29 310
Aanpassing van de Gemeentewet, de Provinciewet en enkele andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en het provinciebestuur

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 april 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

ARTIKEL I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ba

Na artikel 32 wordt een nieuw artikel 32a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 32a

De stukken die van de raad uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend en door de griffier medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester worden de stukken die van de raad uitgaan ondertekend door degene die krachtens artikel 77 de burgemeester als voorzitter van de raad vervangt.

2. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Da

Na artikel 59 wordt een nieuw artikel 59a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 59a

1. De stukken die van het college uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

2. Het college van burgemeester en wethouders kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het college, aan de secretaris of aan een of meer andere gemeenteambtenaren.

3. De medeondertekening door de secretaris is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het college uitgaan ingevolge het tweede lid is opgedragen aan de secretaris of een of meer andere gemeenteambtenaren.

3. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd dat luidt:

Ea

De artikelen 75, 105, 107c vervallen.

B

ARTIKEL II wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt verletterd tot Aa. Vóór onderdeel Aa wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

A

Na artikel 32 wordt een nieuw artikel 32a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 32a

De stukken die van provinciale staten uitgaan, worden door de commissaris ondertekend en door de griffier medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de commissaris worden de stukken die van provinciale staten uitgaan, ondertekend door degene die krachtens artikel 75 de commissaris als voorzitter van provinciale staten vervangt.

2. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ba

Na artikel 59 wordt een nieuw artikel 59a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 59a

1. De stukken die van gedeputeerde staten uitgaan, worden door de commissaris ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

2. Gedeputeerde staten kunnen de commissaris toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van gedeputeerde staten, aan de secretaris of aan een of meer andere provinciale ambtenaren.

3. De medeondertekening door de secretaris is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het college uitgaan ingevolge het tweede lid is opgedragen aan de secretaris of een andere provinciale ambtenaar.

3. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ca

De artikelen 74, 102, 104c vervallen.

C

Onder vernummering van ARTIKEL X tot ARTIKEL XI wordt een nieuw ARTIKEL X ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL X

In artikel VII, eerste lid, van de Wet dualisering gemeentebestuur wordt «twee jaar na deze datum» vervangen door: de datum van inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Kamerstukken 28 995).

Toelichting

A

In artikel 75, eerste lid, van de Gemeentewet is geregeld dat de stukken die van de raad uitgaan, worden ondertekend door de burgemeester. Niet is aangegeven in welke hoedanigheid de burgemeester de stukken ondertekent: in de hoedanigheid van de burgemeester als afzonderlijk bestuursorgaan of als voorzitter van de raad. De plaatsing van artikel 75 in hoofdstuk IV wekt de indruk dat het hier de burgemeester als afzonderlijk bestuursorgaan betreft.

Artikel 77 bepaalt dat bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester zijn ambt wordt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. De wethouder die de burgemeester als voorzitter van het college vervangt, ondertekent de stukken die uitgaan van het college.

Als het gaat om de ondertekening van stukken die van de raad uitgaan, is thans sprake van onduidelijkheid. Die wordt veroorzaakt door het feit dat de plaatsing van artikel 75 in het hoofdstuk over de burgemeester de indruk wekt dat de burgemeester de stukken ondertekent in zijn hoedanigheid van afzonderlijk bestuursorgaan. Dat zou impliceren dat bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester de van de raad uitgaande stukken door een wethouder zouden moeten worden ondertekend. Omdat de thans bestaande onduidelijkheid kan leiden tot niet rechtsgeldig getekende raadsbesluiten, wordt voorgesteld om de ondertekening, medeondertekening en het plaatsvervangend tekenen van raadstukken te regelen in titel II, hoofdstuk II De raad. Dat maakt duidelijk dat burgemeester de van de raad uitgaande stukken ondertekent in zijn hoedanigheid van raadsvoorzitter. Het impliceert voorts dat de plaatsvervangend raadsvoorzitter de stukken ondertekent bij afwezigheid van de burgemeester.

In dit hoofdstuk wordt voorgesteld na artikel 32 een nieuw artikel 32a in te voegen waarin voor de stukken die van de raad uitgaan, wordt bepaald dat de stukken worden ondertekend door de burgemeester als voorzitter van de raad en worden medeondertekend door de griffier. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester als voorzitter van de raad ondertekent de plaatsvervangend raadsvoorzitter, te weten het langstzittende lid van de raad. Artikel 75, eerste lid, en artikel 107c worden als gevolg hiervan geschrapt.

Naar analogie hiervan wordt de ondertekening van collegestukken, de medeondertekening en het plaatsvervangend ondertekenen opgenomen in titel II, hoofdstuk III Het college van burgemeester en wethouders. Na artikel 59 wordt voorgesteld een nieuw artikel 59a in te voegen waarin bepaald wordt dat de burgemeester als voorzitter van het college de stukken die van het college uitgaan ondertekent en de secretaris medeondertekent. Het college van burgemeester en wethouders kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het college, aan de secretaris of aan een of meer andere gemeenteambtenaren. In dat geval is er geen sprake meer van medeondertekening door de secretaris. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter van het college ondertekent de door het college aan te wijzen wethouder. Artikel 75, tweede lid, en artikel 105 worden als gevolg hiervan geschrapt.

B

Voor de Provinciewet wordt dezelfde regeling voorgesteld ten aanzien van de ondertekening van stukken die uitgaan van provinciale staten en gedeputeerde staten.

C

In onderdeel C wordt artikel VII van de Wet dualisering gemeentebestuur gewijzigd. In de oorspronkelijke bepaling was bepaald dat commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 82 van de Gemeentewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, hun bevoegdheden nog twee jaar zouden kunnen blijven uitoefenen. Gedachte daarachter was de verwachting dat de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden binnen twee jaar in werking zou zijn getreden. Nu dit waarschijnlijk niet het geval zal zijn, wordt met onderhavige wijziging bewerkstelligd dat de commissies hun bevoegdheden kunnen blijven uitoefenen tot de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

Naar boven