29 297
Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en van de Faillissementswet in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PbEG L 110)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
  
Artikel 94:Artikel 94:
Aan artikel 94, wordt na het zesde lid, een lid toegevoegd, luidende:Aan artikel 94, wordt na het negende lid, een lid toegevoegd, luidende:
7. Artikel 67 is van overeenkomstige toepassing.10. Artikel 67 is van overeenkomstige toepassing.
  
Artikel 156, tiende lid:Artikel 156, tiende lid:
10. De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschriften als bedoeld in het eerste, derde en zesde lid aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:10. De Pensioen- & Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschriften als bedoeld in het eerste en derde lid en de voordracht of het verzoek, bedoeld in het zesde lid, aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
  
Artikel 156, tiende lid, laatste zin:Artikel 156, tiende lid, laatste zin:
Indien het een voordracht of verzoek als bedoeld in het zesde lid betreft, zendt de griffier een afschrift daarvan aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan de in onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b bedoelde toezichthoudende autoriteiten.Indien het een voordracht of verzoek als bedoeld in het zesde lid betreft, zendt de griffier een afschrift daarvan aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
  
Artikel 163a, vierde lid:Artikel 163a, vierde lid:
4. De bewindvoerders doen tevens aankondiging van de beschikkingen in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen, alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Vanaf de dag waarop deze aankondiging heeft plaatsgevonden vallen de vorderingen die bevoorrecht zijn hetzij op zekere bepaalde goederen van de verzekeraar of, indien het een bijkantoor van een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, van dat bijkantoor, hetzij op al zijn goederen onderscheidenlijk de goederen van het bijkantoor, onder de werking van artikel 163, eerste lid. De artikelen 110 tot en met 113 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing is op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel, indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, het bijkantoor. Artikel 213l, eerste lid, onderdeel e, van de Faillissementswet, is van overeenkomstige toepassing. 4. De bewindvoerders doen tevens aankondiging van de beschikkingen in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen dagbladen, alsmede in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Vanaf de dag waarop de eerste aankondiging heeft plaatsgevonden vallen de vorderingen die bevoorrecht zijn hetzij op zekere bepaalde goederen van de verzekeraar of, indien het een bijkantoor van een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, van dat bijkantoor, hetzij op al zijn goederen onderscheidenlijk de goederen die tot het bijkantoor moeten worden gerekend, onder de werking van artikel 163, eerste lid. De artikelen 110 tot en met 113 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing is op de bewindvoerders onderscheidenlijk de verzekeraar dan wel, indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, het bijkantoor. Artikel 213l, eerste lid, onderdeel e, van de Faillissementswet, is van overeenkomstige toepassing.
 Artikel 165, vierde lid:
 3. In het vierde lid, eerste zin, wordt de zinsnede «de Staatscourant en in ten minste drie door de rechtbank aan te wijzen dagbladen» vervangen door: de Staatscourant, in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen dagbladen en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
 4. In het vierde lid, tweede zin, wordt de zinsnede «of gerechtigden op uitkering» vervangen door: of schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering.
  
 Artikel 171p:
 Op verzoek van een bewindvoerder uit een andere lid-staat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een saneringsmaatregel, vastgesteld in een andere lid-staat dan Nederland door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Faillissementswet.
  
FaillissementswetFaillissementswet
 Artikel 213cc
 Op verzoek van een curator uit een andere lid-staat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een liquidatieprocedure, geopend in een andere lid-staat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid.
  
Artikel 214Artikel 214
De schuldenaar die voorziet, dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surseance van betaling aanvragen. Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96, bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn procureur ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.1. De schuldenaar die voorziet, dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surseance van betaling aanvragen. 2. Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96, bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn procureur ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. 3. Bij het verzoekschrift kan een ontwerp van een akkoord worden gevoegd. 4. Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.
  
