29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2014

Graag informeer ik uw Kamer over de voortgang van de ontwikkelingen in de beroepen binnen het verpleegkundig domein. De stuurgroep V&V 2020 onder voorzitterschap van prof. dr. P. Meurs heeft in 2012 een advies over de nieuwe beroepsprofielen1 van de verpleegkundig specialist en de verpleegkundige uitgebracht. Ik hecht grote waarde aan het feit dat de beroepsgroep van verpleegkundigen en verzorgenden in kaart heeft gebracht wat de zorgvraag in 2020 is en heeft aangegeven op welke wijze de beroepenstructuur hierop kan worden afgestemd. Ik heb deze concept-beroepsprofielen in dank aanvaard en heb in afstemming met partijen in het veld en in overleg met Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) het vervolgtraject opgepakt.

De verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en de verzorgenden hebben onder deskundige begeleiding van de stuurgroep in kaart gebracht hoe de zorgvraag er in de toekomst van het jaar 2020 uitziet. De beroepsgroepen hebben aangegeven hoe zij naar de eigen beroepsontwikkeling kijken.

Op dit moment kennen we twee beroepen, namelijk de verpleegkundige (inclusief de verpleegkundig specialist) en de verzorgende individuele gezondheidszorg. De verpleegkundige is volgens artikel 3 van de Wet op de Beroepen Individuele gezondheidszorg (Wet BIG) geregeld en kent een instroom vanuit de hogere beroepsopleiding verpleegkunde (hbo-v) en de middelbare beroepsopleiding verpleegkunde niveau 4. De verpleegkundig specialist is geregeld in artikel 14 van de Wet BIG als specialist en kent een instroom via de hbo-masteropleiding. De verzorgende individuele gezondheidszorg is via artikel 34 van de Wet BIG geregeld en kent een instroom vanuit de middelbare beroepsopleiding niveau 3.

De bevindingen van de beroepsgroepen zijn ondersteund door twee onderzoeken, die de stuurgroep in 2011 door het NIVEL heeft laten uitvoeren. Het eerste onderzoek betreft «Vraag- en aanbodontwikkelingen in de verpleging en verzorging in Nederland: een kennissynthese van bestaande literatuur en gegevensbronnen». Het tweede onderzoek betreft «Verpleegkundigen en verzorgenden in internationaal perspectief: een literatuurstudie naar rollen en posities van beroepsbeoefenaren in de verpleging en verzorging».

Uitkomsten van de stuurgroep

De inzet van de stuurgroep heeft geleid tot gevalideerde profielen. De profielen spelen in op de te verwachten ontwikkelingen in de maatschappij en de zorg. De constatering is dat de vraag naar verpleging en verzorging drastisch zal toenemen en sterk van aard zal veranderen en qua complexiteit zal toenemen. De huidige beroepen komen onvoldoende tegemoet aan de behoeften van patiënten in de toekomst, waaronder een sterk groeiende groep chronisch zieken en kwetsbare ouderen. Tevens zal het onderscheid tussen beroepen duidelijker moeten worden om ook in de toekomst adequaat in te spelen op de zorgvraag zowel in kwaliteit als kwantiteit. De stuurgroep stelt twee niveaus van beroepsuitoefening voor de verpleegkundige beroepsgroep voor:

  • 1. de verpleegkundige en

  • 2. de verpleegkundig specialist.

Deze beroepen hebben onderscheiden verantwoordelijkheden, bekwaamheden en bevoegdheden. Verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten oefenen hun beroep uit op het gebied van de individuele gezondheidszorg.

Daarnaast stelt de stuurgroep voor twee niveaus van beroepsuitoefening op het terrein van verzorging in te stellen:

  • 1. zorgkundige en

  • 2. de verzorgende/helpende (met primaire gerichtheid op wonen, welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Dit profiel is nog niet beschreven).

Ik heb een rol in de vaststelling van de beroepsprofielen. De overheid neemt de profielen daarmee als uitgangspunt voor beleid en zal de gelegitimeerde en gevalideerde profielen vertalen in onder andere wetgeving in de Wet BIG en een toekomstgerichte opleidingsstructuur.

Uitgangspunten

In het proces van vaststelling van de profielen, als uitgangspunt voor beleid en wijzigingen in de Wet BIG en de veranderingen in de opleidingenstructuur, heb ik in 2012 het veld (werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en onderwijsorganisaties) verzocht bestuurlijk op de profielen te reageren. De reacties maakten duidelijk dat de conceptprofielen opgesteld door de stuurgroep op enkele punten uiteenliepen met de wensen en verwachtingen van veldpartijen. In het proces om te komen tot overeenstemming heb ik enkele uitgangspunten geformuleerd, die aan de partijen zijn voorgelegd.

  • Een scherper onderscheid tussen de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundige. Bij de start van het project heeft het ministerie van VWS verzocht meer duidelijkheid te creëren in de positionering van de mbo en hbo- opgeleide verpleegkundige. Een wens die ook nadrukkelijk in het veld leeft.

  • Voor de zorgberoepen is het van belang aan te sluiten op veranderingen in de zorgvraag, zoals de vergrijzing, de zorg dichtbij huis en de langdurige zorg. Dit vraagt om een toekomstbestendige beschrijving van de profielen van de mbo- en hbo opgeleide professional en een opwaardering van het niveau van de hbo-opgeleide professional.

  • Door de toegenomen complexiteit, een ontwikkeling die zal doorzetten, is het borgen van beroepsgroepen in juridische kaders van belang. Om adequaat toezicht te kunnen houden, ondermeer voor het bewaken en bevorderen van de kwaliteit voor de beroepen, is een wettelijke basis opportuun en blijft tuchtrecht voor de hbo- en de mbo(niveau 4)-opgeleide zorgprofessionals noodzakelijk. De gedachte is dat de hbo-opgeleide beroepsbeoefenaar ex. artikel 3 van de Wet BIG wordt gepositioneerd met een zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen (indiceren en uitvoeren). Voor de mbo (niveau 4)-opgeleide beroepsbeoefenaar wordt gedacht aan opname in de Wet BIG ex. artikel 3 van de Wet BIG met behoud van de huidige functionele zelfstandigheid.2 Dit betekent dat zij de deskundigheid bezitten om bepaalde voorbehouden handelingen zelfstandig uit te voeren, zonder toezicht of tussenkomst van de opdrachtgever. Het gaat hierbij om een totale beroepsgroep. Zij zijn echter nooit bevoegd om zelf de indicatie te stellen. Zij vallen wel onder het tuchtrecht.

  • De reacties op de voorgestelde naamgeving van de mbo opgeleide professional «zorgkundige» zijn zeer verdeeld. Belangrijk is dat recht wordt gedaan aan de inhoud en de positie van de mbo-opgeleide professional. Op dit moment is veruit het grootste deel van de verpleegkundige beroepsgroep in Nederland mbo-opgeleid. Ik vind het van belang dat we helderheid houden in de naam en deze voor de mbo-opgeleide beroepsbeoefenaar vaststellen op mbo-verpleegkundige.

  • In aanvulling vind ik het van belang dat mede gelet op de vernieuwingen in de langdurige zorg ook het beroep van verzorgende (de op mbo-niveau 3 opgeleide zorgprofessional) wordt beschreven. Hierover hebben VWS en V&VN reeds contact. De eerste stappen in de richting van een beschrijving van het profiel van de verzorgende zijn door V&VN al gezet.

Rondetafeloverleg

V&VN heeft op mijn verzoek eind 2013 een rondetafel overleg georganiseerd met alle relevante partijen, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en onderwijsorganisaties, zodat bovenstaande uitgangspunten en de nadere reacties besproken konden worden. Partijen hebben onder voorzitterschap van

prof. dr. P. Schnabel, de volgende punten aangegeven.

Actuele ontwikkelingen

In algemene zin wordt door partijen de noodzaak van een toekomstbestendig beroepenhuis dat rekening houdt met zowel de veranderende zorgvraag, als de veranderende inrichting van de zorg onderschreven. Deze veranderingen zijn van grote betekenis voor de betreffende omvangrijke beroepsgroepen. Het rondetafel overleg heeft geleid tot consensus over de meest genoemde elementen. Dit geeft voldoende aanknopingspunten voor een verdere uitwerking van de profielen in een wetgevingstraject.

Een scherper onderscheid tussen mbo- en hbo opgeleide verpleegkundigen

De noodzaak van het aanbrengen van een scherper onderscheid tussen de hbo- en mbo-opgeleide verpleegkundige, zowel in werkveld als opleiding, wordt onderschreven. Het gaat hierbij om zowel opwaardering van de hbo- als de mbo-opleiding. Tevens wordt een nadere uitwerking gevraagd van de algemene inzetbaarheid versus de veldspecifieke aspecten waaraan afgestudeerden dienen te voldoen. Het hbo-veld is gestart met de herziening en opwaardering van het opleidingsprofiel gebaseerd op het concept-beroepsprofiel zoals opgesteld binnen het project V&V2020 en het rapport van de Verkenningscommissie hbo-gezondheidszorg.

Een toekomstbestendige beschrijving van de profielen

Het belang van een toekomstige beschrijving wordt door alle partijen onderkend. De nieuwe profielen dienen als basis voor de opleidingen, waarvan de eerste uitstroom van beroepsbeoefenaren vanaf 2020 wordt voorzien. Bij de verdere uitwerking zal zowel rekening gehouden moeten worden met ingrijpende veranderingen in de curatieve en langdurige zorg, de veranderende zorgvraag als met de capaciteitsvraag. Het wordt dan ook wenselijk geacht naast de inhoudelijke uitwerking ook een kwantitatieve analyse op te stellen over vraag en aanbod voor de lange termijn.

Het juridisch kader

Vrijwel alle partijen onderschrijven het belang van tuchtrecht voor zowel de hbo- als mbo (niveau 4)-opgeleide beroepsbeoefenaren. Ook de IGZ heeft hiervoor aandacht gevraagd. Hoewel de commissie Meurs anders adviseerde, wordt voor beide beroepen voorgesteld deze wettelijk te verankeren in het zware regime met publiek tuchtrecht (artikel 3) van de Wet BIG. Voor de hbo-opgeleide wordt ingezet op een zelfstandige bevoegdheid tot het indiceren en verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen en voor de mbo-opgeleide beroepsbeoefenaar een functionele zelfstandigheid.

De naamgeving

Zoals eerder genoemd is de naamgeving van de zorgkundige een heikel punt waarover geen consensus bestaat. Partijen onderkennen de noodzaak van een helder inhoudelijk en functioneel onderscheid tussen de beroepsbeoefenaren dat ook in de naamgeving tot uitdrukking dient te komen. Hoe de naamgeving voor de toekomstige beroepsgroepen moet worden geduid, achten partijen een proces van latere orde. Daarbij is mijn insteek dat in ieder geval de titel mbo-verpleegkundige voor de mbo-opgeleiden gehanteerd zal worden.

Het domein van de verzorgende

Partijen onderkennen in het licht van de veranderingen in de zorg de noodzaak het domein van de verzorgende nader te beschrijven.

Start wetgevingstraject

Gelet op de consensus van partijen op belangrijke uitgangspunten, de noodzaak van adequaat opgeleide beroepsbeoefenaren op hbo- en mbo- niveau wil ik graag starten met het wetgevingstraject om de profielen in de Wet BIG op te nemen. Ook de partijen stellen voor het wetgevingstraject voor de verankering van de profielen op korte termijn op te starten.

VWS zal het wettelijke traject voor de hbo- en mbo-beroepsbeoefenaar inrichten, waarbij de hbo-opgeleide zelfstandige bevoegdheden krijgt tot het indiceren en verrichten van voorbehouden handelingen en de mbo-(niveau 4) opgeleide beroepsbeoefenaar functionele zelfstandigheid behoudt.

Graag informeer ik uw Kamer dat het wetgevingstraject voor een aanpassing van de Wet op de Beroepen op de Individuele gezondheidszorg in de zomer wordt gestart. Ik zal bij de totstandkoming van het wetgevingstraject V&VN als beroepsorganisatie betrekken, evenals de Chief Nursing Officer. Tevens hecht ik bij de totstandkoming van de nieuwe wettelijke teksten en de herziening van de opleidingen aan een breed draagvlak van overige partijen, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijspartijen, patiëntenorganisaties en aanpalende beroepsgroepen. Zij worden betrokken in het proces van de totstandkoming van de nieuwe wettelijke teksten en de herziening van de opleidingen. In het traject wordt eveneens onderzocht op welke wijze de implementatie vormgegeven wordt zodat er in 2020 adequaat opgeleide verpleegkundigen en verzorgenden instromen op de arbeidsmarkt.

In het wetgevingstraject wordt rekening gehouden met de bovenstaande punten en worden recente ontwikkelingen meegenomen.

Ik informeer uw Kamer op gezette tijden over de voortgang van het proces.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
2

Functioneel zelfstandig betekent dat beroepsbeoefenaren de deskundigheid bezitten om bepaalde voorbehouden handelingen zelfstandig uit te voeren, zonder toezicht of tussenkomst van de opdrachtgever. Het gaat hierbij om een totale beroepsgroep. De indicatie wordt door anderen gesteld.

Naar boven