29 281
Invoering van de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs

nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2005

Hierbij bied ik u het rapport aan van de Committee Review Degrees1. De taak van de (internationale) commissie en de samenstelling van de commissie heb ik u eerder dit jaar toegezonden.

De commissie heeft een waardevol rapport uitgebracht waarin zij een voorstel doet voor de Nederlandse graden (of eigenlijk: de toevoegingen aan de bachelor- en mastertitels). Het voorstel van de commissie spreekt mij in grote lijnen aan. De commissie vond de opdracht om richtingen voor graden te beschrijven die internationaal gebruikelijk, transparant en robuust zijn niet eenvoudig. Het is niet mogelijk om een gradenstructuur te maken die voldoet aan «de internationale gradenstructuur». Een internationaal geharmoniseerde gradenstructuur bestaat namelijk niet. Bovendien vindt met de invoering van de BaMa structuur in andere landen overal een herdefiniëring van graden plaats. Toch heeft de commissie overeenstemming bereikt over een voorstel.

• Het is algemeen gebruikelijk dat de graad past bij de inhoud van de opleiding. De commissie beveelt dan ook aan dat het Nederlandse gradenstelsel aansluit bij dit algemene patroon.

• De toevoegingen «arts» en «science» blijven voorbehouden aan programma's die tot op zekere hoogte zijn gebaseerd op onderzoek. Nieuw ten opzichte van de huidige systematiek is dat ook hbo-opleidingen hieronder kunnen vallen die gericht zijn op toegepast onderzoek. Het gaat daarbij alleen om hbo-opleidingen met een voldoende verbinding met onderzoek, niet voor alle hbo-opleidingen. De commissie merkt op dat toegepast onderzoek nauwelijks verbonden lijkt met en ingebed is in hbo-opleidingen. Criteria voor de mate van verbinding met onderzoek die het gebruik van «science» of «arts» rechtvaardigt, moeten, aldus de commissie, ontwikkeld worden. De commissie beveelt verder aan dat «science» en «arts» ook mogelijk moet zijn voor post-initiële opleidingen die onderzoeksgericht zijn. Criteria voor the mate waarin een band bestaat met onderzoek die de toevoegingen «science» of «arts» rechtvaardigen moeten nog worden geformuleerd.

• Voor beroepsgeoriënteerde opleidingen kunnen graden worden ontwikkeld analoog aan het kunstvakonderwijs. De graden die zij heeft ontwikkeld – BMus (Bachelor of Music) en BFA (Bachelor of Fine Arts) – worden breed, ook internationaal, geaccepteerd.

• Internationaal historisch gegroeide en gebruikelijke titulatuur moet toegestaan worden, ook als het niet in het model past.

Ik ben van plan met de betrokken partijen, waaronder in ieder geval VSNU, HBO-raad en PAEPON, het voorstel uit te werken. Daarvoor zal ik bestuurlijk overleg voeren. Het gaat daarbij in ieder geval om de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek en mogelijk ook om de invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in de huidige wetgeving, waarbij de toevoegingen van de graden kunnen worden bepaald. De AMvB is destijds specifiek in de wet opgenomen, opdat de resultaten van de commissie relatief snel geïmplementeerd zouden kunnen worden.

Ik zal de uitwerking van het voorstel zo spoedig mogelijk (ik ga uit van september 2005) naar de Tweede Kamer zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven