Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij per brief gevraagd
te reageren op een ingezonden brief van V. over het verbod op en het strafbaar stellen
van het buitenslapen zoals opgenomen in gemeentelijk beleid. Dat doe ik graag. In
de ingezonden brief wordt gesteld dat de bestraffing van en het verbod op buitenslapen
een onmenselijke behandeling is van in het bijzonder dakloze mensen. In deze brief
ga ik tegelijkertijd in op de motie van het lid Bruyning (NSC) over het beboeten van
dakloze mensen.1 Het lid Bruyning heeft tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 juni jl. verzocht
om binnen twee weken geïnformeerd te worden hoe deze motie wordt uitgevoerd.
Ik begrijp de zorgen over het beboeten van dakloze mensen wanneer zij noodgedwongen
buiten moeten slapen. Mijns inziens is het weinig zinvol om mensen te beboeten die
dat meestal niet kunnen betalen. Tijdens het Kamerdebat over het Actieplan Dakloosheid
van 5 juni jl. heb ik aangegeven dat beboeten niet werkt en dat ik van mening ben
dat gemeenten buitengewoon terughoudend zouden moeten zijn met beboeten. Echter, gemeenten
kunnen hier zelf regels over maken. Het opnemen van een «slaapverbod» is een gemeentelijke
afweging die opgenomen kan worden in bijvoorbeeld de Algemene plaatselijke verordening
(APV). Gemeenten die voor een «slaapverbod» kiezen, geven aan dat zo’n verbod gericht
is op het voorkomen van overlast, het bevorderen van leefbaarheid of als stok achter
de deur voor toeleiding naar ondersteuning. Bij het toezicht op de naleving van een
«slaapverbod» zal de opsporingsambtenaar of toezichthouder afwegen welk handhavingsmiddel
hij in de concrete situatie proportioneel acht. In veel gevallen zal een waarschuwing
volstaan.
Samen met gemeenten werk ik in het Nationaal Actieplan Dakloosheid «Eerst Een Thuis»
aan een paradigmashift in de aanpak van dakloosheid; de focus hierbij ligt op preventie
van dakloosheid en op wonen eerst. Het tegengaan van stigmatisering is één van de
aandachtspunten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In opdracht van Straatconsulaat
en het Ministerie van VWS heeft de Radboud Law Clinic verkennend onderzoek gedaan
naar stigmatiserende wet- en regelgeving. De resultaten worden op dit moment geëvalueerd.
Op 4 juni jl. heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van het
Nationaal Actieplan Dakloosheid.2 Op 5 juni jl. heeft een plenair debat plaatsgevonden waar het beboeten van dakloze
mensen aan de orde is geweest.
De motie Bruyning (NSC) roept het kabinet op om gemeenten en de VNG op te roepen om
meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes.
Dit punt zal ik tijdens het volgende Bestuurlijk Overleg over beschermd wonen en maatschappelijke
opvang, met het Ministerie van BZK, VNG, Valente, Aedes, de Nederlandse ggz, Mind
en Aedes, agenderen. Het is aan mijn ambtsopvolger om uw Kamer te informeren over
de uitkomsten van dit overleg, het verkennend onderzoek en de wijze waarop gemeenten
inzetten op alternatieve maatregelen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Ik stuur een afschrift van deze
brief ook in kopie aan de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Almelo.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen