29 285
Wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingsstructuur)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 november 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt «artikel 18.1, tweede lid» vervangen door: artikel 18.1a, tweede lid.

B

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 18.3f als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 18.3a» vervangen door: de artikelen 18.3a en 18.3d.

2. In het zesde lid wordt na «de Staten-Generaal» ingevoegd: en aan provinciale staten.

C

Artikel I, onderdeel D, subonderdeel 2, komt te luiden:

2. Artikel 20.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt «of».

2. In onderdeel e wordt de puntkomma aan het slot van dat onderdeel vervangen door een komma.

3. De onderdelen f en g worden geletterd j en k.

4. Er worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

f. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 18.3d, eerste lid, of 18.3f, eerste lid,

g. houdende een aanwijzing van Onze Minister met toepassing van artikel 18.3f, zevende lid, aan burgemeester en wethouders of aan het dagelijks bestuur van een waterschap ter zake van de uitvoering door deze bestuursorganen van het bepaalde krachtens artikel 18.3,

h. houdende een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 18.3e, eerste lid, laatste volzin,

i. houdende een vordering als bedoeld in artikel 18.8a, eerste lid,.

5. In onderdeel j (nieuw) wordt de puntkomma aan het slot van dat onderdeel vervangen door een komma en wordt na de komma toegevoegd: of.

D

In artikel I, onderdeel F, subonderdeel 2, wordt «artikel 18.1, eerste lid» vervangen door: artikel 18.1a, eerste lid.

E

Na artikel I worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (kamerstukken 27 008) na tot wet te zijn verheven in werking is getreden of in werking treedt vóór of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel B, van deze wet, voorzover het betreft artikel 18.3e, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in werking treedt, vervalt in de tweede volzin van artikel 18.3e, eerste lid, in artikel I, onderdeel B, van deze wet «en vierde».

ARTIKEL IB

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (kamerstukken 27 008) na tot wet te zijn verheven in werking treedt na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel B, van deze wet, voorzover het betreft artikel 18.3e, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in werking treedt, wordt na artikel III van die wet een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IV

In artikel 18.3e, eerste lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer vervalt «en vierde».

ARTIKEL IC

Indien artikel II, onderdeel E, van het bij koninklijke boodschap van 5 maart 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (kamerstukken 28 808), nadat dat voorstel van wet tot wet is verheven, in werking is getreden of in werking treedt vóór of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel F, van deze wet in werking treedt, komt artikel I, onderdeel F, subonderdeel 1, van deze wet te luiden:

1. De zinsnede «of artikel 5.3, vijfde lid» wordt vervangen door: ,5.3, vijfde lid, of 18.3.

ARTIKEL ID

Indien artikel II, onderdeel E, van het bij koninklijke boodschap van 5 maart 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (kamerstukken 28 808), nadat dat voorstel van wet tot wet is verheven, in werking treedt na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel F, van deze wet in werking treedt, wordt in artikel II, onderdeel E, van die wet «toegevoegd: of artikel 5.3, vijfde lid» vervangen door: ingevoegd: ,5.3, vijfde lid,.

Toelichting

Onderdelen A en D

Ingevolge artikel I, onderdeel F, van de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275) en de instelling van een emissieautoriteit (Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), dat in werking treedt per 1 januari 2005, wordt artikel 18.1 vernummerd tot artikel 18.1a. De onderdelen A en F, subonderdeel 2, van artikel I van het onderhavige wetsvoorstel worden hiermee in overeenstemming gebracht.

Onderdeel B

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van het eerste lid van artikel 18.3f van de Wet milieubeheer voorziet de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van de aanwijzingsbevoegdheid waarmee kan worden afgedwongen dat gedeputeerde staten gebruik maken van hun bevoegdheid om aan burgemeester en wethouders of aan het dagelijks bestuur van een waterschap een aanwijzing te geven ter zake van de uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 18.3 van de Wet milieubeheer.

De in dit onderdeel opgenomen wijziging van het zesde lid van artikel 18.3f van de Wet milieubeheer voorziet er in dat van een besluit van de Minister van VROM, houdende een aanwijzing aan gedeputeerde staten, tevens mededeling wordt gedaan aan provinciale staten.

Onderdeel C

Ingeval gedeputeerde staten nalaten gevolg te geven aan een aanwijzing van de Minister van VROM om gebruik te maken van hun bevoegdheid om een aanwijzing te geven aan burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van een waterschap, voorziet het voorgestelde artikel 18.3f, zevende lid, van de Wet milieubeheer in de bevoegdheid voor de Minister van VROM om zelf op kosten van de betrokken provincie aan de betrokken gemeente of aan het betrokken waterschap de aanwijzing te geven.

Het voorgestelde artikel 20.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer voorziet er reeds in dat tegen een besluit van gedeputeerde staten, houdende een aanwijzing aan een gemeente of waterschap, geen beroep openstaat. Het ligt in de rede tevens geen beroep mogelijk te maken tegen een zodanig besluit indien dit op kosten van de provincie wordt genomen door de minister met gebruikmaking van artikel 18.3f, zevende lid. In dit onderdeel wordt artikel 20.2, tweede lid, op dit punt aangevuld.

Dit onderdeel voorziet tevens in een technische aanpassing aan artikel I, onderdeel P, subonderdeel 2, van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, waarin artikel 20.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer ingaande 1 januari 2005 wordt gewijzigd.

Onderdeel E

De in dit onderdeel opgenomen artikelen IA en IB regelen de samenloop met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (kamerstukken 27 008).

De in dit onderdeel opgenomen artikelen IC en ID regelen de samenloop met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (kamerstukken 28 808).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven