29 314
Beleidsbrief Cultuur 2004–2007

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2005

Graag informeer ik uw Kamer over mijn veiligheidsbeleid op het gebied van het cultureel erfgoed.

Inleiding

Op 30 juni 2004 heb ik de Kamer in een besloten AO geïnformeerd over de diefstal van twee schilderijen uit het Van Gogh Museum in december 2002. Tijdens dit AO heb ik het belang onderstreept dat ik hecht aan de bescherming van ons cultureel erfgoed.

Incidenten als brand, wateroverlast, diefstal, vernieling of moedwillige beschadiging van cultuurgoederen kunnen buitengewoon ingrijpend zijn. Zelfs buiten de getroffen instelling ontstaat dan beroering, wat telkens weer blijkt uit de vele reacties na incidenten als kunstdiefstal of beschadiging. Recent nog kwam dit aan de orde bij diefstallen in het Westfries Museum in Hoorn en het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.

In eerdergenoemd AO heb ik toegezegd begin 2005 een brief over het veiligheidsbeleid aan de Kamer te zenden. Tevens heb ik gemeld dat eind 2004 een risico-inventarisatie en -analyse bij de rijksgesubsidieerde musea wordt uitgevoerd.

Tenslotte heb ik ten behoeve van extra veiligheidsvoorzieningen een oplopende reeks van structurele middelen gereserveerd. Te beginnen met € 2 mln. in 2005 tot € 7 mln. in 2007.

Op het gebied van de veiligheid is dringend behoefte aan structureel beleid. Collectiebescherming zie ik in dat verband als een basistaak voor de instelling. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan het veiligheidsbewustzijn in erfgoedinstellingen. Ik wijs bijvoorbeeld op het belangrijke voorbeeldproject de Haagse Pilot; een uniek samenwerkingsverband tussen negentien collectie-instellingen, brandweer en politie.

Een ander voorbeeld is het internationale congres Glamour for Safety & Security. Ik heb van harte meegewerkt aan dit door het Instituut Collectie Nederland (ICN) en de Nederlandse Museumvereniging (NMV) georganiseerde congres.

In deze beleidsbrief worden de voorwaarden beschreven die zullen leiden tot een duurzaam veiligheids- en voorzieningenniveau bij de rijksgesubsidieerde musea.

Ik geef daarbij zowel uitwerking aan mijn algemene verantwoordelijkheid voor de bescherming van het Nederlandse culturele erfgoed (paragraaf 1), als aan mijn specifieke verantwoordelijkheid voor de in de rijksgebouwen gehuisveste (rijks)collecties (paragraaf 2).

1. Algemene maatregelen bescherming cultureel erfgoed

Bewustzijn en preventie

De beveiliging van collecties en gebouwen mag niet ten koste gaan van de publiekstoegankelijkheid. Ook dient de uitwisseling van collecties, zowel nationaal als internationaal, niet te worden belemmerd. Dat betekent dat aan veiligheidsvoorzieningen hoge eisen worden gesteld.

In de vernieuwde indemniteitsregeling voor bijzondere tentoonstellingen is hier al rekening mee gehouden. Er zal echter altijd een spanningsrelatie blijven bestaan tussen het publieke belang en de veiligheid. Erfgoedinstellingen moeten op basis van hun collectie, gebouw en organisatie een zorgvuldige inschatting kunnen maken van de veiligheidsrisico's, waarbij aan het voorkomen ervan de hoogste prioriteit moet worden gegeven. Een goede preventie start met het bewustzijn van de veiligheidsrisico's en behoort als zodanig tot de basistaken in een erfgoedorganisatie.

Structureel verstevigen infrastructuur

Veiligheidszorg behoort op de eerste plaats tot de verantwoordelijkheid van de individuele instelling, maar onderlinge samenwerking is noodzakelijk en daarmee van grote waarde. Ik zal daarom met name samenwerkingsinitiatieven gaan faciliteren. Dit leidt tot het verstevigen van de infrastructuur voor de veiligheidszorg. De volgende instrumenten zal ik hiervoor inzetten:

– landelijk model netwerkaanpak veiligheidszorg;

– centrale incidentenregistratie;

– centrale diefstalregistratie;

– bundeling informatie en kennis;

– een tijdelijke stimuleringsregeling bij de Mondriaan Stichting voor niet-rijksmusea, archieven, bibliotheken en andere collectiebeherende instellingen.

Hieronder licht ik deze instrumenten toe:

Landelijke Model Netwerkaanpak Veiligheidszorg

Op 1 juli 2004 is de nieuwe Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding in werking getreden. In deze wet is opgenomen dat cultuurbescherming een plaats moet krijgen in de rampenbestrijdingsplannen van gemeenten. Uiteraard na toetsing door de respectieve provincies.

Inmiddels is door het Instituut Collectie Nederland (ICN) een Netwerkaanpak Veiligheid voor collectiebeherende instellingen ontwikkeld. In deze aanpak werken collectiebeherende instellingen samen met de lokale politie en brandweer. Deze samenwerking op het gebied van de individuele calamiteitenplannen voor de collectie draagt bij aan de opbouw van een structureel netwerk.

De samenwerking verhoogt ook de professionaliteit van medewerkers en directies op het gebied van de preventie en levert voordelen op voor het collectiemanagement.

De netwerkaanpak is ontwikkeld tijdens het proefproject in de gemeente Den Haag, dat ik financieel en organisatorisch heb ondersteund. Inmiddels is deze aanpak door het ICN in samenwerking met het Erfgoedhuis Zuid Holland toegepast in de gemeenten Leiden en Delft. Momenteel wordt deze aanpak geïntegreerd in een verder te verspreiden model, het Landelijk Model Netwerkaanpak Veiligheidszorg.

Ik ga de verspreiding van de netwerkaanpak stimuleren door middel van subsidies via de Mondriaan Stichting aan organisaties als erfgoedhuizen en samenwerkende gemeenten en provincies. Daardoor wordt het de provincies en de gemeenten beter mogelijk gemaakt de eigen verantwoordelijkheid voor cultuurbescherming in te vullen.

Centrale incidentenregistratie voor erfgoedinstellingen

Naast te nemen veiligheidsmaatregelen in de instellingen, zie ik het centraal registreren van incidenten (beschadiging, vernieling, diefstal, vandalisme, brand, waterschade) als een belangrijk instrument om de veiligheid structureel te verbeteren. Zowel voor de analyse ten behoeve van het nemen van de juiste preventieve maatregelen, als om voortschrijdend inzicht in de veiligheidszorg mogelijk te maken binnen de gehele erfgoedbeherende sector.

Collectiebeherende instellingen en de particuliere sector hebben het initiatief genomen tot de instelling van een centraal incidentenregistratiesysteem. Op korte termijn wordt een proefsysteem ingericht bij de Koninklijke Bibliotheek. De erfgoedkoepels (de Nederlandse Museumvereniging, het Nationaal Contact Monumenten, de Vereniging voor de Documentaire Informatievoorziening en het Archiefwezen en de Stichting Nederlandse Archeologie) zullen dit proefproject begeleiden. Ik stel dit initiatief uit het brede erfgoed en particuliere veld zeer op prijs en zal een subsidie voor dit project verlenen.

Centrale diefstalregistratie voor cultuurgoederen

Bijzondere aandacht wil ik besteden aan de registratie en de opsporing van kunstdiefstal.

In de aanbevelingen van de conferentie Illegal Trade: fighting illicit traffic in cultural goods tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU onder mijn verantwoordelijkheid gehouden, is geconcludeerd dat alle lidstaten nationale databanken moeten inrichten voor gestolen kunst. De ervaring van landen die al over een dergelijke gespecialiseerde databank beschikken, vaak in combinatie met een gespecialiseerde politiedienst, leert dat deze databanken een uiterst belangrijk instrument zijn in de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Een werkgroep van Europol ontwikkelt momenteel standaarden waaraan deze databanken moeten voldoen om onderling binnen de EU uitwisselbaar te kunnen zijn. Een Europese databank wordt op dit moment evenwel niet opportuun geacht. Met de verantwoordelijke bewindspersonen van Justitie en BZK zal ik bezien welke maatregelen kunnen worden genomen om tot een goed functionerende databank van gestolen kunst te komen die in de opsporingsketen kan worden benut.

