29 283
Onderzoek naar infrastructuurprojecten

nr. 43
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2006

Op woensdag 5 april jongstleden is een plenair debat gevoerd met de regering over de uitwerking van de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nr. 67, blz. 4237–4247). In dit debat zijn door enkele leden vragen gesteld aan het Presidium over de uitwerking van de aan de Kamer gerichte aanbevelingen. Het Presidium wil u nu informeren over de stand van zaken.

Drie aanbevelingen van de tijdelijke commissie infrastructuurprojecten zijn gericht aan de Kamer1. Op 11 november 2005 bent u laatstelijk geïnformeerd over de stand van zaken (29 283, nr. 36).

Aanbeveling 5 heeft betrekking op de informatieplicht van de regering aan het parlement. Over dit thema is een advies opgesteld door de commissie vernieuwing Wet op de parlementaire enquête. De commissie heeft haar advies op 3 november 2005 aangeboden (29 283, nr. 29). Dit advies zal worden betrokken bij de parlementaire behandeling van het initiatiefvoorstel van wet op de parlementaire enquête 200.. De commissiebehandeling van het initiatiefvoorstel zal geschieden door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanbeveling 8 heeft betrekking op het oprichten van een kennis- en controlecentrum. Het Presidium heeft eerder geconstateerd dat deze aanbeveling in strijd kan zijn met de motie Rambocus (29 527, nr. 21). Naar aanleiding van deze conclusie heeft de werkgroep heroriëntatie ondersteuning fracties (WHOF) nadere voorstellen ontwikkeld. Deze behelzen onder meer een effectieve verhoging van het onderzoeksbudget van 0,5 miljoen. De voorstellen van de WHOF zijn betrokken bij de raming 2007. Direct na de behandeling van de raming zal het Presidium een nadere uitwerking van de voorstellen aan u aanbieden. Met deze extra middelen is er extra ruimte voor het inschakelen van specialistische kennis waar nodig. Momenteel wordt op ambtelijk niveau een aantal opties uitgewerkt.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

F. W. Weisglas

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

J. E. Biesheuvel-Vermeijden


XNoot
1

Aanbeveling 5 luidt als volgt: Instellen van een Kamercommissie, met als vragen:

– Is de informatieplicht van de regering aan het parlement in de Grondwet voldoende verankerd?

– Is het wenselijk om naast het recht op «inlichtingen» in artikel 68 een actieve informatieplicht van de zijde van de regering aan het parlement op te nemen in de Grondwet?

– Welke algemene eisen dienen aan de regering te worden gesteld ten aanzien van de informatieplicht en informatievoorziening aan het parlement? Aanbeveling 7 luidt als volgt: Om effectiever invulling te geven aan de controletaak van het parlement wordt voorgesteld de positie van de commissie voor de Rijksuitgaven te verzwaren, met name op het gebied van grote projecten. In de nieuwe situatie zullen taken van de commissie voor Rijksuitgaven en Grote Projecten worden:

– het toezien op de naleving van het protocol Procedure- en Informatieregeling Grote Projecten;

– de voordracht van Kamerleden als rapporteur voor grote projecten;

– het (laten) controleren van de voortgangsrapportages en accountantsrapportages van grote projecten op de feitelijke naleving van de informatieplicht door de betrokken bewindspersonen. Hierover rapporteert de commissie voor Rijksuitgaven en Grote Projecten aan de verantwoordelijke vakcommissies. Voor deze taken laat de commissie zich bijstaan door een nieuw op te richten parlementair kennis- en controlecentrum. Voorgesteld wordt de commissie voor Rijksuitgaven en Grote Projecten te machtigen dat zij een onvolledige voortgangsrapportage kan terugzenden aan de verantwoordelijke bewindspersoon die binnen een vastgestelde termijn alsnog dient te voldoen aan de in het protocol opgenomen informatie-eisen. Aanbeveling 8 luidt als volgt: Om de kennisinfrastructuur te professionaliseren, die ten dienste staat aan de Tweede Kamer om invulling te geven aan haar taken op het gebied van politieke sturing en politieke controle, wordt voorgesteld om een parlementair kennis- en controlecentrum op te richten, dat wordt aangestuurd door de commissie voor Rijksuitgaven en Grote Projecten.

Naar boven