29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 381 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2019

Bij brief van 22 augustus 2019 (Kamerstuk 29 282, nr. 378) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het feit dat ik prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan heb gevraagd om als verkenner met alle betrokken partijen in gesprek te gaan over de te varen koers rondom de regieverpleegkundige.

Zoals bekend was een wetsvoorstel BIG II in voorbereiding waarin zou worden voorgesteld om het beroep van regieverpleegkundige in de Wet BIG te reguleren naast het bestaande beroep van verpleegkundige. Hiermee werd beoogd recht te doen aan de gevolgde opleiding en kennis en kunde van zowel mbo- als hbo-opgeleide verpleegkundigen. Tegelijkertijd werd hiermee beoogd de ontwikkeling van het vak van verpleegkunde in de zorg verder te helpen, zodat dit mooie vak zich verder kon ontwikkelen en zou bijdragen aan het werkplezier van alle hardwerkende verpleegkundigen in Nederland.

Voornoemd wetsvoorstel heb ik opgesteld op een uitdrukkelijke en terugkerende wens van veldpartijen. Voor de zomer is met alle betrokken veldpartijen overeenstemming bereikt over de overgangsregeling, behorende bij dit wetsvoorstel. Echter, al snel bleek dat er onrust ontstond binnen de verpleegkundige beroepsgroep. Dat is voor mij de reden geweest om het wetsvoorstel «on hold» te zetten en een verkenner aan te stellen.

Inmiddels zijn de gesprekken tussen de verkenner en de betrokken partijen (FNV, CNV, NU»91, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, Brancheorganisaties Zorg en het Actiecomité BIG II in overgang) en enkele deskundigen (prof. dr. M.L. Schuurmans, prof. dr. P.L. Meurs en de heer D. Terpstra) afgerond en ben ik op de hoogte gesteld van de resultaten van de verkenning. De resultaten van de verkenning zijn verwoord in een brief van de heer Rinnooy Kan van 4 oktober 20191. Met deze brief informeer ik uw Kamer hierover.

Allereerst wil ik mijn dank uitspreken naar de heer Rinnooy Kan voor zijn inspanningen. In een korte periode heeft hij gesprekken gevoerd met de betrokken partijen en verkend in hoeverre er draagvlak was voor het wetsvoorstel omtrent de regieverpleegkundige en indien daar geen draagvlak voor was welke alternatieven er zijn om tot functiedifferentiatie te komen.

Wetsvoorstel omtrent de regieverpleegkundige

Een eerste bevinding uit de verkenning is dat, het draagvlak voor het wetsvoorstel inmiddels zo goed als verdwenen is. Dit ondanks het feit dat de voornoemde wettelijke regeling om een wettelijk onderscheid te maken tussen de mbo- en de hbo-opgeleide verpleegkundige op verzoek van betrokken partijen is opgesteld, de partijen actief hebben meegewerkt aan de totstandkoming ervan inclusief bestuurlijke overeenstemming over de wetstekst. Blijkens de verkenning plaatsen partijen inmiddels niet alleen vraagtekens bij de voorgestelde overgangsregeling en de gekozen terminologie van regieverpleegkundige, maar ook bij de algehele noodzaak om langs een wettelijke route meer variatie in het verpleegkundige beroep mogelijk te maken.

Zoals al eerder aangegeven is het niet noodzakelijk om functiedifferentiatie via een wettelijke regeling te reguleren, maar is dit juist gebeurd op verzoek van partijen. Daarbij heb ik de afgelopen weken gemeld dat ik het wetsvoorstel in deze vorm «niet zie vliegen». Nu de verkenning een gelijkluidend resultaat heeft opgeleverd, informeer ik uw Kamer hierbij dat ik het wetsvoorstel definitief niet zal indienen, gelet op het ontbreken van draagvlak hiervoor.

Vervolggesprek tussen betrokken werkgevers en werknemers

Naast bovenstaande verkenning naar het draagvlak voor het wetsvoorstel, is in de verkenning ook ingegaan op mogelijke alternatieven om tot functiedifferentiatie te komen. Dienaangaande heeft de heer Rinnooy Kan geconcludeerd dat alle mogelijke voortgang in handen van werkgevers en werknemers ligt. Naar zijn overtuiging is er aanleiding voor een vervolggesprek tussen de betrokken partijen van werkgevers en werknemers.

Hij heeft daartoe bij alle partijen in beginsel goede wil bespeurd, al heeft V&VN aangegeven zich wel eerst nader met haar leden te willen bezinnen op de uitkomsten van de recente peiling en beraadt het Actiecomité BIG II in overgang zich nog op zijn toekomstige rol.

Het door de heer Rinnooy Kan genoemde vervolggesprek mag wat hem betreft een brede agenda meekrijgen, die in ieder geval ruimte biedt om met elkaar stil te staan bij de definitie van functiedifferentiatie, waarbij ook het functiegebouw in brede zin aan bod kan komen. Ook zou de brede agenda ruimte kunnen bieden om stil te staan bij een goed ontwikkeld stelsel van opleidingen en bij de invulling van goed werkgeverschap. In zijn brief wordt op deze thema’s nader ingezoomd.

Geen rechtstreekse rol voor de overheid

Tot slot geeft de heer Rinnooy Kan in zijn verkenning aan dat de overheid in het beoogde vervolggesprek tussen werkgevers en werknemers geen rechtstreekse rol heeft, maar dat zij een finale systeemverantwoordelijkheid heeft. Om die reden wordt dan ook geadviseerd, dat ik bij werkgevers en werknemers de bereidheid peil of zij bovenstaande route met elkaar willen bewandelen en mogelijk de partijen zinnige steun in die route zou kunnen bieden.

Vervolg

Met deze brief worden de betrokken partijen gelijktijdig met uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de verkenning. Ik zal partijen enige tijd bieden om zich te beraden op de bevindingen van de heer Rinnooy Kan. Ik ben voornemens de partijen op korte termijn uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek, om te bezien of en hoe een vervolgproces tot stand kan komen. Belangrijk hierbij vind ik dat alle partijen voldoende zicht hebben op de wensen van hun achterban die zij vertegenwoordigen. Met dit in gedachten zal ik samen met partijen zoeken naar een goede datum voor het gesprek. Na afloop van het gesprek zal ik uw Kamer weer informeren. Tevens zal ik u dan informeren over de overige onderdelen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel, zoals de adviestaak voor het Zorginstituut Nederland.

Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven