29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 557 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2024

Op 30 januari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak (bijgevoegd) gedaan inzake het beroep van de Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) Leiden, bestaande uit zeven ziekenhuizen, tegen het verdeelplan 2023. Het CBb heeft geoordeeld dat de Minister niet bevoegd is om het verdeelplan vast te stellen, en heeft het verdeelplan op die formele grond herroepen. In deze brief licht ik toe wat hiervan de gevolgen zijn en welke vervolgstappen zullen worden gezet.

Bekostigingssystematiek (medische) vervolgopleidingen

De verantwoordelijke Minister stelt jaarlijks opleidingsplaatsen beschikbaar voor een groot aantal (medische) vervolgopleidingen, waaronder die tot medisch specialist. Het Capaciteitsorgaan adviseert de Minister hierover. De opleidingsplaatsen worden vergoed via een beschikbaarheidbijdrage, een subsidie op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met de uitvoering van de beschikbaarheidbijdrage en heeft in dat kader van de Minister aanwijzingen ontvangen. Over de verdeling van de beschikbaar gestelde opleidingsplaatsen voor medisch specialisten adviseert de stichting BOLS (NFU, NVZ, FMS gezamenlijk) aan de Minister. De Minister stelt vervolgens het verdeelplan vast. In het verdeelplan is vastgelegd hoeveel nieuwe opleidingsplaatsen per specialisme en per opleidingsinstelling beschikbaar zijn. In het verdeelplan staan niet alleen de opleidingsplaatsen voor de medisch-specialistische vervolgopleidingen, maar ook de opleidingsplaatsen voor bijvoorbeeld de vervolgopleidingen in de ggz en de huisartsen. De toewijzing van de opleidingsplaatsen aan de opleidende zorgaanbieders in het verdeelplan is bepalend voor de aanspraken van die zorgaanbieders op de beschikbaarheidbijdrage voor dat jaar. Op basis van de aanwijzing van de Minister heeft de NZa in haar beleidsregels namelijk bepaald dat alleen beschikbaarheidbijdragen verleend worden voor opleidingsplaatsen die in het verdeelplan zijn opgenomen.

Oordeel CBb

Het CBb oordeelt dat het verdeelplan als een concretisering van een eerder door de Minister gegeven aanwijzing aan de NZa moet worden gezien.1 Daarnaast heeft het verdeelplan betrekking op individuele zorgaanbieders. Op grond van de Wmg heeft de Minister alleen de bevoegdheid algemene aanwijzingen aan de NZa te geven. De Minister van VWS of zoals nu de Minister voor Medische zorg heeft geen bevoegdheid om ter concretisering van een aanwijzing nadere besluiten te nemen die zelf geen aanwijzing zijn. Bovendien mag een aanwijzing geen betrekking hebben op een individuele zorgaanbieder, ziektekostenverzekeraar of consument.

Het CBb oordeelt dat de Minister formeel buiten zijn bevoegdheid is getreden met het vaststellen van het verdeelplan, door daarin voor individuele zorgaanbieders per specialisme te bepalen wat het maximale aantal opleidingsplaatsen is. Het verdeelplan mist daarom een deugdelijke wettelijke grondslag.

Het bevoegdheidsgebrek kan volgens het CBb niet met een nieuwe beslissing op bezwaar worden hersteld. Het CBb herroept daarom het verdeelplan.

Vervolg

Als gevolg van de uitspraak van het CBb bestaat het verdeelplan voor het jaar 2023 juridisch gezien niet meer. Hetzelfde geldt voor het in augustus 2023 vastgestelde verdeelplan 2024. Ook toekomstige verdeelplannen voor 2025 en verder zullen op een andere manier vastgesteld moeten worden.

Van oudsher heeft VWS de regie over de verdeling van de opleidingsplaatsen voor (medische) vervolgopleidingen. Sinds 2013 is het verdeelplan door de Minister van VWS vastgesteld. De rechter heeft zich in de uitspraak voor het eerst gebogen over de bevoegdheidskwestie.

Het is evident dat de uitspraak van het CBb noodzaakt tot aanpassing van de sinds 2013 door VWS toegepaste systematiek. VWS bereidt nu aanpassing van regelgeving voor waarmee de regie van de jaarlijkse verdeling bij VWS blijft en de NZa de toekenning van de beschikbaarheidbijdrage kan baseren op die verdeling. Die aanpassing zal uiteraard geen gevolgen hebben voor zorgaanbieders die in 2023 (medische) vervolgopleidingen hebben verzorgd en hiervoor een aanvraag hebben ingediend bij de NZa.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra


X Noot
1

Stcrt. 2012 nr. 20041, aanwijzing 2012.

Naar boven