29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 209 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2014

Aanleiding voor deze brief

Met ingang van 1 januari 2013 is de vrijstelling van btw voor gezondheidskundige verzorging van de mens gewijzigd. De vrijstelling geldt daardoor alleen nog voor diensten door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Vrijgesteld zijn de diensten die tot het deskundigheidsgebied van het beroep behoren, onderdeel vormen van de opleiding tot dat beroep en zijn te typeren als individuele gezondheidszorg en gezondheidskundige verzorging van de mens.

Over de toepassing van de fiscale vrijstelling is een besluit uitgebracht, meest recent het besluit van 14 mei 2013, (Stcrt. 2013, nr. 13136). Paragraaf 3.2 van dat besluit regelt een tijdelijke goedkeuring voor de diensten van de Kinder- en Jeugdpsycholoog (Specialist) NIP, de Psycholoog Arbeid en Gezondheid NIP en de NVO Orthopedagoog-Generalist. Deze zijn – onder voorwaarden – vrijgesteld in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek door VWS naar de opleidingsduur en het opleidingsniveau van deze beroepen in relatie tot de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog. Dit onderzoek is inmiddels afgerond, het rapport ontvangt u bij deze brief1.

In deze brief geef ik mijn reactie op het onderzoek en breng ik u – mede namens de Staatssecretaris van Financiën – op de hoogte van de afspraken die hierover gemaakt zijn met het Ministerie van Financiën.

Eerdere communicatie

Op 29 oktober 2009 schreef mijn voorganger (Minister Klink) samen met de toenmalige Staatssecretaris van Financiën, (Staatssecretaris De Jager) een brief aan de Tweede Kamer over de btw vrijstelling voor (para)medische beroepen (Kamerstuk 29 282, nr. 88). Voor bovenvermelde beroepen is toen aangegeven dat deze ten aanzien van opleidingsduur en -niveau gelijkwaardig zijn aan die van de GZ-psycholoog, waardoor een btw-vrijstelling op grond van het fiscale neutraliteitsbeginsel is aangewezen. Een en ander is verder toegelicht in de beantwoording van schriftelijke vragen van de Tweede Kamer (brief van 1 juli 2010, Kamerstuk 29 282, nr. 103).

Onderzoek door LSJ Medisch Projectbureau

In het door LSJ Medisch Projectbureau uitgevoerde onderzoek zijn de opleidingen van de genoemde beroepen qua inhoud, omvang en niveau (nogmaals) vergeleken met de opleiding tot GZ-psycholoog. In het onderzoek is tevens de opleiding tot cognitief gedragstherapeut VGCt meegenomen, hoewel deze groep dus geen onderdeel uitmaakt van de beroepsbeoefenaren die gebruik kunnen maken van de (tijdelijke) vrijstelling. Met betrekking tot de cognitief gedragstherapeuten VGCt is in de bovenvermelde beantwoording van schriftelijke vragen aangegeven dat een nadere beoordeling nog moest plaatsvinden. Hieraan is met het betrekken van deze beroepsbeoefenaren in dit onderzoek gevolg gegeven.

Het onderzoek concludeert dat:

  • 1. de Kinder- en Jeugdpsycholoog (Specialist) NIP en de NVO Orthopedagoog-Generalist ten aanzien van inhoud, opleidingsduur en – niveau vergelijkbaar zijn met de GZ-psycholoog;

  • 2. voor de psycholoog Arbeid en Gezondheid NIP geldt dat de opleidingsomvang en het -niveau vergelijkbaar zijn met de GZ psycholoog.

  • 3. de cognitief gedragstherapeuten VGCt qua omvang van de opleiding niet vergelijkbaar zijn met de GZ-psychologen, omdat het aantal contacturen substantieel lager is. Daarnaast verschilt de inhoud van de opleiding sterk van de opleiding tot GZ-psycholoog: minder gericht op diagnostiek en specifiek gericht op één behandelwijze. Ook verschilt de opleiding in omvang en inhoud substantieel van de opleiding tot psychotherapeut.

Op grond van bovenstaande concludeer ik dat de kwaliteit van de door de Kinder- en Jeugdpsycholoog (Specialist) NIP en de NVO Orthopedagoog-Generalist verleende behandelingen, gelet op hun beroepskwalificaties, als gelijkwaardig aan die van de GZ psycholoog kan worden aangemerkt. Voor de psycholoog Arbeid en Gezondheid NIP geldt dat de opleidingsomvang en het -niveau vergelijkbaar zijn met de GZ psycholoog. Verder geldt voor met name deze groep dat slechts in enkele gevallen sprake is van de gezondheidskundige verzorging van de mens (bijvoorbeeld bij de psychologische begeleiding van een werknemer met een burn-out). Tot slot merk ik nog op dat deze conclusies als zodanig geen reden zijn deze beroepen – naast de GZ-psycholoog – afzonderlijk op te nemen in de Wet BIG. Bepalend voor het al dan niet opnemen van een beroep in de Wet BIG is de vraag of wettelijke regeling noodzakelijk is om patiënten adequaat te beschermen. Daarnaast moet het beroep onder meer voldoende onderscheidend zijn van andere reeds gereguleerde beroepen.

Fiscale consequenties

Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik contact gezocht met de Staatssecretaris van Financiën. Hij heeft aangegeven dat naar aanleiding van het onderzoek de tijdelijke regeling uit het besluit van 14 mei 2013, BLKB 2013/810, paragraaf 3.2 zal worden omgezet in een regeling waarbij de diensten van Kinder- en Jeugdpsycholoog (Specialist) NIP, de NVO Orthopedagoog-Generalist en de psycholoog Arbeid en Gezondheid NIP voor de toepassing van de btw wetgeving gelijk worden behandeld aan die van de GZ-psycholoog.

Voor alle diensten van deze beroepsbeoefenaren blijft de algemene voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling gelden, namelijk dat sprake is van de gezondheidskundige verzorging van de mens. Met name bij de diensten van de psycholoog Arbeid en Gezondheid NIP zal hiervan in de praktijk alleen in uitzonderingsgevallen sprake zijn, zoals hierboven is geconcludeerd. De diensten van Cognitief gedragstherapeuten VGCt blijven belast, althans kwalificeren niet onder de hier genoemde vrijstelling. Een en ander zal worden geformaliseerd in een besluit van de Staatssecretaris van Financiën. In dat besluit zal ook het ingangstijdstip van deze wijziging worden vermeld. Tot dat moment blijft de tijdelijke regeling uit het besluit van 14 mei 2013 van kracht.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven