29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2015

Onlangs heeft het Capaciteitsorgaan voor de medische en tandheelkundige vervolgopleidingen (hierna: Capaciteitsorgaan) een aantal nieuwe rapporten uitgebracht. Het betreft een rapport over de opleiding tot sportarts en een tweetal rapporten over de zorgverlening op de BES-eilanden. Daarnaast heeft het Capaciteitsorgaan aan mij een tussentijds advies over de instroom in de opleiding tot huisarts doen toekomen. Met deze brief informeer ik u over de inhoud van de rapporten, het tussentijdse advies en mijn reactie daarop.

Sportgeneeskunde

Op 8 april 2014 heb ik op verzoek van het College Geneeskundige Specialismen ingestemd met het Besluit Sportgeneeskunde. Daarmee is sportgeneeskunde een erkend specialisme geworden. In verband daarmee heb ik het Capaciteitsorgaan verzocht om een raming op te stellen voor dit nieuwe medisch specialisme, waarvan de opleiding per 1 januari 2016 in aanmerking kan komen voor bekostiging via een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg. In het Capaciteitsplan 2015 sportgeneeskunde adviseert het Capaciteitsorgaan jaarlijks minimaal drie en maximaal zes nieuwe plaatsen voor de opleiding tot sportarts beschikbaar te stellen.1

Op 12 juni 2014 heb ik u het Capaciteitsplan 2013 toegezonden en mijn reactie daarop.2 Dit Capaciteitsplan omvat een integraal advies voor alle (medische) vervolgopleidingen die in de ramingen van het Capaciteitsorgaan worden betrokken. In mijn brief heb ik aangegeven dat mijn uitgangspunt is een maximale inzet op het opleiden van geneeskundig specialisten. Voor de opleiding tot sportarts volg ik eveneens het maximumadvies voor de instroom. Op basis van deze raming stel ik derhalve met ingang van 2016 per jaar zes instroomplaatsen sportgeneeskunde beschikbaar.

BES-eilanden

Op verzoek van het Ministerie van VWS, heeft het Capaciteitsorgaan de beschikbare en benodigde capaciteit voor een aantal zorgverleners op de BES-eilanden in kaart gebracht. Dit heeft geresulteerd in een tweetal rapporten: Behoefte eerstelijnszorg Caribisch Nederland en Fundashon Mariadal Bonaire, functie- en capaciteitsprofiel «Hospitaal San Francisco» nu en morgen.3

Het eerste rapport is bedoeld om zicht te krijgen op de beschikbare capaciteit in vier kernberoepen in de eerstelijnszorg: arts, tandarts, apotheker en verloskundige. De bevindingen tonen geen ernstige tekorten en geen overschotten. Wat betreft de eerste lijn, blijkt er iets minder capaciteit op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor huisartsen- en tandartsenzorg dan in Nederland op qua grootte vergelijkbare eilanden als Texel, Vlieland en Schiermonnikoog. De bevindingen zijn onder andere relevant voor het verlenen van ontheffing van het verbod op medische beroepsuitoefening op de BES-eilanden. Op grond van het Besluit Uitoefenen Medisch Beroep BES kan bij overcapaciteit instroom in het beroep worden gestopt. Dit is nu niet aan de orde.

Het tweede rapport is relevant voor de planning van het ziekenhuis op Bonaire, de samenwerking met VUMC en AMC in Amsterdam en de anderhalvelijnszorg door de huisartsenposten op Sint Eustatius en Saba. Het rapport toont aan dat het lukt om op Bonaire meer ziekenhuiszorg ter plekke te geven, zodat er minder uitzending van patiënten nodig is.

Huisartsen

In het Capaciteitsplan 2013 adviseerde het Capaciteitsorgaan een instroom in de huisartsenopleiding van maximaal 720 plaatsen per jaar. In mijn hierboven genoemde brief van 12 juni 2014 (Kamerstuk 29 282, nr. 196) heb ik aangegeven dat ik met het oog op de toenemende vraag naar huisartsenzorg, bereid was een extra opleidingsinspanning te bekostigen. Dit mede naar aanleiding van signalen van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), die aandacht vroeg voor een dreigend tekort aan huisartsen door overheveling van taken naar de huisarts. Voor de periode 2015 tot en met 2017 heb ik daarom per jaar 750 plaatsen beschikbaar gesteld.

Het Capaciteitsorgaan heeft onderzoek gedaan naar de gerealiseerde arbeidscapaciteit (fte) van vrouwelijke huisartsen, huisartsen in dienst van een huisarts (hidha) en waarnemers. Gebleken is dat deze in 2013 en 2014 hoger was dan waarmee in het model van het Capaciteitsorgaan tot nu toe rekening werd gehouden. Op grond van deze nieuwe gegevens komt het Capaciteitsorgaan tot de conclusie dat iets minder huisartsen nodig zijn om aan de verwachte zorgvraag te voldoen. Het Capaciteitsorgaan stelt zijn maximum instroomadvies daarom neerwaarts bij naar 698 plaatsen.

Dit tussentijdse advies van het Capaciteitsorgaan geeft mij vooralsnog geen aanleiding om terug te komen van mijn besluit om extra plaatsen voor de huisartsenopleiding beschikbaar te stellen. De overwegingen die ik in mijn brief van 12 juni 2014 heb gegeven ten aanzien van de behoefte aan huisartsenzorg, gelden nog steeds. Zoals ook vermeld in die brief, zal ik na het verschijnen van het volgende integrale advies van het Capaciteitsorgaan in 2016, een nieuwe afweging maken.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Link naar het rapport: Sportgeneeskunde

X Noot
2

Kamerstuk 29 282, nr. 196

X Noot
3

Links naar de rapporten: Eerstelijnszorg BES, Fundashon Mariadal Bonaire

Naar boven