29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 579 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2024

Met uw brief van 28 maart 2024 (brief met kenmerk 2024Z05296) verzoekt u mij een reactie te geven op een door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport ontvangen brief van B. naar aanleiding van een blog van een zorgmedewerkster.

In de brief en de achterliggende blog lees ik over een zeer betrokken medewerkster. Ik ben onder de indruk van haar verhaal en van de vele medewerkers die net als deze mevrouw met grote bevlogenheid hun werk doen. Die bevlogenheid en hart voor het vak en de cliënten komen sterk naar voren in deze brief en kom ik ook vaak in de praktijk tegen.

Naast de grote betrokkenheid lees ik in de brief en de achterliggende blog ook een noodkreet over de ouderenzorg. Ik lees daarin een belangrijke noodzaak om de zorg anders te organiseren, om ervoor te zorgen dat medewerkers met plezier kunnen (blijven/gaan) werken in de zorg. Ook dat onderdeel van de blog herken ik; het moet inderdaad anders in de zorg.

Om medewerkers – met de toenemende vergrijzing en binnen een steeds krapper wordende arbeidsmarkt – in staat te stellen om ook in de toekomst met plezier hun werk uit te voeren, is het noodzakelijk om de zorg anders te organiseren. Daartoe heeft het huidige kabinet geïnvesteerd in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ).

Daarbij zal de eigen regie van de cliënten en omgeving van de cliënten een belangrijkere rol moeten gaan spelen en zal ook meer geïnvesteerd moeten worden in de organisatie van de zorg en ondersteuning op wijk- en buurtniveau.

Ik werk – samen met vele andere betrokken partijen – aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin betaalbare, toegankelijke en kwalitatief goede zorg voor ouderen wordt gewaarborgd. De medewerkers die er zijn, willen we – onder andere door meer zeggenschap en ruimte voor persoonlijke ontwikkeling – graag behouden voor de sector. Met behulp van technologische en sociale innovaties zorgen we ervoor dat de medewerkers binnen hun beschikbare tijd zoveel mogelijk kwetsbare ouderen kunnen helpen. In het programma TAZ wordt hieraan gewerkt.

In de ouderenzorg specifiek wordt een regionaal stimuleringsbudget ingezet om regionale samenwerking tussen zorgaanbieders te bevorderen zodat zij kunnen werken aan goed werkgeverschap en het opschalen van het gebruik van tijdbesparende technologieën. Ook zet ik me in voor minder administratieve lasten, zodat medewerkers meer tijd aan de cliënt kunnen besteden.

Ik besef dat ik met het lanceren van landelijke programma’s niet het werkplezier van alle individuele medewerkers in de zorg (direct) kan vergroten of de werkdruk kan verminderen. Wel heb ik met programma WOZO (Wonen Ondersteuning en Zorg voor Ouderen) een beweging in gang gezet om de zorg in de toekomst op een andere manier te organiseren. Er zijn ook al goede voorbeelden zichtbaar waarbij zorg op een andere manier (meer in de eigen woonomgeving en gebruik makend van faciliteiten in de buurt) geleverd wordt. Bij deze goede voorbeelden is ook zichtbaar dat dit kan bijdragen aan tevreden cliënten en ook meer tevredenheid (en bijvoorbeeld ook een lager ziekteverzuim) bij de medewerkers. Over de voortgang van WOZO heb ik uw Kamer op 16 mei 2024 geïnformeerd.1

Ik hoop samen met zorgaanbieders, zorgkantoren en de werkenden in de zorg (van de medewerkers op de werkvloer tot en met de bestuurders) een bijdrage te kunnen leveren aan een toekomstbestendige en liefdevolle zorg. Ook familieleden, mantelzorgers en vrijwilligers spelen daarbij een belangrijke rol.

Ik zal mij blijven inzetten om de veiligheid van cliënten en het werkplezier van zorgpersoneel te waarborgen. Ik spreek de hoop uit dat de medewerkster ondanks alles toch haar liefde voor het vak en hart voor de zorg behoudt en haar werkplezier zal hervinden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

TK 2023–2024, 29 389, nr. 126

Naar boven