Op deze plaats wil ik ook de brief in herinnering brengen die ik op 19 juli 2004 samen met de minister van Justitie naar de Tweede Kamer heb gestuurd. In deze brief komt de ratificatie aan de orde van het 1970 UNESCO verdrag inzake de teruggave van gestolen cultuurgoederen. Toetreding tot dit verdrag draagt bij aan de bestrijding van de illegale handel in gestolen kunst. Een implementatiewetsvoorstel zal dit jaar aan de Tweede Kamer worden gezonden. Het onderwerp verjaringstermijn zal ik hierbij betrekken.

Bundeling informatie en kennis

Ik acht het van belang dat de kennis en informatie over veiligheid systematisch wordt getoetst, gebundeld en toegankelijk gemaakt. De wijze waarop de aanpak hiervan zal worden ingericht wordt op dit moment onderzocht. Ik zal u hierover eind van dit jaar berichten.

Tijdelijke stimuleringsregeling «kwaliteit veiligheidszorg niet-rijksinstellingen»

Gelet op het belang van de kwaliteit van de veiligheidszorg ook bij niet-rijksinstellingen, heb ik besloten om een tijdelijke subsidieregeling ter stimulering hiervan in het leven te roepen. Dit betreft de kwaliteit van de veiligheidszorg bij niet-rijksmusea, archieven, bibliotheken en andere collectiebeherende instellingen. De Mondriaan Stichting zal een subsidieregeling uitvoeren, waarvoor ik gedurende drie jaar € 0,5 miljoen beschikbaar stel. Het gaat daarbij om bestedingsdoelen als de opstelling van integrale beveiligingsplannen, deskundigheidsbevordering en de al eerder genoemde verspreiding van de netwerkaanpak Veiligheidszorg door provincies en gemeenten.

2. Maatregelen m.b.t. de veiligheid van rijksgebouwen en -collecties

Eind januari 2005 is de rapportage Veiligheid voor VRM-musea gereed gekomen. Dit op mijn verzoek opgestelde rapport bevat de resultaten van een risico-inventarisatie en -analyse voor de musea die lid zijn van de Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea (VRM). Het rapport bevat vertrouwelijke bedrijfsinformatie en is om die reden niet openbaar.

De inventarisatie is uitgevoerd door de VRM-musea zelf onder begeleiding van de VRM, het ICN en externe expertise. De snelle totstandkoming en de gedegen invulling van het rapport illustreert het groeiende bewustzijn over veiligheid.

Het rapport schetst de huidige veiligheidssituatie in de VRM-musea, geeft inzicht in knelpunten en achterstanden en bevat per museum incidentele en structurele verbetervoorstellen. Tevens bevat het rapport een door ieder van de musea opgestelde kostenindicatie om inzicht te krijgen in de kosten die het opheffen van de knelpunten met zich meebrengen. Het rapport bevestigt de urgentie van het nemen van maatregelen.

Verschillen in collectie, gebouw(en) en situatie per museum kunnen elk maatgevend zijn voor mogelijk te treffen veiligheidsmaatregelen. Het rapport constateert dat het streven naar één algemeen geldende norm niet realistisch is. Beter is het in te zetten op procesnormering. Daarbij kan de instelling inspelen op de situatie en veranderingen in het museum en tegelijkertijd rekening houden met ontwikkelingen in de risico's en de mogelijke veiligheidsmaatregelen. In relatie daarmee beveelt het rapport aan dat elk van de instellingen beschikt over een strategische visie op beleidsniveau en dat deze wordt geconcretiseerd in een integraal beveiligingsplan, waarin de organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen in onderlinge samenhang aan de orde komen. Het calamiteitenplan voor de collectie, waar alle verzelfstandigde rijksmusea nu over beschikken, maakt deel uit van dit integrale plan. De Inspectie Cultuurbezit (ICB) zal de aanwezigheid van het integrale beveiligingsplan toetsen als vast onderdeel van de jaarlijkse inspectie.

Ik neem de aanbevelingen uit het rapport over en stel € 7 miljoen beschikbaar om de incidentele en structurele maatregelen uit te voeren. Ik zal de 25 VRM-musea vragen in hun respectieve beleidsplannen een strategische visie op de veiligheid op te nemen in de vorm van een integraal beveiligingsplan. Voor het opstellen van dit plan zal ik per VRM-museum eveneens een financiële bijdrage geven.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Naar boven