ARTIKEL III 
  
Vanaf het tijdstip dat zowel het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surseance van betaling en faillissement (kamerstukken 1999/2000, 27 244 nr. 2), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt of is getreden, als deze wet in werking treedt of is getreden, komt artikel 214 van de Faillissementswet als volgt te luiden: 
  
Artikel 214  
1. De schuldenaar kan, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, surseance van betaling aanvragen. 2. De schuldenaar zal zich tot het aanvragen van surseance van betaling bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn procureur ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. 3. In het verzoekschrift of in een daarbij te voegen bijlage worden opgenomen: a. een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96; b. een opgave waaruit blijkt dat gehele of gedeeltelijke voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming mogelijk is; en c. een ontwerp van een saneringsplan. 4. Bij het verzoekschrift kan een ontwerp van een akkoord worden gevoegd. 5. Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, onderdeel a. 
Memorie van toelichtingMemorie van toelichting
  
AlgemeenAlgemeen
  
OverigOverige richtlijnbepalingen
De richtlijn bevat bepalingen met betrekking tot bekendmaking, inkennisstelling en samenwerking. In het wetsvoorstel worden bepalingen gewijzigd of toegevoegd die op betrokkenen, zoals de curator of bewindvoerder, de Pensioen- & Verzekeringskamer en de griffier van de rechtbank, een verplichting opleggen met betrekking tot bekendmaking, inkennisstelling van de schuldeisers en samenwerking. Tot slot bevat de richtlijn een regeling met betrekking tot de rangorde van vorderingen op de verzekeraar. In het wetsvoorstel wordt de huidige rangorde van de vorderingen in een noodregeling en faillissement gewijzigd. Zie daarover de volgende paragraaf.De richtlijn bevat bepalingen met betrekking tot bekendmaking, inkennisstelling en samenwerking. In het wetsvoorstel worden bepalingen gewijzigd of toegevoegd die op betrokkenen, zoals de curator of bewindvoerder, de Pensioen- & Verzekeringskamer en de griffier van de rechtbank, een verplichting opleggen met betrekking tot bekendmaking, inkennisstelling van de schuldeisers en samenwerking. Tot slot bevat de richtlijn een regeling met betrekking tot de rangorde van vorderingen op de verzekeraar. In het wetsvoorstel wordt de huidige rangorde van de vorderingen in een noodregeling en faillissement gewijzigd. Zie daarover de volgende paragraaf.
  
 De richtlijn bevat enkele facultatieve bepalingen die niet worden geïmplementeerd. Die worden hieronder bij de toelichting per onderwerp besproken. Andere richtlijnbepalingen geven een voorschrift voor een situatie die zich in Nederland niet voordoet. Het betreft de artikelen 6, vierde lid, eerste en tweede zin, 7, eerste en tweede lid, en 28, eerste lid, tweede zin. Andere richtlijnbepalingen worden niet geïmplementeerd omdat dit in de gekozen omzettingstechniek niet nodig is. Het betreft de artikelen 1, 3, en 30, eerste lid, en tweede lid, eerste volzin.
  
 Omzettingstermijn
 De omzettingstermijn verstreek op 20 april 2003. Als gevolg van de com- plexiteit, veroorzaakt door een combinatie van toezichtrecht, insolventierecht en internationaal privaatrecht, heeft de voorbereiding van het wetsvoorstel, inclusief het overleg met betrokkenen, meer tijd in beslag genomen dan was voorzien.
 Naar verwachting zijn de gevolgen van de overschrijding van de omzettingstermijn beperkt. Indien tijdens de overschrijding van de omzettingstermijn geen insolventieprocedure wordt geopend tegen een verzekeraar – in Nederland of in een andere lidstaat – zijn er geen gevolgen. Er zij op gewezen dat het buitengewoon weinig voorkomt dat een verzekeraar wordt onderworpen aan een insolventieprocedure. Indien voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, wel een verzekeraar zou worden onderworpen aan een insolventieprocedure, geldt het volgende. Indien het een insolventieprocedure tegen een verzekeraar in een andere lidstaat betreft, ligt het in de lijn der verwachting dat wordt vooruitgelopen op de inwerkingtreding van de in dit wetsvoorstel opgenomen regels betreffende internationale rechtsmacht, erkenning van in een andere lidstaat genomen rechterlijke beslissingen en toepasselijk recht. Hierbij zij gewezen op het zogeheten Balenpersarrest (HR 25 september 1992, NJ 1992, 750), waarin een anticiperende werking van een verdrag op het terrein van internationaal privaatrecht door de Hoge Raad werd aanvaard indien aan twee vereisten is voldaan. Het eerste vereiste is dat de nog niet in werking getreden regel niet wezenlijk verschilt van de regels die zich reeds hebben ontwikkeld. In dit verband wordt erop gewezen dat de regels betreffende toepasselijk recht en erkenning grotendeels dezelfde zijn als in de EG-insolventieverordening, en dat, voor wat betreft de regels betreffende internationale rechtsmacht het voor hoogst onwaarschijnlijk moet worden gehouden dat een insolventieprocedure tegen een verzekeraar in een andere lidstaat wordt geopend waar hij niet zijn statutaire zetel heeft. Het tweede door de Hoge Raad in gereleveerde arrest genoemde vereiste is dat het verdrag waarop men wenst te anticiperen, binnen afzienbare tijd voor Nederland in werking zal treden. In dit kader zij opgemerkt dat verwacht mag worden dat de in de richtlijn vervatte regels binnen afzienbare tijd in Nederland zullen zijn geïmplementeerd.
 Voor wat betreft het uitgaande verkeer wijzen wij erop dat de overschrijding van de omzettingstermijn geen consequenties heeft voor de gevolgen in een andere lidstaat van een in Nederland geopende insolventieprocedure. Die gevolgen worden geregeld door de wet waarmee de richtlijn is omgezet in de desbetreffende lidstaat.
 Voor wat betreft de gevolgen binnen Nederland wijzen wij op de rangregeling van vordering, ten aanzien van welke rangregeling wijziging wordt voorgesteld bij dit wetsvoorstel. Voor het geval niet ook op de nieuwe rangregeling zou worden vooruitgelopen, zij erop gewezen dat de verschillen tussen de huidige rangregeling en de bij dit wetsvoorstel voorgestelde rangregeling in de praktijk zeer gering zijn.
 Slot van § 6:
 Artikel 11 van de richtlijn bepaalt dat de lidstaat van herkomst kan voorschrijven dat, indien een in die lidstaat ingesteld garantiestelsel wordt gesubrogeerd in vorderingen uit hoofde van verzekering, de rangregeling niet geldt voor vorderingen van dat stelsel. Deze bepaling is in de richtlijn opgenomen teneinde rekening te houden met die lidstaten waarvan de wet nu reeds bepaalt dat het garantiestelsel wel wordt gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser met een vordering uit hoofde van verzekering, maar waarbij de vordering tot verhaal van het garantiestelsel niet dezelfde rang heeft als de oorspronkelijke vordering van de schuldeiser met een vordering uit hoofde van verzekering. Van de door artikel 11 van de richtlijn geboden mogelijkheid is geen gebruik gemaakt omdat in de Nederlandse wet een dergelijke regel niet voorkomt.
 In Nederland kan slechts het Waarborgfonds Motorverkeer als een garantiestelsel worden beschouwd. Op grond van artikel 27, eerste lid, laatste volzin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, heeft het Waarborgfonds Motorverkeer tegenover de verzekeraar de rechten van de benadeelde. De richtlijn geeft geen aanleiding deze bepaling te wijzigen.
  
 Bij de richtlijn hoort een bijlage, betreffende een register, waarvan artikel 10, derde lid, van de richtlijn bepaalt dat bedoeld register moet worden aangehouden door verzekeraars in een lidstaat die opteert voor de oplossing waarbij schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering in hun verhaal een absolute voorrang hebben op de activa ter dekking van de technische voorzieningen. Wij hebben niet voor deze oplossing gekozen, zodat artikel 10, derde lid, van de richtlijn niet behoeft te worden geïmplementeerd.
  
 Nieuwe § 9:
 9. Uitgebrachte adviezen
 Adviezen zijn uitgebracht door de Pensioen- & Verzekeringskamer, het Verbond van Verzekeraars, de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Raad voor de rechtspraak. Hieronder wordt ingegaan op de voornaamste punten uit deze adviezen.
 De Pensioen- & Verzekeringskamer heeft er in haar advies opgewezen dat de noodregeling niet alleen als saneringsprocedure maar ook als liquidatieprocedure kan worden beschouwd. Mede naar aanleiding van die opmerking is in het wetsvoorstel een onderscheid voorgesteld met betrekking tot de machtigingen die in de noodregeling aan de bewindvoerder kunnen worden verleend. Dit onderscheid betreft drie soorten machtigingen: de machtiging tot sanering, de machtiging tot liquidatie en de machtiging tot zowel sanering als liquidatie. Een en ander is hierboven in § 7 toegelicht. Deze driedeling komt als zodanig niet voor in het advies van de Pensioen- & Verzekeringskamer, maar is naar aanleiding van haar advies wel informeel met haar besproken. Een en ander heeft ons aanleiding gegeven de regeling met betrekking tot de intrekking van de vergunning te wijzigen, hetgeen eveneens informeel met de Pensioen- & Verzekeringskamer is besproken. Voorts heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer geadviseerd dat verzekeraars zonder vergunning kunnen worden onderworpen aan de noodregeling en onder de specifieke bepalingen in de Faillissementswet vallen. Dit advies is opgevolgd. In dit verband kan worden gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 26 augustus 2003 (RvdW 2003, 136), waarin de Hoge Raad heeft beslist dat de Pensioen- & Verzekeringskamer ook van een verzekeraar die nooit een vergunning heeft gehad, het faillissement kan aanvragen.
 Het Verbond van Verzekeraars vraagt zich in zijn advies af of, in geval van een insolventieprocedure tegen een verzekeraar in een andere lidstaat waarvan de gevolgen worden beheerst door het recht van die lidstaat, degene die een vordering aan de verzekeraar voldoet na de opening van het faillissement maar voor de publicatie daarvan, voldoende is beschermd. De richtlijn bevat daaromtrent geen regel. Of degene die een vordering in bedoelde omstandigheden voldoet wordt beschermd, is een vraag die moet worden beantwoord aan de hand van het recht van die andere lidstaat. De richtlijn verplicht wel tot publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en tot inschrijving in een register in Nederland. Aldus is de insolventieprocedure ook in Nederland kenbaar. Voorts adviseerde het Verbond van Verzekeraars niet de termen «polishouders» en «uitkeringsgerechtigden» te gebruiken, maar aan te sluiten bij de in de richtlijn voorkomende term «vordering uit hoofde van verzekering». Dit advies is opgevolgd. Het Verbond acht het vervolgens ongewenst dat de Pensioen- & Verzekeringskamer bedenkingen kan aanvoeren tegen de aard en de waardering van de waarden die de technische voorzieningen moeten dekken. Deze, in het wetsvoorstel in artikel 67, eerste lid, Wtv 1993, opgenomen bepaling komt overeen met de nu reeds in artikel 68, vijfde lid, Wtv 1993 opgenomen bepaling. De richtlijn geeft geen aanleiding deze regel te wijzigen. Tot slot noemen wij als onderdeel van het advies van het Verbond de vraag of de noodregeling niet mede op herverzekeraars van toepassing moet kunnen worden verklaard. Wij merken hierover het volgende op. Directe verzekeraars die tevens optreden als herverzekeraar vallen wel onder de Wtv 1993, en derhalve is in voorkomend geval de noodregeling ten aanzien van hen van toepassing. Professionele herverzekeraars, die het verzekeringsbedrijf uitsluitend als herverzekeraar uitoefenen, vallen buiten de werkingssfeer van de Wtv 1993. Zij vallen derhalve niet onder het door de Pensioen- & Verzekeringskamer uitgeoefende toezicht. Voorts wijzen wij erop dat de reikwijdte van de richtlijn is beperkt tot directe verzekeraars. Er bestaat dan ook op dit moment geen aanleiding om de reikwijdte van de noodregeling uit te breiden tot herverzekeraars.
 De Staatscommissie voor het international privaatrecht heeft geen bezwaar tegen de wijze van omzetting van de richtlijn, waarbij ervoor is gekozen de richtlijnbepalingen over te nemen in de Nederlandse wet in plaats van de EG-insolventieverordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren. De EG-insolventieverordening is weliswaar rechtstreeks van toepassing, maar verzekeraars vallen buiten het toepassingsgebied. Mede naar aanleiding van het advies van de Staatscommissie is in het wetsvoorstel aandacht geschonken aan de verzekeraars die niet aan de vergunningplicht hebben voldaan. De Staatscommissie adviseert de in de EG-insolventieverordening voorkomende definitie van «lidstaat waar een goed zich bevindt» in het wetsvoorstel over te nemen. Dit zou naar ons oordeel evenwel neerkomen op een in de wet op te nemen interpretatie door de Nederlandse wetgever van een in de richtlijn voorkomend begrip, welke interpretatie is voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Wel merken wij hier op dat het ons aannemelijk lijkt dat het in de richtlijn voorkomende maar daar niet gedefinieerd zijnde begrip dezelfde inhoud heeft als in de EG-insolventieverordening. Voorts constateert de Staatscommissie dat in de aan haar voorgelegde versie van het wetsvoorstel een enkele maal niet de formulering van de richtlijn is gevolgd. Zij noemt daar in het bijzonder de toevoeging in artikel 171k Wtv 1993 van het woord «uitsluitend» en zij adviseert dit woord, conform de richtlijn, achterwege te laten. Dit advies is opgevolgd. Tot slot wordt hier als punt uit het advies van de Staatscommissie genoemd het advies om op te nemen dat in andere lidstaten genomen andere beslissingen dan de beslissing tot opening van de insolventieprocedure hier te lande ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de EG-Executieverordening, gelijk ook in de EG-insolventieverordening is bepaald. De richtlijn noopt daar echter niet toe.
 De Raad voor de rechtspraak heeft een positief advies gegeven.
ArtikelsgewijsArtikelsgewijs
  
Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
  
Artikel 1, onderdeel ddArtikel 1, onderdeel dd
De definitie van «vordering uit hoofde van verzekering» is zo veel mogelijk overgenomen uit artikel 2, onderdeel k, van de richtlijn. Hieronder vallen de vorderingen van degene die gerechtigd zijn tot uitkering van een verzekeraar, zoals polishouders, begunstigden en benadeelden als bedoeld in artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.De definitie van «vordering uit hoofde van verzekering» is zo veel mogelijk overgenomen uit artikel 2, onderdeel k, van de richtlijn. Hieronder vallen de vorderingen van degenen die gerechtigd zijn tot uitkering van een verzekeraar, zoals polishouders, begunstigden en benadeelden als bedoeld in artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Onder de definitie valt eveneens – in de woorden van artikel 2, onderdeel k van de richtlijn – het voor een schuldeiser gereserveerde bedrag, «zo lang nog niet alle elementen van de schuld bekend zijn».
  
Artikel 156, tweede lidArtikel 156, tweede lid
  
Het tweede lid is gewijzigd in dier voege, dat de benoeming van een rechter-commissaris in een noodregeling verplicht is gesteld. Dit was al praktijk: in de weinige noodregelingen die zijn uitgesproken is steeds een rechter-commissaris benoemd. De wijziging loopt parallel met het in wetsvoorstel 27 244 voorgestelde artikel 215, vierde lid van de Faillissementswet. Ook in de surseance wordt in de praktijk steeds een rechter-commissaris benoemd, zonder dat daartoe een verplichting bestond. Het tweede lid is gewijzigd in dier voege, dat de benoeming van een rechter-commissaris in een noodregeling verplicht is gesteld. Dit was al praktijk: in de weinige noodregelingen die zijn uitgesproken is steeds een rechter-commissaris benoemd.
  
 Artikel 156, laatste alinea
 Artikel 13, tweede lid, van de richtlijn bepaalt, voor het geval waarin de vergunning is ingetrokken, dat de lidstaat van herkomst kan bepalen dat bepaalde activiteiten met de instemming en onder toezicht van de toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaat worden verricht. Deze bepaling behoeft geen implementatie. Het huidige artikel 152, tweede zin, Wtv 1993, bepaalt reeds dat de verzekeraar die verplicht is zijn bedrijf af te wikkelen nadat zijn vergunning is ingetrokken, onderworpen blijft aan de bepalingen van die wet.
 Artikel 165
 In artikel 165 worden in het eerste, tweede en vijfde lid, wijzigingen aangebracht in de verwijzingen naar andere artikelen. De wijziging van het vierde lid, eerste zin is een aanpassing aan andere bepalingen, zoals de artikelen 156, twaalfde lid en 163a, vierde lid van de Wtv 1993 en artikel 213h, eerste lid, van de Faillissementswet. Met de wijziging van het vierde lid, tweede zin, wordt aangesloten bij de definitie in artikel 2, onderdeel k in de richtlijn van «schuldvordering uit hoofde van verzekering».
  
Artikel 171b, tweede alineaArtikel 171b, tweeda alinea
De in artikel 9 van de richtlijn genoemde voorbeelden zijn dezelfde als de voorbeelden, genoemd in artikel 4, tweede lid, van de Insolventieverordening. De verschillen in formulering in de Nederlandse versie op dit punt tussen de richtlijn en de Insolventieverordening worden veroorzaakt door vertaalkwesties. De bewoordingen van de Insolventieverordening zo nauw mogelijk volgend, betreft het de volgende voorbeelden. De in artikel 9 van de richtlijn genoemde voorbeelden zijn dezelfde als de voorbeelden, genoemd in artikel 4, tweede lid, van de EG-insolventieverordening. De verschillen in formulering in de Nederlandse versie op dit punt tussen de richtlijn en de EG-insolventieverordening worden veroorzaakt door vertaalkwesties. Omdat de lijst in artikel 9, tweede lid, slechts voorbeelden bevat, zijn deze niet in het wetsvoorstel doch in deze memorie van toelichting opgenomen. Het betreft de volgende voorbeelden, waarbij de bewoordingen van de EG-insolventieverordening zo nauw mogelijk zijn gevolgd.
  
Artikel 171pArtikel 171p
Gereserveerd voor registratiebepalingArtikel 171p geeft uitvoering aan artikel 28 van de richtlijn. De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel dient te kunnen worden ingeschreven in openbare registers zodat derden zich op de hoogte kunnen stellen van het feit dat elders in de Europese Unie een saneringsmaatregel is vastgesteld. Artikel 171p bepaalt dat inschrijving centraal plaatsvindt in het faillissementsregister van de rechtbank 's-Gravenhage. Zodra het Centraal Insolventieregister operationeel zal zijn, zullen de gegevens bovendien in dat register worden verwerkt.
  
FaillissementswetFaillissementswet
  
Artikel 213 ccArtikel 213cc
Gereserveerd voor registratiebepalingZie voor de toelichting op artikel 213cc de toelichting op artikel 171p Wtv 1993.
Naar boven