29 287
Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Uitvoering Inkomensafhankelijke Regelingen

29 258
Wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met andere wijze van aanpassing kinderbijslagbedragen

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 december 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 1 december 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Wijn van Financiën over:

– het kabinetsstandpunt inzake integratie en stroomlijning van kinderregelingen, een inkomens(on)afhankelijke kinderbijslag en afbouw van de correctie op het verzamelinkomen bij inkomensafhankelijke regelingen (29 287, nr. 2);

– de antwoorden op commissievragen over de in de nota Algemene Kinderbijslagwet aan de orde te stellen thema's (29 258, nr. 15);

– de brief over de uitgaven (van gezinnen) aan kinderen en kostendekkendheid van kindgerelateerde tegemoetkomingen (29 258, nr. 16);

– de brief houdende nadere informatie over kostendekkendheid kinderregelingen (29 258, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Örgü (VVD) geeft aan dat het inkomensbeleid de aanpak van de armoedeval inhoudt en een verdere stroomlijning van inkomensafhankelijke regelingen, met name voor de zorg, kinderen en wonen. De huidige kinderkorting wordt meer glijdend inkomensafhankelijk gemaakt en met ingang van 2004 verhoogd. Zij vraagt meer inhoud te geven aan de uitgangspunten: het vermijden van de armoedeval, het meer werken en verdienen moet ook lonen en de arbeidsdeelname van vrouwen moet niet worden ontmoedigd. Deelt de minister deze opvatting? Zij stemt in met de hoofdlijnen van het voorstel, al is het niet briljant. Het kabinet gaat niet in op het rapport van de werkgroep Harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen. Kan dat alsnog? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende modellen? Waarom is gekozen voor een bepaald model? Ook vraagt zij om een onderbouwing over de vraag waarom de drie varianten geen instemming verkregen, terwijl ze toch budgettair neutraal zijn. Wanneer zal het plan voor de stroomlijning van de kinderregeling zijn geïmplementeerd? Zij gaat in op de AKW, die zij steunt. Ook in de toekomst moet men niet aan de inkomensonafhankelijkheid tornen, wel wil de VVD met de regering van gedachten wisselen over de uitvoering van de Kinderbijslagwet met behulp van de Belastingdienst in verband met de vereenvoudiging van de regelgeving en uitvoering. Wat vindt het kabinet ervan? Er bestaan veel kortingen voor de ouders, die inkomensafhankelijk zijn maar de Kinderbijslagwet moet voor iedereen gelden, inkomensonafhankelijk. Wellicht levert een regeling door de Belastingdienst geld op, dat kan worden gebruikt voor andere doelen. Het minimum voor de toeslagen voor alleenstaande ouders ligt fors hoger dan voor de twee-oudergezinnen. Waarom is dat? Kan men het verschil verkleinen? De VVD heeft het voorstel gedaan het schoolgeld af te schaffen. Men kan het makkelijk verrekenen met de overige regelingen, en budgettair neutraal en zonder koopkrachteffecten doorvoeren. Het scheelt veel bureaucratie en voor de ouders is het eenvoudiger. De staatssecretaris van Financiën stond positief tegenover het voorstel van de VVD. Wanneer volgt een concreet voorstel? In het onderzoek naar de afschaffing van het schoolgeld kunnen de overige regelingen worden meegenomen. De VVD wil het voor de ouders overzichtelijker maken.

Mevrouw Noorman-Den Uyl (PvdA) vindt de harmonisatie van inkomensafhankelijke maatregelen positief. Nu is er helaas geen scheiding tussen de beleidsstrategische aspecten en de maatregelen, die de burger toegang moeten verschaffen aan voorzieningen van algemeen belang. Daardoor is de armoedevaldiscussie in Nederland ingewikkeld. In het gehanteerde instrument moet men een onderscheid maken. De armoedeval moet verdwijnen, ook in verband met de arbeidsmotivatie. Het kabinet kiest voor een beperkt aantal maatregelen: vier fiscale kinderkortingen worden gebundeld, opgehoogd en meer glijdend gemaakt. Dat is een goed instrument, al is de mate van afglijden een punt van discussie. Het nadeel van deze bundeling is de globale definiëring in de regelingen, waardoor sommigen veel minder geld zullen ontvangen. De criteria moet men goed in de gaten houden om het doel van de regeling te handhaven. De criteria van de Belastingdienst bepalen veel kortingsregelingen, het is een grof systeem. Bij het begrip «alleenstaande ouders» hoort eigenlijk ook het samenwonen met een eerstegraads bloedverwant, zoals in de bijstand en de AOW ook het geval is. Bij de Belastingdienst kan dat helaas niet. Men moet veel gedifferentieerder recht doen aan de mensen met behulp van de vele mogelijkheden van ICT.

Mevrouw Noorman-Den Uyl is voorstander van veralgemeniseren waar het kan, en voor individualiseren waar het moet. Daarom is zij voor globale regelingen, maar soms doet men de mensen er onrecht mee. De voorgestelde bundeling van de vier regelingen is goed, al ontstaan er soms individuele problemen. Wel heeft zij problemen met de door het kabinet voorgestelde variant 2E vanwege de nadelige gevolgen van het systeem, omdat 160 mln euro vooral naar de inkomens boven modaal gaan. Dat is een fundamenteel probleem. Kiest het kabinet voor dit model? De PvdA-fractie vindt het goed de scherpe inkomensdaling te mitigeren, maar het geld gaat vooral naar de inkomens die het niet nodig hebben. Het voorstel voldoet niet aan de criteria dat de laagste inkomens niet de dupe moeten worden, een te groot koopkrachtverlies moet men compenseren, de voorzieningen moeten bereikbaar en toegankelijk blijven. De voorgestelde afbouw is te traag en kan men slimmer inrichten. Hoeveel meer ontvangen de huishoudens met een inkomen tot € 39 000? Om hoeveel huishoudens gaat het en welk deel van de 200 mln euro is voor hen bestemd? Diezelfde vragen stelt zij over de huishoudens met een inkomen van € 29 000 tot € 39 000 en van € 39 000 tot€ 72 000. Waarom is niet gekozen voor een ander systeem van afbouw, met name het trapsgewijze systeem zoals dat in België bestaat? Dat zou de transparantie voor de burger verbeteren. Het is goed dat bij de kinderbijslag is gekozen voor een balans tussen een vast en een inkomensafhankelijk bedrag. Zij bewaart haar opmerkingen over de huursubsidie voor de tweede termijn, maar de wijze van definiëring van het verzamelinkomen moet men herzien. Ongerust is zij over de plannen tot 2006 met betrekking tot de ongewenste inkomenseffecten. De voorstellen moeten op een eerlijke en transparante manier worden gepresenteerd, ook in relatie met de zorgtoeslag.

Mevrouw Smilde (CDA) hecht aan een modern en verantwoord familie- en gezinsbeleid. Het voorstel is een stap in de strijd tegen de armoedeval van gezinnen met kinderen. Een bezwaar van de inkomensafhankelijke regeling is dat de middeninkomens er te weinig van profiteren en dat deze zelfs bijdraagt aan de armoedeval, zodat er stille armoede ontstaat bij de gezinnen rond modaal. Daarom kiest de fractie van het CDA ervoor alle kinderregelingen te stroomlijnen, er meer geld voor uit te trekken en een evenwichtige afbouw te realiseren. De werkgroep Harmonisatie is met voorstellen gekomen en het kabinet kiest voor de eerste variant, die ook haar instemming krijgt. Aan de onderkant is de korting wezenlijk verhoogd en door de geleidelijke afbouw tot inkomens van € 45 000 is een marginale druk van 4% mogelijk. Op die manier zullen ook de middeninkomens profiteren van de kinderkorting. De administratieve lastendruk wordt ermee verlaagd, al blijft het de vraag of de korting op een eenvoudige wijze is te verkrijgen.

Voor dit alles is 200 mln euro uitgetrokken. Uit de Wet op de zorgtoeslag blijkt dat hiervoor ook een bedrag uit de kinderregeling is betrokken en dat is de verkeerde volgorde. Uiteraard wordt rekening gehouden met de inkomenseffecten van de Zorgwet, maar de kinderkorting is niet bedoeld voor de algemene kosten en niet specifiek voor de premiekosten in de zorg. Begrijpt zij de plannen goed? De zorgtoeslag moet niet uit de 200 mln euro komen. Kan men reeds na een jaar de effecten van de maatregelen bij de geïntegreerde kinderkortingen meten op de financiële positie van de gezinnen? Is een extra financiële impuls noodzakelijk of is deze vorm van afbouw adequaat? Komt het geld voor iedereen op de goede plek terecht?

Het CDA is het eens met de plannen om het lesgeld af te schaffen in 2007, maar is niet voor een afschaffing van de kinderbijslag voor de 16- en 17-jarigen omdat men de noodzakelijke kosten nu al niet kan compenseren. Zij vraagt om een specificatie van de kosten voor de kinderen tussen de 12 en 18 jaar. Zij wacht de plannen voor de afschaffing van het lesgeld af, wellicht is de inkomenspositie over een paar jaar veranderd. Het CDA hecht bij de inkomensonafhankelijke kinderbijslag aan de solidariteit tussen de generaties, en tussen mensen met en zonder kinderen. Zij onderschrijft de doelstelling van het kabinet daarover. De inkomensafhankelijke kinderkortingen zijn daarnaast een goed instrument.

De heer Van der Vlies (SGP) vindt een debat over het stroomlijnen van de vele kinderregelingen goed. Vanwege de verfijning en effectcorrecties zijn er de laatste jaren veel bijgekomen. Transparantie en deregulering zijn nodig, maar de armoedeval is ook een belangrijk argument. Solidariteit tussen de gezinnen met en zonder kinderen is gewenst, zodat hij de voorgestelde inkomensonafhankelijke kinderbijslag steunt. Deze regeling is ontstaan door het stroomlijnen van de vroegere kinderaftrek en kindertoeslag, waarbij indertijd een duurzame inkomensonafhankelijkheid is afgesproken. De samenvoeging van de inkomensafhankelijke regelingen is een goede zaak, maar men moet het aantal kinderen verdisconteren in de uitwerkingsvoorstellen. De stroomlijning kan budgettair neutraal verlopen, maar per regeling kunnen herverdelingseffecten ontstaan, gewild of ongewild. De ongunstige effecten moeten naar draagkracht en redelijkheid worden opgelost. Bij een kindgebonden budget blijft de keuzevrijheid van de ouders belangrijk. Hoe denkt de regering erover? Het stuk is onduidelijk over de inkomenseffecten in de Wet inkomensafhankelijke regelingen. Hoe zit het met de cumulatieve effecten? Hij verzoekt om meer inzicht voor de behandeling in het komende voorjaar.

De heer De Wit (SP) vindt het voorstel goed omdat men de regeling eenvoudiger maakt door de integratie en de betere inrichting van de afbouw. Treden er ongunstige herverdelingseffecten op? De verzilveringproblematiek komt helaas onvoldoende aan de orde, in verband met de lagere inkomens die geen belasting betalen. Het gaat om 2,5 mln euro. Waarom doet men er niets mee? Uit een recent rapport van het CBS blijkt dat rijkere ouders meer uitgeven aan hun kinderen, ook voor het onderwijs, wat bevestigt dat de huishoudens met lage inkomens tekort komen. Wat vindt de minister ervan? De SP is geen voorstander van een inkomensonafhankelijke kinderbijslag. Rijke ouders hebben de bijslag niet nodig en de arme ouders juist meer.

De heer De Wit stelt een inkomensafhankelijke kinderbijslag voor: € 260 bijslag extra voor de inkomens tot € 20 000, bij de inkomens tussen de € 20 000 en € 60 000 moet het basisbedrag worden afgebouwd tot het huidige basisbedrag van € 1009, en voor de inkomens tussen de € 60 000 en € 100 000 wordt de bijslag geleidelijk afgebouwd tot nul. Ook dat voorstel is budgettair neutraal, waarvan de uitvoering in handen komt van de Belastingdienst. Wat vindt de minister van dit voorstel? De marginale druk zou op die manier 0,65% voor de laagste inkomens zijn en voor de hogere inkomens oplopen tot 2,5%. Het overheidsgeld kan efficiënter worden besteed. Ruim tweederde van de bevolking vindt dat de kinderbijslag inkomensafhankelijk moet zijn. De SP kiest voor solidariteit tussen hogere en lagere inkomens. Het afschaffen van het lesgeld is een goede zaak, maar de herverdelingseffecten zijn daarbij zeer belangrijk.

De heer Rouvoet (Christenunie) vindt de kabinetsvoorstellen niet spectaculair. Hij had gehoopt op de introductie van een kindgebonden budget. Kan men er meer duidelijkheid over verstrekken? Hij vraagt om een serieus onderzoek in dat kader, met inbegrip van de bestaande kinderregelingen. Het uitgangspunt moet zijn: een inkomensonafhankelijke component zoals de kinderbijslag, naast een inkomensafhankelijke component. De voor- en nadelen moeten duidelijk worden, evenals de vormgeving van een nieuw systeem. Een kindgebonden budget biedt goede mogelijkheden voor een verdere integratie, bij voorkeur uitgevoerd door één instantie, de Belastingdienst of de SVB. Hij vraagt om meer aandacht voor de inkomens- en koopkrachtontwikkeling van de gezinnen met kinderen. Nederland scoort niet hoog in een gezinsvriendelijk beleid. Is de kinderbijslag toereikend voor de grote gezinnen, ook in het kader van de kosten voor het lesgeld en vervoer? Wat bedoelt men met de passage over het niet teveel uit de pas laten lopen van de financiële positie van de gezinnen met kinderen ten opzichte van de gezinnen zonder kinderen? De kinderbijslag kan ruimhartiger zijn dan nu het geval is, zeker om de grote gezinnen te ontzien. Hoe hoog zijn de bedragen van de kinderregelingen in andere landen? De stroomlijning van de regelingen is goed. Hij vraagt om een onderbouwing van de keuze voor een van de varianten van het kabinet. Kiest men voor variant 1C? Daarbij gaat men helaas niet uit van een korting per kind. Kan zijn eerdere voorstel daarover bij de reactie van het kabinet worden betrokken? Waarom zijn de negatieve inkomenseffecten van de huursubsidie en WTOS niet gecompenseerd, terwijl het wel gebeurt bij de eigen woningregelingen?

De heer Vendrik (Groen Links) mist de aanwezigheid van minister Hoogervorst omdat de gevolgen van het zorgstelsel grote negatieve gevolgen heeft voor de gezinnen met kinderen. Het kabinet kiest ervoor de ziektekostenpremies voor kinderen tot 18 jaar te betalen, wat betekent dat particulier verzekerden er per kwartaal € 228 op vooruit gaan. Het betekent een verdubbeling van de kinderbijslag voor de hogere inkomens. Daardoor komt het debat over de inkomensonafhankelijke kinderbijslag in een ander daglicht te staan. Hij pleit voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag, evenals voor inkomensafhankelijke premies bij de financiering van een basisstelsel in de zorg.

Ook in het kader van de armoedeval en de hoogte van de marginale druk zorgt het zorgstelsel voor negatieve effecten. Hij vraagt om een verklaring van het kabinet over de 600 mln euro lastenverlichting voor de gezinnen met hogere inkomens. Helaas is het uitgangspunt van de solidariteit tussen de rijke en arme gezinnen volgens het kabinet minder belangrijk, of die tussen zieke en gezonde mensen.

De keuze voor een inkomensonafhankelijke kinderbijslag is kostengeoriënteerd, maar het gaat vooral om de kansen voor kinderen op ontplooiing. Dat vergt een inkomensafhankelijke bijslag. De stroomlijning van de kinderregelingen is goed, maar daarbij pleit hij ook voor een inkomensafhankelijk systeem waarbij de hoogte van het inkomen bepalend is voor de hoogte van de korting, evenals het aantal kinderen. Naast het voordeel van de integratie is er dan een aan de werkelijke kosten gerelateerde kinderbijslag, ook in het kader van de kinderopvang.

Hij vraagt om verduidelijking van het kabinet over de effecten van de verschillende regelingen. Hij wijst op de negatieve gevolgen voor de alleenstaande ouders in het kader van de armoedeval en vraagt ook aandacht voor de heffingskorting voor de niet-werkende partner. Kan die niet bij het kinderbudget worden betrokken? GroenLinks pleit voor het afschaffen van het lesgeld en wacht op een reactie op het voorstel van de heer Blok. Het budgettaire gat mag de hogere inkomens niet bevoordelen.

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de voorstellen onderdeel zijn van een breder beleid, gericht op het verminderen van de armoedeval en de administratieve lasten bij de uitvoering. De keuze is gemaakt voor glijdende schalen om de effecten in de sfeer van de armoedeval te optimaliseren. Door de bundeling van de bestaande inkomensafhankelijke regelingen te uniformeren en het inrichten van een loket voor de uitvoering wordt het systeem transparanter en klantvriendelijker.

De armoedeval is niet 138% maar het door GroenLinks genoemde effect komt uit op 4%, zoals in de stukken staat. Het niet-gebruik van de inkomensafhankelijke regelingen wordt door de bundeling teruggedrongen. Daarom worden de bestaande kortingen verhoogd, geïntegreerd en meer glijdend inkomensafhankelijk gemaakt. De stroomlijning moet niet al te negatieve effecten hebben en daarvoor is geld gereserveerd in het Hoofdlijnenakkoord, te weten 300 mln euro. Daarvan is de helft bestemd voor de groep tot aan € 29 000, de andere helft voor daarboven. Een bedrag van 100 mln euro is ingezet in 2004, 50 mln euro in 2005, en nog eens 150 mln euro in 2006, los van de compensatie in het kader van het zorgstelsel.

Het kabinet kiest voor een variant van de kinderkortingen 1C omdat daarin het meest optimale evenwicht is bereikt. Het debat over het kindgebonden budget zal volgens afspraak worden gevoerd. De participatiebevordering van de vrouwen maakt onderdeel uit van het regeringsbeleid, waarvoor extra en specifiek geld nodig is. Een zuiver kindgebonden budget komt pas in beeld als die participatie evenwichtig zal zijn. Het debat moet men echter blijven voeren. Voor het in evenwicht brengen van de geldstromen voor de gezinnen die wel of geen gebruik maken van de kinderopvang is een te hoog bedrag nodig. Er zijn geen mogelijkheden voor en is nu ook niet noodzakelijk. De verhogingen van de fiscale kinderkortingen leiden tot een verbetering van de inkomenspositie, vooral van de gezinnen met lage inkomens. De in het rapport beschreven effecten zijn vrij nauwkeurig benoemd, maar in het kader van de behandeling van Awir zal hij met samenhangende voorstellen komen, evenals over de inkomenseffecten in het kader van de basisverzekering en zorgtoeslag. Dat debat over het compensatiepakket volgt dan, in 2006.

Ook voor de alleenstaande ouder of partner is de geleidelijke afbouw positief in het kader van het verminderen van de armoedeval. Er is 100 mln euro extra ingezet voor de kinderopvang in 2005. De samenvoeging van de regelingen voor de kinderkorting maakt het geheel transparanter en heeft geen scherpe inkomensval tot gevolg. De variant 1C zorgt voor een goed evenwicht tussen inkomensbescherming en ondersteuning voor huishoudens met kinderen, en de noodzakelijk participatie. De kinderbijslag moet inkomensonafhankelijk blijven.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat in op de inkomensonafhankelijke kinderbijslag waarvoor brede steun bestaat. Het ligt niet voor de hand de bijslag door de Belastingdienst de laten regelen, het zou de administratieve druk ook niet verminderen. Het voorstel van de heer De Wit is ook negatief voor de middeninkomens, naast de toename van de marginale druk naarmate het aantal kinderen groter is. De combinatie van de kinderbijslag en de kinderkortingen geeft een betere balans. Het aantal gezinnen met meer dan drie kinderen is beperkt. Er ontstaan wel schaalvoordelen als de kinderen groter zijn. De compensatie neemt evenredig toe met het aantal kinderen. Het saldo van de kostendekkendheid voor grotere gezinnen verschilt niet veel van dat van kleinere gezinnen. Hij zal een schriftelijke opsomming leveren van de bedragen van de kinderbijslag in andere landen, evenals een indicatie van de kostendekkendheid van kindgerelateerde tegemoetkomingen in de gezinnen met meer dan drie kinderen. Op pagina 42 is de samenhang van het totale pakket reeds duidelijk gemaakt. Het uitgangspunt van de kinderbijslag is het verkleinen van de verschillen tussen de huishoudens met en zonder kinderen. Bij de kinderen tot vier jaar zijn de kosten en inkomsten van de kinderopvang niet meegerekend, omdat het deze te specifiek zijn en van geval tot geval variëren.

