29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector

23 235 Thuiszorg

Nr. 177 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 juni 2013

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 15 februari 2013 inzake mogelijke ontslagen in de Amsterdamse thuiszorg (Kamerstuk 29 282, nr. 174).

De op 15 maart 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 31 mei 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

 

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de staatssecretaris

4

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de brief van de staatssecretaris ontvangen met betrekking tot de mogelijke ontslagen in de Amsterdamse thuiszorg. Deze leden zijn zich terdege bewust dat ons land aan de vooravond staat van grote hervormingen in de langdurige zorg en dus ook in de thuiszorg. Genoemde leden realiseren zich dat dit onzekerheden met zich meebrengt en gevolgen kan hebben voor de werkgelegenheid in de thuiszorg.

De leden van de fractie van de PvdA delen de visie van de staatssecretaris dat de afweging van zorgorganisatie Cordaan, om de contracten van ruim 300 medewerkers in het organisatiedeel dat met hulp in het huishouden is belast niet te verlengen om te voorkomen dat medewerkers in vaste dienst moeten worden ontslagen, grote gevolgen heeft voor de organisatie en de medewerkers en dat een dergelijk besluit zeer ingrijpend is. Tevens delen deze leden de visie van de staatssecretaris dat het een afweging van thuiszorgorganisaties zelf is op welke wijze zij anticiperen op wijzigingen in het overheidsbeleid en of en hoe zij hun personeelsomvang willen aanpassen. En dat het primair aan werkgevers en werknemers is om te werken aan een zo soepel mogelijke transactie.

Echter, ook deze leden realiseren zich dat de situatie in de thuiszorg precair is en dat de beleidsvoornemens gevolgen hebben die heftig zullen zijn. Genoemde leden hebben dan ook een aantal punten waarop zij graag antwoord van de staatssecretaris zouden hebben met betrekking tot de situatie in de thuiszorg.

Binnen de zorg zijn er opleidings- en ontwikkelingsfondsen. De leden van de PvdA-fractie zouden graag vernemen op welke wijze de opleidings- en omscholingsfondsen ingezet zouden kunnen worden om in de thuiszorg «werk naar werk» te organiseren. Is dit mogelijk en wat kan het kabinet hierin betekenen?

Door aanbesteding van gemeenten vallen soms ook ontslagen bij aanbieders die de aanbesteding verliezen. Er zijn afspraken over overname van personeel. Graag vernemen de leden van de fractie van de PvdA hoe dit in de praktijk tot nu toe gaat. Gemeenten zijn niet verplicht aan te besteden. Kan er een overzicht gegeven worden hoeveel gemeenten wel kiezen voor aanbesteden en hoeveel niet? Tegen welke problemen lopen werknemers aan en hoe kunnen gemeenten en het kabinet hier invloed op uitoefenen? Deze leden hebben gemeenteraden eerder al opgeroepen om te controleren hoe colleges omgaan met aanbestedingen en de gevolgen hiervan voor medewerkers in de thuiszorg, ook om het mens-volgt-werk-principe nog meer centraal te stellen wanneer het werk van aanbieder wisselt. Kan het kabinet gemeenten hiertoe aanzetten en zo ja, hoe? De leden van de PvdA-fractie realiseren zich goed dat gemeenten hier primair een rol in hebben en de verantwoordelijkheid hiervoor dragen, maar houdt de staatssecretaris wat betreft de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de vinger aan de pols en informeert hij gemeenteraden over dergelijke wetgeving? Ook met het oog op toekomstige overheveling van taken naar de gemeenten?

De leden van de PvdA-fractie hebben kunnen vernemen dat de zorg ook onderdeel van onderhandelingen in het sociaal akkoord is. Kan de staatssecretaris al inzage geven wat de inzet voor de thuiszorg wordt? In welke mate spelen de gevolgen voor de werkgelegenheid in de sector een rol in de onderhandelingen? Hoe kan het principe van «werk naar werk» in de thuiszorg gewaarborgd en gestimuleerd worden?

De leden van de PvdA-fractie willen dat de doorgeschoten flexibilisering van contracten in de (thuis)zorg wordt teruggedrongen. Het regeerakkoord geeft de opdracht om daar wat aan te doen. Er is € 100 miljoen voor uitgetrokken. Deze leden willen van de staatssecretaris graag weten hoe dit wordt aangepakt, ook in overleg met de sociale partners. Genoemde leden hebben de bevestiging gehad van het kabinet in een eerder overleg dat de verbetering van de rechtspositie van medewerkers in de zorg onderdeel is van de besteding van de € 100 miljoen. De leden van de fractie van de PvdA vernemen graag van de staatssecretaris hoe de rechts- en arbeidspositie van medewerkers in de thuiszorg gaat verbeteren. In een eerder overleg heeft het kabinet ook aangegeven bereid te zijn om te overleggen met vakbonden over de positie van thuiszorgmedewerkers. Gaan hierbij ook mogelijkheden om her- en omscholing van thuiszorgmedewerkers te borgen betrokken worden?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen de mening van de staatssecretaris over het feit dat de zorginstelling Cordaan als reden de uitwerking van het regeerakkoord noemt om medewerkers op straat te zetten. Deze leden vragen tevens of het de bedoeling was dat nog vóórdat de afbraak van de thuiszorg, zoals aangekondigd is in het regeerakkoord, concreet ingezet wordt, er nu al mensen ontslagen dienen te worden. Als dat niet de bedoeling was van dit kabinet, wat gaat het er dan aan doen om te voorkomen dat nog meer zorgmedewerkers hun baan verliezen, zo vragen genoemde leden.

Gezien het feit dat er in ons land al zeshonderdduizend werklozen zijn, er in de toekomst nog eens honderdduizend mensen hun baan in de zorg verliezen en het perspectief van huidige voormalig-huishoudelijk-verzorgenden nu al niet rooskleurig is, vragen de leden van de SP-fractie het kabinet op korte termijn concreet het tij te keren.

De leden van de SP-fractie vinden het verontrustend dat de staatssecretaris met de mond belijdt dat mensen «vaak elders nieuw werk vinden» en anders daarbij geholpen zullen worden via het UWV, terwijl het hem bekend is dat de praktijk anders uitpakt voor voormalig thuiszorgwerkers. Deze leden vragen waarom het kabinet met de rug naar de praktijk op de werkvloer staat en de papieren werkelijkheid van het regeerakkoord verdedigt.

Kan de staatssecretaris een overzicht maken van het aantal ontslagen dat in voorbereiding op de uitvoering van het regeerakkoord nu in het land wordt aangekondigd en aangevraagd? Hoeveel mensen met een tijdelijk contract zien hun contract niet verlengd?

Kan de staatssecretaris reageren op het akkoord dat in Rotterdam aan aanbieders is opgelegd naar aanleiding van ontslagen en loondump?1 Vindt de staatssecretaris het wenselijk dat dit soort zaken via de rechter uitgevochten moet worden? Welke rechtsgevolgen heeft dit akkoord voor andere thuiszorgmedewerkers die opnieuw moeten solliciteren als een andere organisatie de thuiszorgaanbesteding heeft gewonnen?

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie danken de staatssecretaris voor de toegestuurde brief over mogelijke ontslagen in de Amsterdamse thuiszorg. Deze leden hebben hierbij enkele opmerkingen en hebben behoefte om vragen te stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit de brief dat de staatssecretaris dit vooral een kwestie vindt van de betreffende thuiszorgorganisaties. Genoemde leden vinden het jammer dat de staatssecretaris niet ingaat op de gevolgen van de keuzes die deze thuiszorgorganisaties maken. Zoals de staatssecretaris in de brief zelf schrijft, anticiperen de thuiszorginstellingen alvast op de mogelijke gevolgen van het regeerakkoord. Hoewel de maatregelen nog niet uitgewerkt zijn, verliezen dus al wel mensen hun baan. Deze leden maken zich hier grote zorgen over en krijgen hier dan ook graag een reactie op van de staatssecretaris. Is de staatssecretaris het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat er snel duidelijkheid moet komen over de invulling van de kabinetsplannen, om verdere onrust te voorkomen?

De betreffende organisatie heeft ervoor gekozen om in aanloop naar de uitwerking van de plannen uit het regeerakkoord van 300 medewerkers het tijdelijk contract niet om te zetten in een vast contract. De leden van de GroenLinks-fractie vrezen dat meer instellingen in de langdurige zorg huiverig worden om mensen een vast contract te bieden en alleen nog tijdelijke contracten willen afsluiten. Deze leden krijgen hier graag een reactie op van de staatssecretaris: maakt hij zich hier ook zorgen over? Maakt de staatssecretaris zich ook zorgen over de gevolgen van de kabinetsmaatregelen voor de werkgelegenheid in deze sector en wordt dat ook meegewogen bij het uitwerken van de maatregelen?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Ik dank de fracties voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van mijn brief van 15 februari 2013 inzake mogelijke ontslagen in de Amsterdamse thuiszorg (Kamerstuk 29 282, nr. 174). Hieronder reageer ik op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties.

Ik heb u op 25 april een brief verstuurd over de hervorming van de langdurige zorg2. Deze brief is mede gebaseerd op de resultaten van het zorgoverleg dat ik samen met de minister van VWS heb gevoerd met werkgevers en werknemers (waarover ik u op 24 april schriftelijk heb geïnformeerd)3 en op de resultaten van het sociaal overleg dat de minister van SZW en de staatssecretaris van SZW hebben gevoerd met de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties (en waarover zij u op 11 april schriftelijk geïnformeerd hebben4). Met de in deze brieven genoemde afspraken wordt in grote mate antwoord gegeven op de vragen die leven bij verschillende fracties naar aanleiding van mijn brief van 15 februari. In mijn reactie op de inbreng van de fracties zal ik daarom de nadruk leggen op de inbreng die niet is beantwoord met de brieven van 11, 24 en 25 april.

Reactie op de inbreng van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben meerdere vragen gesteld over de inzet van opleidings- en omscholingsfondsen om in de thuiszorg «werk naar werk» te organiseren en de rol die het kabinet hier in kan hebben. De rol die het kabinet hierin neemt is weergegeven in het sociaal akkoord. Feitelijk zijn er, evenals in andere sectoren, ook in de zorg O&O-fondsen. Waar deze fondsen in andere sectoren veelal gevuld worden met structurele bijdragen van de werkgevers op basis van Cao-afspraken is daar in de zorg niet of nauwelijks sprake van. Dergelijke fondsen in de zorg beschikken derhalve over beperkte financiële middelen. Wel kan gebruik worden gemaakt van de subsidieregeling stageplaatsen zorg. Werkgevers krijgen daaruit een bijdrage als ze werknemers een hogere opleiding laten volgen, bijvoorbeeld als een thuishulp of een helpende een opleiding tot verzorgende gaat volgen. Ook worden dergelijke trajecten financieel ondersteund door de afdrachtvermindering onderwijs, welke omgezet wordt in een subsidieregeling van het ministerie van OCW.

Ik wil benadrukken dat ik de werkgelegenheidseffecten als gevolg van de hervorming in de langdurige zorg, waaronder een zorgvuldige omgang met boventallige of te herplaatsen werknemers, wil volgen. Om die reden heb ik in het zorgoverleg met sociale partners ook afgesproken dat er sectorplannen opgesteld worden, welke financieel gefaciliteerd worden door het kabinet. De ArbeidsmarktEffectRapportage (AER) die thans uitgevoerd wordt, zal daar ook relevante informatie voor leveren. De eerste effectrapportage wordt komende zomer naar de Kamer gezonden.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de praktijk van de afspraken over de overname van personeel als een aanbieder een aanbesteding verliest en hoe het kabinet gemeenten kan aanzetten om het mens-volgt-werk-principe centraal te stellen. Aanvullend daarop stellen zij vragen of er een overzicht gegeven kan worden van hoeveel gemeenten wel kiezen voor aanbesteden en hoeveel niet, tegen welke problemen werknemers aanlopen en hoe gemeenten en het kabinet hier invloed op uitoefenen. De keuze die gemeenten maken om wel of niet aan te besteden, is een gemeentelijke afweging die wordt gemaakt in het kader van een decentrale wet, zodat niet centraal wordt bijgehouden hoeveel gemeenten wel of niet aanbesteden. De huidige Wmo verplicht de winnaars bij aanbesteding in elk geval om met de verliezers te overleggen over de overname van personeel. Het is de taak van de gemeente om toe te zien dat dit overleg plaatsvindt. Ik heb in de beantwoording op vragen van Kamerlid Keizer5 aangegeven dat ik bereid ben om met de VNG in gesprek te gaan om gemeenten aanvullend te wijzen op de verschillende manieren waarop zij invulling kunnen geven aan artikel 10a van de Wmo. Uitgangspunt voor dit gesprek is de primaire verantwoordelijkheid van gemeenten om de Wmo uit te voeren. Ik heb daarnaast in mijn brief van 24 april toegezegd dat in het wetsvoorstel tot wijziging van de huidige Wmo waarborgen voor werknemers uit hoofde van de wetsvoorstellen Kant/Leijten worden verankerd.

Aanvullend op artikel 10a van de Wmo hebben werkgevers en werknemers afspraken gemaakt in de CAO verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT). In deze CAO is geregeld dat «De verkrijgende werkgever(s) is (zijn) verplicht aan de op grond van de sub e verdeelde werknemer(s) een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan tegen dezelfde cao-arbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op de werknemer van toepassing waren bij de verliezende werkgever». De CAO VVT is algemeen verbindend verklaard zodat elke Wmo-aanbieder hieraan gehouden is, ook nieuwe aanbieders. Het besluit tot algemeen verbindendverklaring biedt alle werknemers de mogelijkheid om de toepassing van artikel 10a van de CAO in rechte af te dwingen.Hiermee is het principe mens-volgt-werk-principe zo goed mogelijk gewaarborgd. Het is echter niet uit te sluiten dat een deel van het bij de verliezende werkgever overtollig geworden personeel niet in dienst kan komen bij de winnende werkgever(s). In dergelijke gevallen kunnen de instrumenten ingezet worden zoals genoemd in het antwoord op de vraag over de inzet van O&O-fondsen om alsnog het mens-volgt-werk-principe zoveel mogelijk te stimuleren. Ook het eerder genoemde sectorplan kan hierin van betekenis zijn. Verder is in het zorgoverleg met sociale partners afgesproken dat er met gemeenten en het kabinet afspraken worden gemaakt om scherper toezicht te houden op de genoemde Wmo- en Cao-bepalingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik wat betreft de Wmo de vinger aan de pols houdt en of ik gemeenteraden informeer over dergelijke wetgeving. Gelet op hun controlerende rol in het lokale duale stelsel, is het primair de taak van de gemeenteraad om er op toe te zien dat het college van B&W zorgt voor een correcte verordening die conform is met de wet. Desalniettemin zal ik tijdens het hiervoor aangekondigde overleg met de VNG wijzen op het belang van een actieve invulling door het college van de rol op basis van artikel 10a Wmo. Ook vragen de leden mij of ik inzage kan geven in wat de inzet voor de thuiszorg wordt bij de onderhandelingen over een sociaal akkoord en in welke mate de gevolgen voor de werkgelegenheid in de sector een rol in de onderhandelingen spelen. Inmiddels is een sociaal akkoord tot stand gekomen en zijn afspraken gemaakt met werkgevers en met werknemers over de arbeidsmarkt in de zorg. Ik verwijs daarvoor naar mijn brief van 24 april.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ik de rechts- en arbeidspositie van medewerkers in de thuiszorg ga verbeteren, gelet op de middelen die het kabinet ter beschikking heeft gesteld voor de verbetering van specifieke groepen werknemers in de zorg. Aanvullend stellen zij de vraag of hierbij de mogelijkheden om her- en omscholing van thuiszorgmedewerkers te borgen betrokken worden. Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen naar het sociaal akkoord waar u op 11 april over geïnformeerd bent door de bewindspersonen van het ministerie van SZW en de afspraken die ik gemaakt heb met sociale partners in de zorg (zie hiervoor de brief van 24 april).

Om de gevolgen voor de arbeidsmarkt van de in het Regeerakkoord opgenomen maatregelen voor de AWBZ, Wmo en Jeugdzorg goed in kaart te brengen laat ik op verzoek van sociale partners momenteel een AER uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van de AER zal bezien worden welk aanvullende maatregelen van arbeidsmarktbeleid gewenst zijn en eventueel ingezet kunnen worden, onder andere wat betreft de rechts- en arbeidspositie van medewerkers in de thuiszorg. Op basis van de uitkomsten van de AER zal ook gekeken worden naar de her- en omscholing van thuiszorgmedewerkers. Ook zal het advies van de commissie Huishoudelijk Personeel betrokken worden, die door de minister van SZW is ingesteld naar aanleiding van ILO-verdrag nr. 189 inzake Decent Work for Domestic Workers.

Reactie op de inbreng van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen mijn mening over het feit dat de zorginstelling Cordaan als reden de uitwerking van het regeerakkoord noemt om medewerkers op straat te zetten en of het de bedoeling was dat vòòr de uitwerking van de maatregelen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord, er mensen ontslagen worden. Het is een afweging van thuiszorgorganisaties zelf op welke wijze instellingen anticiperen op (voorgenomen) wijzigingen in het overheidsbeleid en of en hoe zij hun personeelsomvang daarop willen aanpassen. Ik kan dergelijke afwegingen niet direct beïnvloeden.

De leden van de SP-fractie vragen wat het kabinet gaat doen om het tij te keren en waarom het kabinet met de rug naar de praktijk op de werkvloer staat en de papieren werkelijkheid van het regeerakkoord verdedigt. Ik neem afstand van deze beelden. Beide Kamers zijn inmiddels geïnformeerd over de afspraken die minister van VWS en ik hebben gemaakt met werknemers en werkgevers. Daarnaast wil ik verwijzen naar mijn antwoord op de vraag van de PvdA fractie of ik wat betreft de Wmo de vinger aan de pols hou en waarin ik aangeef dat ik op dit moment op verzoek van sociale partners (waaronder alle relevante vakbonden) een AER laten uitvoeren.

De leden van de SP-fractie vragen mij of ik een overzicht kan maken van het aantal ontslagen dat in voorbereiding op de uitvoering van het regeerakkoord nu in het land wordt aangekondigd en aangevraagd en hoeveel mensen met een tijdelijk contract hun contract niet verlengd zien. Het is nu niet goed mogelijk om de gevolgen van een bepaalde factor goed te isoleren. De door de leden van de SP-fractie gevraagde overzichten zijn derhalve niet op korte termijn te genereren. Wel blijf ik de situatie op de arbeidsmarkt nauwlettend volgen in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn dat ik samen met sociale partners laat uitvoeren. Ook de uitkomsten van de AER kunnen hier inzichten opleveren.

De leden van de SP-fractie vragen om mijn reactie op het akkoord dat in Rotterdam aan aanbieders is opgelegd, of ik het wenselijk vindt dat dit soort zaken via de rechter uitgevochten moet worden en welke rechtsgevolgen dit akkoord heeft voor andere thuiszorgmedewerkers die opnieuw moeten solliciteren als een andere organisatie de thuiszorgaanbesteding heeft gewonnen. Het is niet aan mij om de uitspraak van de rechter in dit concrete geval te interpreteren. Dat partijen de aan hun ter beschikking staande rechtsgang gebruiken om tot een oplossing te komen voor een conflict dat zij hebben is een eigen afweging van de betrokken partijen waar ik geen uitspraak over kan doen. Ik vind het belangrijk dat gewaarborgd is dat werknemers in rechte kunnen opkomen voor hun positie, maar de voorkeur gaat uiteraard uit naar het voorkomen van juridische procedures. Artikel 10a Wmo en de CAO VVT beogen dit te ondersteunen.

Reactie op de inbreng van de GroenLinks-fractie

De vraag van de leden van de GroenLinks-fractie wat mijn reactie is dat voorafgaand aan de uitwerking van maatregelen in het regeerakkoord al wel mensen hun baan verliezen heb ik reeds beantwoord in mijn reactie op de inbreng van de leden van de SP-fractie over de zorginstelling Cordaan.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen om mijn reactie op hun vrees dat meer instellingen in de langdurige zorg huiverig worden om mensen een vast contract te bieden en alleen nog tijdelijke contracten willen afsluiten. Ook vragen zij of ik mij zorgen maak over de gevolgen van de kabinetsmaatregelen voor de werkgelegenheid in deze sector en of deze zorgen ook meegewogen worden bij het uitwerken van de maatregelen. Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen naar het sociaal akkoord waar u op 11 april over geïnformeerd bent door de bewindspersonen van het ministerie van SZW en de afspraken die ik gemaakt heb met sociale partners in de zorg (zie hiervoor de brief van 24 april).


X Noot
2

Kenmerk 114352–103091-LZ

X Noot
3

TK 2012 – 2013, 33 566, nr. 29

X Noot
4

TK 2012 – 2013, 33 566, nr. 15

X Noot
5

Ah-tk-2012/2013–1042

Naar boven