook de wooncomponent wordt in dit onderzoek meegenomen.

Er zijn nu 38 stedelijke kompassen, waarvan er 23 snel zijn bestudeerd. In twee gemeenten, te weten Zwolle en Purmerend, heeft men vooralsnog niets opgenomen over zwerfjongeren, maar in alle andere plannen van aanpak wel. Zij zal de gemeenten die dat nog niet hebben gedaan, stimuleren aandacht te besteden aan de aanpak van zwerfjongeren. Haarlem komt met een apart plan van aanpak voor zwerfjongeren, in Dordrecht komen 200 plaatsen beschikbaar, in de Achterhoek krijgen jongeren prioriteit in de trajectplannen.

De staatssecretaris merkt op dat haar ministerie en dat van Jeugd en Gezin samen zullen onderzoeken waar de knelpunten liggen bij de «warme» overdracht. Het streven is erop gericht de resultaten daarvan eind 2008 naar de Kamer te sturen. Gemeenten hoeven overigens niet te wachten op de uitslagen van dat onderzoek.

Het bestuurlijke stelsel van de maatschappelijke opvang bestaat uit 43 centrumgemeenten, die ieder voor zich moeten samenwerken met de regiogemeentes. Het lijkt haar niet aanbevelenswaardig van elke gemeente een eigen opvangvoorziening te vragen, zeker niet voor zwerfjongeren. De regie ligt bij de gemeenten. Het is van groot belang dat de schotten worden doorbroken, niet alleen tussen jeugdzorg en maatschappelijke opvang, maar ook tussen scholing, werk en hulpverlening. Het Trimbosinstituut is belast met de Monitor maatschappelijke opvang. De staatssecretaris moet met dit instituut nog afspraken maken over het monitoren van de plannen van de niet-G4-centrumgemeenten.

Het is van groot belang dat zwerfjongeren worden begeleid. Er is een subsidieverzoek ontvangen voor voortzetting van Take Off, welk verzoek welwillend zal worden bekeken. De ambities van de staatssecretaris moeten concreet vorm krijgen in de stedelijke kompassen, op te stellen door de centrumgemeenten. Haar ambitie is zwerfjongeren passende hulp en opvang te geven. Verder wil zij dat er binnen zeer afzienbare tijd geen centrumgemeente is die geen aandacht besteedt aan zwerfjongeren, en zal zij nauwgezet volgen of dit werkt in de praktijk.

De minister onderstreept dat de provincies verantwoordelijk zijn voor jongeren die jeugdzorg nodig hebben, en gemeenten voor het preventieve jeugdbeleid en de maatschappelijke opvang, en dus ook voor jongeren onder de achttien jaar. Belangrijk is de aansluiting tussen het lokale en het provinciale domein. Hij verwijst naar het Landelijk beleidskader jeugdzorg, waarin afspraken zijn gemaakt. Die kunnen meer worden ingezet op preventie, doorstroming en nazorg. Er moet meer werk worden gemaakt van de afspraken tussen provincies en gemeenten op de drie genoemde punten. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de centra voor jeugd en gezin. De bureaus jeugdzorg krijgen een voorpostfunctie binnen de centra voor jeugd en gezin. Bij de vroegsignalering spelen zaken als het EKD en de verwijsindex een belangrijke rol. Daar komt nog bij dat jongeren soms niet voldoende gemotiveerd zijn voor jeugdzorg in een vrijwillig kader. In het uiterste geval kan via een rechterlijke machtiging tot gesloten jeugdzorg worden overgegaan. Het ligt niet voor de hand om de campussen daarbij een rol te laten spelen.

Wat moet worden aangeboden in de centra voor jeugd en gezin? Naast de jeugdgezondheidszorg moet ook opvoed- en opgroeiondersteuning worden aangeboden: informatie en advies, signalering, toeleiding naar het lokale en regionale zorg- en hulpaanbod, licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Behandeling kan doorlopen tot na het achttiende levensjaar, maar ook als dat niet aan de orde is, is een warme overdracht aan bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang noodzakelijk. Daarin spelen de centra voor jeugd en gezin een belangrijke rol. De gemeenten hebben lokaal de regie: zij moeten ervoor zorgen dat goede afspraken worden gemaakt over coördinatie van zorg, samenwerking en informatie-uitwisseling, waarover de Kamer in de brief van 16 november uitgebreid is geïnformeerd. Dit wordt «belegd» met een wederkerigheid via wettelijke vastlegging van de regierol van de gemeenten, met het uiteindelijke toezicht van de Inspectie. De minister zal de provincies er nogmaals op attenderen dat zij in hun beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s jeugdzorg specifiek aandacht geven aan zwerfjongeren.

Iedere jongere kan via het bureau jeugdzorg een indicatie krijgen voor de jeugd-GGZ, eventueel in de vorm van een PGB. Voor zover de minister bekend is de houding van de GGZ door de bank genomen cliëntgericht en coöperatief. Wel bestaan in die sector wachtlijsten. Dit jaar is ter oplossing daarvan 13 mln. extra toegekend aan de jeugd-GGZ. Een aparte Handreiking voor de provincies ligt iets anders dan die voor de gemeenten, omdat het bij de provincies gaat om de specifieke verantwoordelijkheid om maatwerk te leveren via indicaties. Wel is de Handreiking voor gemeenten breder beschikbaar gesteld via de site voor de ontwikkeling van de centra voor jeugd en gezin. Voor provincies is vooral belangrijk dat zij in hun eigen beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s aandacht aan de warme overdracht na achttien jaar geven.

Het zal nog een hele uitdaging worden om jongeren met hun vragen makkelijk naar de centra voor jeugd en gezin te krijgen. Veel wethouders hebben juist dat punt opgepakt. Daarom worden centra voor jeugd en gezin ook via internet bereikbaar.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Uitslag (CDA) is blij dat de staatssecretaris de nadruk legt op de persoonsgerichte aanpak: hulpverlening dicht bij de zwerfjongere. In dat verband is het goed dat de gemeenten de regie hebben. In de discussie over de definitie mag de persoonsgerichte aanpak doorklinken. Kan in het aangekondigde onderzoek ook de wijkcomponent worden meegenomen? Zij pleit ervoor dat gemeenten de regie krijgen op beleid, en niet op de uitvoering.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) is blij bij de bewindspersonen een gevoel van urgentie te ervaren. Er moet niet worden gekoerst op kille aantallen, maar op goede zorg.

Mevrouw Timmer (PvdA) is nog niet helemaal gerust gesteld. Zij vindt dit een wat bureaucratisch verhaal. Het gaat om het leveren van maatwerk.

Mevrouw Leijten (SP) benadrukt dat de centra voor jeugd en gezin niet mogen worden gezien als wondermiddel voor het oplossen van alle problemen. Geef de gemeenten de regie! Zij adviseert de bewindslieden naar zwerfjongeren toe te gaan.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) wil dat jongeren de ruimte krijgen om zelf aan te geven wat zij nodig hebben. Ook jongeren onder de achttien jaar hebben recht op vraagsturing. Zij vraagt of de minister in overleg wil treden met staatssecretaris Bussemaker, die ervaring heeft met het opstellen van handreikingen.

De heer Dibi (GroenLinks) vindt dat niet te veel moet worden gefixeerd op het wegwerken van de wachtlijsten, om te voorkomen dat ze cosmetisch worden weggewerkt. Hij vraagt om reële verwachtingen en om afrekenbare doelstellingen.

Mevrouw Agema (PVV) staat voor een harde aanpak. Zij is blij met de uitspraak van de minister dat de gesloten jeugdzorg wel degelijk een mogelijkheid biedt voor zwerfkinderen. Gesloten jeugdzorg is overigens geen gevangenis, maar een plek voor civielrechtelijk geplaatste kinderen. Gaat de minister hierover actief communiceren met de gemeentes en de provincies?

De staatssecretaris zegt dat de gemeenten de regie hebben, zij het wel in samenwerking met anderen. Zij is bereid in het onderzoek de wijkcomponent mee te nemen. De regie ligt inderdaad bij het beleid, maar de uitvoering ligt bij de instellingen en de professionals. Er moet niet worden gekoerst op kille getallen, maar die getallen kunnen wel behulpzaam zijn om te kijken waar het probleem zit, hoe groot het is, hoe het het beste kan worden opgelost en welke ambities daaraan kunnen worden gekoppeld. Over Take Off zal de staatssecretaris nog voor de zomer een besluit nemen. Het is van het grootste belang dat het beleid aansluit bij de problemen van jongeren, dat daarin maatwerk wordt geleverd en dat zicht wordt verkregen op de inhoud van de stedelijke kompassen.

De minister geeft aan dat het ministerie van Justitie verscheidene acties heeft ondernomen die ertoe moeten leiden dat in 2009 iedere jeugdige die op strafrechtelijke titel een justitiële jeugdinrichting (JJI) verlaat, passende nazorg krijgt. Een van die acties is de implementatie van het verantwoordelijkheidskader nazorg, inclusief het realiseren van de totstandkoming van succesvolle informatieverstrekking aan gemeenten over jeugdigen die de JJI’s verlaten. Goede nazorg behelst een persoonsgebonden re-integratietraject, waarbij het betrekken van gemeentelijke voorzieningen noodzakelijk is. Deze werkwijze zorgt ervoor dat alle betrokken organisaties tijdig zijn geïnformeerd, wanneer een jongere de JJI verlaat en in staat zijn hun verantwoordelijkheden waar te maken. De centra voor jeugd en gezin zijn geen wondermiddel, maar wel een essentiële schakel in de hele keten. De gemeenten hebben de regie. De minister mag worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid: ervoor zorgen dat goede afspraken worden gemaakt over de aansluiting tussen de verschillende verantwoordelijke bestuurslagen.

Toezeggingen

Onderdeel: maatschappelijke opvang/vrouwenopvang

Toezeggingen van de staatssecretaris van VWS:

– De Kamer wordt in de volgende voortgangsrapportage geïnformeerd over de problematiek van de buitenslapers.

– De Kamer wordt voor de zomer (2008) nader bericht over het verdeelmodel/verdeelsleutel, het punt van de incassobureaus/incassokosten, de schuldhulpverlening en het schevehuisexperiment.

Onderdeel: zwerfjongeren

Toezegging van de staatssecretaris van VWS:

– De Kamer wordt eind 2008 geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de knelpunten bij de overdracht van het zwerfjongerendossier.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Sjerp


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Uitslag (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en De Wit (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, Çörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Ko°er Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (BVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter, Van Toorenburg (CDA) en Uitslag (CDA).

Plv. leden: Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Nicolaï (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Timmer (PvdA), Gesthuizen (SP), Bosma (PVV), De Wit (SP), Azough (GroenLinks), Arib (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA) en Karabulut (SP).

Naar boven