De staatssecretaris van Financiën geeft aan dat de uitvoering van de kinderbijslag door de SVB goed loopt. Het lijkt hem goed om bij de Awir terug te komen op de discussie over het Belgische systeem. De eigen bijdrage in de diverse domeinen moet men betrekken bij de problematiek van de armoedeval, zoals in Nederland reeds gebeurt. De bundeling van de inkomensafhankelijke regelingen geeft vanaf 2007 duidelijk inzicht in het verzamelinkomen en de nodige transparantie. De definitie van het huishouden verandert niet, maar het inkomen van het huishouden is voortaan de basis. De effecten voor de koopkracht zijn pas bij de Miljoenennota 2006 helder en dat geldt ook voor de zorgtoeslag. De richting is echter duidelijk. In het stuk van de Awir gaat het slechts voor een klein deel over het bezit van een eigen woning. Bij de Huursubsidie gaat het wel om een kleine aanpassing, € 77 in een jaar waarvoor een afbouw is voorgesteld. Dat zijn de beperkte effecten van de Awir, maar de totale effecten zijn in 2006 aan de orde. Na de stroomlijning is de regeling voor de ouders net zo overzichtelijk, omdat men de kinderkorting via de VT-formulieren terug kan krijgen. Automatisch zal de Belastingdienst die korting voortaan jaarlijks meenemen. Bij de verzilvering bestaat geen probleem. In den brede kost de verzilvering niet 2,5 mln euro maar tussen de 50 en 100 mln euro vanwege de samenhang met andere heffingskortingen bij de hogere inkomens. Op WML-niveau speelt het probleem echter niet. Vroeger was er een belastingvrije som per belastingplichtige, die aan de alleenverdiener kon worden overgeheveld. Nu is het via een heffingskorting geregeld, individueel uitbetaald.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Noorman-Den Uyl (PvdA) heeft niet op al haar vragen antwoord ontvangen. Zijn de kosten nu 300 of 200 mln euro? Is het juist dat een bedrag van 150 mln euro gaat naar de mensen die tot nu toe geen kinderkorting ontvingen? Hoe groot zijn beide categorieën en wat betekent dit voor hun koopkracht? De kinderkortingen zijn onderdeel van het totaalpakket van de Awir en de zorgtoeslag. Die zaken moet men ten opzichte van elkaar beoordelen, inclusief de effecten.

Zij kan niet instemmen met systeemwijzigingen die ongewenste inkomenseffecten met zich mee kunnen brengen. Daarom wil zij de effecten voor de komende jaarwisseling weten. De toeslag voor de bijstandsouders heeft niet alleen met het kind te maken maar ook met woonlasten en andere zaken. Men vergelijkt appels met peren. De minister moet duidelijke informatie geven, waarin ook een vergelijking met het NIBUD is gemaakt. Gaat de minister ook de pleegkindvergoeding of die voor de gehandicapte kinderen aanpassen op basis van deze vergelijking? Het schrappen van het lesgeld is een optie, maar men kan ook denken aan een verlaagde kinderbijslag of een schuif tussen de bijslag en kindertoeslag. Er zijn daarbij een aantal modaliteiten mogelijk.150 mln euro voor de ouders die op dit moment geen kinderkorting krijgen, is veel geld. Dat levert vreemde koopkrachteffecten op. De verzilveringproblematiek doet zich voor bij 31 000 alleenstaande ouders in de bijstand.

Mevrouw Smilde (CDA) vraagt of eerst de zorgtoeslag wordt geregeld, waarna men de kinderkortingen zal bekijken.

De heer Van der Vlies (SGP) is het eens met de mengvorm van inkomensonafhankelijkheid en -afhankelijkheid in de plannen. Hij blijft voor een kindgebonden budget pleiten. Het kabinet beklemtoont de eigen verantwoordelijkheid van mensen en de vrijheid van keuzepatronen. Daarom is een gedifferentieerde benadering op zijn plaats: bepaalde ouders spreken voor de kinderopvang het formele circuit aan, ouderen het informele circuit. Volgt in de loop van 2005 een reparatievoorstel voor de koopkrachteffecten vanwege het basisstelsel in de zorg?

De heer De Wit (SP) geeft aan dat de kinderbijslag de belemmering voor het krijgen van kinderen moet wegnemen, naast de financiële ondersteuning voor de ouders. Die steun is vooral noodzakelijk voor de mensen met een laag inkomen. De ouders met de hogere inkomens geven twee keer zo veel uit voor de kinderen, zij hebben de bijslag niet nodig. In het rapport blijkt dat de gezinnen tot € 58 000 geen nadeel ondervinden van zijn voorstel. De middeninkomens gaan er niet op achteruit. Tot € 60 000 is de marginale druk 0,65% per kind, bij vijf kinderen is die 3%. De marginale druk bij de regeringsplannen komt uit op 4%. De Belastingdienst kan de kinderbijslag verschaffen omdat men goed op de hoogte is van het inkomen. Hij hoopt dat men zijn voorstel in overweging neemt.

De heer Rouvoet (Christenunie) heeft waardering over de intentie voor de solidariteit tussen de mensen met of zonder kinderen, al blijft een discussie over de mate van inkomensafhankelijkheid op zijn plaats. Hij vroeg naar de cijfers vanwege de solidariteitsgedachte van de verschillende stelsels, bezien in de internationale context. Ook verzoekt hij de minister om de effecten voor de grote gezinnen inzichtelijk te maken. Bij de kostendekkendheid moet men het lesgeld betrekken. Over het kindgebonden budget is hij blij met de positieve houding van het kabinet en andere fracties. De participatiedoelstelling moet men echter niet uitspelen tegen het principe van een rechtvaardiger wijze van keuzevrijheid bij de kinderopvang. Hij vraagt een reactie op de ingediende motie bij het Belastingplan om de kinderkorting uit te keren per kind in plaats van per gezin.

De heer Vendrik (Groen Links) gaat in op de heffingskorting van de niet-werkende partner, omdat men alle gevolgen moet betrekken bij het voorstel. Hetzelfde geldt voor de combinatiekorting. De heffingskorting heeft niet veel te maken met de individualisering maar wilde vooral de kostwinnersfaciliteit in stand houden. Hij stelt een andere regeling voor. Het budget dat is gemoeid met de heffingskorting van de niet-werkende partner moet men toevoegen aan het budget met fiscale kinderkortingen. Hij wijst op de herintredersval voor vrouwen, juist vanwege de heffingskortingen. Over de combinatiekorting heeft hij reeds een voorstel ingediend om deze in te richten voor de alleenstaande ouders. Wat vindt de staatssecretaris van zijn voorstellen? De grondslag van de kinderbijslag is het recht op ontplooiing, maar de inkomensonafhankelijkheid is daarmee eigenlijk in tegenspraak. Uit het CBS-onderzoek blijkt het verschil tussen de kosten voor de kinderen en de tegemoetkoming van de bijslag. Ook de afnemende meerkosten bij meerdere kinderen zijn niet verdisconteerd in de bijslag. Men moet van de werkelijke kosten uitgaan. De minister van SZW is verantwoordelijk voor het totale inkomensbeleid. Waarom discussieert men nu niet over het algemene beeld van de inkomenseffecten? Wil men compenseren? Het is jammer dat de minister niet inhoudelijk ingaat op zijn kritiek.

De minister wijst erop dat 100 mln euro reeds in 2004 is besteed. Voor 2005 en 2006 resteert 200 mln euro, te verdelen in respectievelijk 50 en 150 mln euro. Voor de helft gaat het geld naar de inkomens tot € 29 000, zoals op pagina 14 van het rapport staat.

De ambtenaar van SZW, de heer Camps legt uit dat op pagina 14 variant C is doorberekend, waaruit blijkt dat de kinderkorting omhoog gaat voor de inkomens tot € 30 000. De korting bouwt geleidelijk af tot een inkomen van € 45 000. De korting houdt eerder op dan nu het geval is.

De minister geeft aan dat niet voor een curve is gekozen om de marginale druk constant te houden en dat is goed uit het oogpunt van de participatiebevordering. De macro-uitgaven voor de lagere en middeninkomens zijn ongeveer hetzelfde, al is het procentuele effect bij de lagere inkomens hoger. In tabel 5 en 6 worden de inkomenseffecten duidelijk. Het maximale effect is min € 110 en plus € 538. Dat is de prijs van de stroomlijning. Het kabinet bekijkt het inkomensbeleid echter altijd in zijn totaliteit en die ziet er solide uit. De financiële effecten van de Awir zijn in het rapport aangegeven maar de concrete informatie zal hij later uiteraard verstrekken. De totale inkomenseffecten krijgen ieder jaar vorm en hij is daarop aanspreekbaar. De discussie komt terug in 2006.

De staatssecretaris van Financiën licht toe dat de Awir een procedurewet is, terwijl er niets is veranderd aan de materiële koopkrachtbeelden. Op 8 december a.s. sluit de inbrengdatum voor het verslag bij de Awir en ook daar kan men de vragen kwijt. Daarna kan hij op alle vragen antwoorden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de keuzevrijheid bij de kinderopvang belangrijk is, die discussie loop door. GroenLinks wil de effecten van de basisverzekering Zorg betrekken bij het inkomensbeleid van het kabinet. Hij is het daarmee eens. De basisverzekering levert kolossale inkomensgevolgen op, zodat men heeft gekozen voor de introductie van een zorgtoeslag. Men moet de mogelijke ongelijkheid tussen de gezinnen met en zonder kinderen wegen, op het moment van de discussie over de basisverzekering en de premiestructuur, naast het moment van de weging van het totale inkomensbeeld van 2006. Hij is daarvoor de verantwoordelijke minister. Nu gaat het om de stroomlijning van de verschillende regelingen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid merkt over het voorstel van de heer De Wit op, dat het uitgangspunt van het kabinet de combinatie van inkomensafhankelijke en -onafhankelijke regelingen is en blijft. De marginale druk blijft een rol spelen. Als men aan de doelstelling van het verkleinen van de verschillen tussen huishoudens met en zonder kinderen vasthoudt, is de benadering van de heer de Wit ten aanzien van de hogere inkomens niet houdbaar. Hij zal de cijfers in diens rapport nog eens extra bekijken en schriftelijk reageren. Het kabinet kiest principieel voor een andere richting. Ook de door de heer Rouvoet gevraagde informatie zal hij zo snel mogelijk verschaffen. De uitgaven aan de allerjongste kinderen zijn relatief hoog, onder andere door de kosten aan de kinderopvang. Die uitgaven zijn in het rapport van het CBS buiten beschouwing gelaten, ook omdat er vergoedingen voor bestaan. Hij zal kijken of hij de door de PvdA gevraagde gegevens kan verstrekken.

De staatssecretaris van Financiën gaat in op de Awir. Het is een procedurele wet en harmoniseert verschillende zaken als bezwaar, vaststelling en uitvoeringstechnische effecten. Toch zijn de regelingen erin, bijvoorbeeld huur en zorg, aparte regelingen die bij de vakdepartementen zijn ondergebracht. De minister van SZW houdt het totale beeld van de koopkracht in de gaten. De Awir zelf heeft geen koopkrachteffecten. De kinderbijslag is per kind geregeld. Als er meer kinderen zijn, dalen de relatieve kosten per kind. De huidige voorstellen zijn evenwichtig. In ieder geval in het belastingplan 2006 komt hij terug op de vraag van de heer Rouvoet om de kinderkorting uit te keren per kind in plaats van per gezin. Een motie over het in kaart brengen van de voor- en nadelen daarvan zal hij uitvoeren. De kinderbijslag moet inkomensonafhankelijk blijven. De heer Vendrik ging in op de heffingskorting, die echter niet is bedoeld als een kinderfaciliteit. Over de combinatiekorting zijn afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Ten opzichte van de werkeloosheidsval van de alleenstaande ouders zijn de alleenverdieners stelselmatig achtergebleven. Het gelijktrekken is een bewust beleid. Voor de bijstandsouders bestaat geen verzilveringprobleem vanwege het effect van de netto-nettokoppeling.

De voorzitter stelt vast dat het kabinet de volgende toezeggingen heeft gedaan:

– de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de Kamer schriftelijk informeren over de bedragen van de kinderbijslag in andere Europese landen;

– de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de Kamer schriftelijk informeren over een indicatie van de kostendekkendheid met betrekking tot gezinnen waarbij sprake is van meer dan drie kinderen;

– de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal schriftelijk reageren op het tijdens de vergadering uitgereikte rapport van de SP;

– de staatssecretaris van Financiën zal uiterlijk in het belastingplan 2006 reageren op de motie met betrekking tot de voor- en nadelen van de kinderkorting per kind.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven