29 281
Invoering van de bachelor-masterstructuur in het Hoger Onderwijs

nr. 1
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 oktober 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op woensdag 8 oktober 2003 overleg gevoerd met staatssecretaris Nijs van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de brief d.d. 8 september 2003 inzake de beleidsreactie op het onderzoek van de inspectie naar de invoering van de bachelor-masterstructuur (OCW-03–702).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van der Laan (D66) vraagt waarom Nederland de bachelor-masterstructuur (BAMA) sneller wil invoeren dan de andere Europese landen. Sluit de Nederlandse structuur aan op de structuur in de andere Europese landen? Kunnen andere landen van de overgangsproblemen in Nederland leren en vice versa?

De cijfers van het Interstedelijk studentenoverleg (ISO) tonen aan dat 62% van de hbo-studenten en 22% van de wo-studenten niet goed weten wat de gevolgen van de verschillende keuzemogelijkheden sinds de invoering van de BAMA zijn. De toekomstige werkgevers van deze studenten kennen de nieuwe structuur ook niet goed. Is het vol te houden om de instellingen volledig verantwoordelijk te stellen voor de informatievoorziening? Wat vindt de staatssecretaris van de voorstellen van het ISO om op het ministerie van OCW een centraal en neutraal inlichtingenpunt in te richten dat een website onderhoudt over de BAMA of om aan het begin van het studiejaar hierover een apart college te laten geven of om de studieadviseur een grotere rol te laten spelen? Hoe kunnen de hbo-studenten worden gestimuleerd om een studie in het buitenland te volgen?

De inspectie is bezorgd over de voorrang die is verleend aan het ontwikkelen van bachelors in het wo en signaleert een knelpunt in de aansluiting op de masters. Wat kan er worden ondernomen om de ontwikkeling van masters aan het wo en het hbo te stimuleren?

De BAMA wordt voornamelijk bedreigd door de gebrekkige afstemming van de curricula. Hoe kan de overheid de universiteiten stimuleren om hierin een slag te maken? Kan de bureaucratie bij examencommissies worden doorbroken? Kunnen de in- en doorstroomeisen nader worden bestudeerd?

Bij 86% van de wo-bacheloropleidingen ontbreekt het aan overgangsregelingen, terwijl die wel bestaan bij 62% van de wo-masteropleidingen. Hoe kan worden voorkomen dat studenten daarvan de dupe worden? Is er al een indicatie van het effect van het nieuwe stelsel op de doorstroming van hbo naar wo?

De heer Visser (VVD) merkt op dat de invulling van de eindfase van de bachelor- en van de masteropleiding nog onvoldoende mag zijn, maar dat is geen reden om de werkzaamheden in de overgangsfase op de BAMA te staken. Hij is blij met de aanbevelingen van de inspectie en het ISO om de nog bestaande knelpunten bij de overgang aan te pakken.

Er zijn verschillen, doordat in de overgangsfase veel nieuwe bachelor- en masteropleidingen ontstaan en doordat de instellingen afzonderlijk hun programma's invullen. Dat is op zichzelf geen probleem. De inspectie brengt nog een rapport uit over de academisering van het hbo en de neiging van het wo om beroepsgerichte masters aan te bieden. In ieder geval ontstaat hierdoor keuzevrijheid en die hangt weer samen met het doelmatigheidsvraagstuk en met de titulatuur. De heer Visser hecht hier waarde aan vanuit het liberale gedachtegoed.

Volgens een brief van de HBO-raad worden Nederlandse hoger opgeleiden op de Europese arbeidsmarkt getroffen door de invoering van de BAMA. Kunnen de bewindslieden de internationale ontwikkelingen op het vlak van de titulatuur in het oog houden? Zullen zij niet te dogmatisch omgaan met de bestaande titulatuur? In het binaire stelsel moet een systeem kunnen bestaan waarin de doelstellingen van Bologna worden verwezenlijkt. Ook in andere landen met een binair stelsel ontstaan verschillen door toevoegingen op de hbo-titulatuur. Dat hoeft geen probleem te zijn.

Van toepassing op het dilemma van de door de instellingen te verbeteren informatievoorziening is het rapport Bevrijdende kaders van de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (RMO). Dit rapport is voor de Kamer bestemd, maar is ook interessant voor instellingen en studenten. Er wordt in geadviseerd om te leren van feedback en niet om af te rekenen. Ook staat erin dat de overheid niet in oude reflexen moet vervallen door terug te grijpen op centralistische aansturing bij onvolkomenheden.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) veronderstelt dat sommige kinderziekten hadden kunnen worden voorkomen als de BAMA niet zo haastig was ingevoerd.

Het is noodzakelijk om aan de studenten te vragen welke knelpunten zij tegenkomen en of zij vinden dat de overheid betrouwbaar is nu een systeem is ingevoerd dat onduidelijkheid laat bestaan over de internationale waardering van een nog onzekere titel. Vermeden moet worden dat studenten een ander diploma krijgen dan zij dachten doordat de regelgeving van het ministerie van OCW niet duidelijk is, doordat de regels door instellingen verschillend worden geïnterpreteerd of doordat studenten van studierichting veranderen omdat er onvoldoende informatie is over de inhoud van de opleidingen. Iedere student die faalt, is er een te veel.

De invoering van het major-minorsysteem kan volgens de inspectie de keuzeruimte binnen de opleiding beperken. Ziet de staatssecretaris de keuzevrijheid ontstaan binnen de masterfase, bij de overgang van bachelor op master of binnen de bachelorfase? Hoe denkt zij dat het major-minorsysteem de keuzevrijheid vergroot?

De universiteiten vullen op verschillende manieren de bachelor- en masteropleidingen in. De staatssecretaris moet hier richting aan geven, zodat de opleidingen beter samenwerken en studenten gemakkelijker kunnen overstappen of vakken kunnen volgen aan een andere instelling.

Het platform dat het hoger onderwijs zal controleren, kan via de keuzegids meer informatie verschaffen over de BAMA. Een college over de BAMA zou al in klas 5 van het havo of klas 6 van het vwo moeten worden gegeven. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om de formele betrokkenheid te vergroten van studentenorganisaties bij grote systeemwijzigingen, kwesties in verband met studiefinanciering of het starten van bedrijven op hogescholen?

Welke rol kan de Nederlandse accreditatie organisatie (NAO) spelen in het wegnemen van discrepanties bij de registratie van opleidingen? Nederland moet goed kijken hoe de buurlanden de komende jaren de BAMA-structuur invoeren om geen uitzonderingspositie te bekleden. Het systeem moet werkelijk aansluiten bij het internationale Angelsaksische systeem. Ook moeten meer ICT-middelen worden ingezet in de informatievoorziening aan studenten.

De heer Tichelaar (PvdA) verwijt noch de staatssecretaris noch de universiteiten noch de hbo-instellingen dat er problemen zijn, want de Kamer heeft besloten tot een snelle invoering van de BAMA. Volgens de Kamer hoefde niet te worden voldaan aan randvoorwaarden. De doelstellingen van keuzevrijheid en internationalisering zijn echter nog niet gehaald. Wil de staatssecretaris een notitie voorbereiden over de rol die de overheid, de sector, de professionals en de studenten kunnen spelen ter stimulering van het invoeringsproces?

Door de nieuwe bekostigingsvorm, ontstaan door de invoering van de BAMA, zijn de hbo-instellingen en universiteiten sterk naar binnen gekeerd. De student moet namelijk worden vastgehouden. Deze dwang staat haaks op de doelen. De doorstroming van bachelor naar master wordt juist door de nieuwe vakkenpakketten bemoeilijkt. Het belang van de student en van de Nederlandse economie zijn dus in het geding. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Wat moet volgens haar de verhouding zijn tussen de overheid en de sector? Wordt de wet niet overtreden doordat vakken verplicht worden gesteld voor doorstroming in een masteropleiding? Kan hier iets aan worden gedaan?

De Kamer heeft door de aanneming van het amendement-Eurlings/Hamer voorzien in de volledige betrokkenheid van studenten, docenten en externe stakeholders. Hier is geen gevolg aan gegeven. Ook in deze zin is de wet dus overtreden. Kan de staatssecretaris in haar notitie vermelden wat dit betekent voor de overheid en de sector?

De academisering van het hbo en de downgrading van het wo komt ook voort uit de nieuwe bekostigingsvorm. Worden door dit nieuwe stelsel de opleidingen vergelijkbaar? Zo ja, is dit stelsel op langere termijn houdbaar?

Wat betekent het voor de overheid dat het nieuwe stelsel tot situaties leidt die in strijd zijn met de doelstellingen? Kunnen bij de evaluatie van de nieuwe structuur alleen de universiteiten, de hbo-instellingen en de koepelorganisaties worden aangesproken en de overheid niet meer?

Door de inhoudelijke slag die is gemaakt op het wo zijn de taken voor de docenten aanzienlijk verzwaard. Hoe verhoudt dit gegeven zich tot het feit dat de instellingen geen invoeringsbudget hebben gehad?

Mevrouw Vergeer (SP) vraagt om commentaar op de stelling van een op de drie hoogleraren dat de BAMA geen verbetering van het hoger onderwijs is. De nieuwe brede bachelor is prachtig, maar gaat ten koste van de diepgang en dus van de kwaliteit van de studies, zeker als de studieduur gelijk blijft. Wie betaalt voor een student die overstapt?

Wat wil de staatssecretaris doen aan de klachten over de informatievoorziening als de instellingen die niet verbeteren? Kan zij niet op zijn minst de medezeggenschap op de hogescholen goed regelen? Zij kan toch aangeven binnen welke termijn en op welke manier bepaalde doelstellingen moeten zijn bereikt?

Het voorstel van het ISO om studenten te laten begeleiden door een studieloopbaanadviseur verdient steun. Is het mogelijk dat het ministerie van OCW een website opent met informatie over de studiekeuzemogelijkheden?

Wie betaalt voor de eventuele vertraging die een student oploopt, doordat een instelling nog geen overgangsregeling heeft? Zijn daarvoor genoeg middelen beschikbaar gesteld?

De hogescholen klagen erover dat universitaire masters worden bekostigd en hbo-masters niet. Is dit in overeenstemming met de ambitie om een kenniseconomie te worden en met de belofte van de voormalig minister Hermans?

Sommige hbo-bachelors – met name de kunstopleiding – kunnen hun vergelijkende waarde verliezen, doordat ze in Nederland als bachelor worden aangemerkt en in het buitenland als master. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Volgens onderzoek van de Landelijke studentenvakbond (LSVb) is de doorstroming vrij rigide, omdat voor sommige masteropleidingen verplicht een volledig bachelordiploma moet worden gehaald. Vindt de staatssecretaris het niet beter om opleidingen te verplichten om duidelijk te maken welke vakken iemand moet hebben gehaald om te mogen doorstromen naar de masterfase?

Duidelijk moet worden of de bekostiging van de masteropleidingen onder de autonomie van de instellingen valt, anders kunnen zij niet doorgaan met het ontwikkelen ervan. Is het mogelijk dat geaccrediteerde, tweejarige masters worden bekostigd?

Mevrouw Joldersma (CDA) vraagt of de staatssecretaris voornemens is om bij de invoering van de aanpassingswet rekening te houden met het rapport van de inspectie. Wil zij de problemen met de instellingen afzonderlijk oplossen?

De conclusie van de inspectie dat de toegankelijkheid van de opleidingen en het profiel van de studenten lijken te zijn verslechterd, is zorgwekkend. Wat wordt hieraan gedaan in het verlengde van de wens om de student meer flexibiliteit te bieden?

Het is niet goed dat studenten opleidingen zijn gaan volgen zonder te weten welke masters ze kunnen volgen in de toekomst. De uiteenlopende doorstromingsmogelijkheden in de masterfase bevorderen de keuzevrijheid niet. Iemand zou na een bachelorsopleiding aan alle universiteiten een master moeten kunnen volgen. Als dit niet verandert, zullen instellingen hun studenten vast willen houden of haken studenten na de bachelorfase af. Het feit dat er problemen zijn met de studiefinanciering voor studenten die hun master in het buitenland willen volgen, druist in tegen de doelstelling van internationalisering van de BAMA. Dit probleem moet worden aangepakt voordat de studiefinanciering wordt herzien.

Er is een motie aangenomen om de oneigenlijke concurrentie tegen te gaan, veroorzaakt door universiteiten die beroepsgerichte masteropleidingen aanbieden. Wanneer wordt dit aangepakt? Kan de staatssecretaris het register van opleidingen schonen? Hoe gaat zij het register van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) optimaliseren? Wie zal ten slotte de voorlichtingswebsite voor studenten onderhouden?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris wijst erop dat de BAMA is ingevoerd met het doel om erkenning te krijgen van het Nederlandse hoger onderwijs in Europa, om de concurrentiepositie van Nederland te verstevigen en om in 2010 tot de top van de kennissamenlevingen in Europa te behoren. In september jl. is tijdens een congres in Berlijn gebleken dat Nederland in de voorbereidingstijd tot 2010 voorop loopt. Van de overige 26 Europese landen is 80% druk bezig met de invoering van de BAMA, terwijl 20% het wetgevingstraject nog moet doorlopen.

Finland, Noorwegen, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Ierland, Polen en Vlaanderen hechten net als Nederland aan het binaire stelsel. Het nieuwe stelsel wordt niet overhaast ingevoerd, want hoe eerder Nederland is toegerust met een goed BAMA-stelsel, des te beter het is voorbereid op 2010. Voor een aantal problemen met de invoering moeten de ogen echter niet worden gesloten.

De staatssecretaris wil opleidingen van twee jaar in de masterfase inrichten, zodat kan worden aangesloten op PhD-trajecten en op andere opleidingen in het buitenland. De NAO heeft veel overgenomen van de verschillende kwaliteitsstandaarden in het buitenland. Nederland, Duitsland, Engeland, Ierland en Vlaanderen zorgen er via het «joint initiative» voor dat er wordt geleerd van de verschillende Europese kwaliteitsnormen. In veel landen bestaat het voornemen om het diplomasupplement verplicht te stellen, zodat enige landelijke folklore in de titulatuur kan worden behouden, maar de diploma's toch vergelijkbaar worden op Europees niveau.

De invoeringsoperatie van de BAMA mag tot 2009 duren, maar Nederland wil dit stelsel al in 2005 hebben ingevoerd en de daarmee gepaard gaande problemen hebben opgelost. In 2007 wordt een grote evaluatie gehouden.

Aan de hand van vijf ijkpunten houdt de staatssecretaris in de gaten of de invoering naar behoren verloopt. Het eerste ijkpunt is dat de nieuwe structuur goed moet worden ingevoerd. Ten tweede moet er worden gezorgd voor erkenning van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Ten derde moeten de flexibiliteit en de keuzevrijheid voor studenten toenemen. Ten vierde moet het systeem tot inhoudelijke vernieuwing leiden en ten vijfde moet het hoger onderwijs beter aansluiten op de arbeidsmarkt. Maar liefst 82% van de universitaire opleidingen is al omgezet, terwijl de opleidingen aan het hbo alle van rechtswege zijn omgezet. Het nadeel daarvan is overigens dat er niet zoveel inhoudelijke vernieuwingen zijn doorgevoerd. De staatssecretaris is dan ook voornemens om de hbo-instellingen aan te moedigen die slag alsnog te maken. De omzetting van medische opleidingen en lerarenopleidingen is nog niet geschied, omdat niet bekend is hoe dat het beste kan.

Van de wo-bacheloropleidingen heeft 86% een overgangsregeling; van de wo-masteropleidingen 62%. Engels is vaak de voertaal op de masteropleidingen van het wo en 80% van de wo-masteropleidingen geeft een Engelstalig diplomasupplement af. Dat is goed voor de internationalisering en voor de aansluiting op de arbeidsmarkt. Tweederde van het wetenschappelijk onderwijs en een kwart van het hbo hanteren het Europese studiepuntensysteem. Ten behoeve van de internationalisering en flexibilisering is voorts het semestersysteem ingevoerd.

Er zijn veel positieve resultaten geboekt. Zo is 80% van de wo-bachelors gedeeltelijk vernieuwd en is 16% van de opleidingen meer multidisciplinair geworden. De samenhang tussen de curricula is ook toegenomen. Er is sprake van een sterkere specialisatie en een grotere onderzoeksgerichtheid in de masterfase. Daarbij heeft de invoering van het major-minorsysteem tot aanzienlijke vernieuwingen geleid.

Het bedrijfsleven en de publieke sector zijn bij 40% van de nieuwe curricula op het hbo en 20% van de nieuwe curricula op het wo geraadpleegd ter bevordering van de aansluiting op de arbeidsmarkt.

De informatievoorziening is nog gebrekkig. Allereerst moeten de opleidingsinstellingen hier wat aan doen, omdat zij de nieuwe structuur invoeren en over de opleidingsspecifieke informatie beschikken. De inspectie geeft jaarlijks een monitor uit, waarbij de stand van zaken telkens aan de hand van dezelfde vragen wordt opgemaakt. Ook verricht zij veel praktijkstudies. De «best practices» die daaruit naar voren komen, publiceert zij in haar rapport. Zij geeft bij constatering van misstanden tijdens haar monitoringswerkzaamheden een «early warning» aan de staatssecretaris, zodat zij direct kan ingrijpen en niet pas nadat het volgende jaarlijkse rapport is verschenen. Zij houdt de ontwikkelingen dus voortdurend in het oog. Het ministerie van OCW heeft een website die kan worden geactualiseerd met informatie naar aanleiding van het rapport van de inspectie. Verder is het vertegenwoordigd op studiebeurzen. De suggestie om meer informatie in de studiekeuzegids te zetten, wordt in overweging genomen. De staatssecretaris is ook van plan om aan de commissie-Netelenbos te vragen om een inleidend verhaal over de nieuwe structuur te houden. Bovendien is zij voornemens om een website te openen voor studenten, docenten en toekomstige werkgevers die er niet in zijn geslaagd om knelpunten op instellingsniveau op te lossen. De problemen die via die website bekend gemaakt worden, kunnen worden voorgelegd aan de inspectie. Zij kan op haar beurt evalueren of het om structurele of incidentele problemen bij de invoering van de BAMA gaat. Via het early-warningsysteem kan de staatssecretaris dan ingrijpen. De staatssecretaris is niet voornemens om het verzoek in te willigen om in een notitie te specificeren wat de rol is van de overheid, de inspectie en de instellingen. Zij heeft bij dezen namelijk gespecificeerd wat de rol van de overheid is.

De hbo-instellingen, universiteiten, de HBO-raad en de VSNU hebben in de week voor dit algemeen overleg een brief van de staatssecretaris gekregen waarin zij werden aangespoord om te werken aan de gesignaleerde knelpunten in het rapport van de inspectie. De staatssecretaris zal in het kader van het MUB evalueren of de verschillende universiteiten inderdaad de medezeggenschap van studenten en opleidingscommissies hebben vergroot. Ook zal zij de instituten erop wijzen dat zij voor de instroom in de masterfase geen vakkeneisen mogen stellen, maar wel een toets mogen afnemen in het verlengde van de wetsbepaling dat mag worden geselecteerd op inzicht, kennis en vaardigheden.

Zorgen over de ontwikkeling van de masters zijn terecht. Er is een enorme slag gemaakt, maar de studenten hebben er nog niet voldoende informatie over. Naar schatting zal 5% van de studenten met een propedeuse van een hbo-bachelor doorstromen naar een wo-bachelor, zal 6% van de studenten met een voltooide hbo-bachelor doorstromen naar een wo-bachelor en zal 10% van de studenten met een hbo-bachelor doorstromen naar een wo-master. Zo'n 85% van de studenten met een wo-bachelor stroomt door naar een wo-master. Er moet voor worden gezorgd dat bachelors goed aansluiten op een heel scala aan te volgen masters. Hieraan wordt nog volop gewerkt. De overheid heeft geprobeerd dit te stimuleren door er geld voor beschikbaar te stellen, de commissie-Bleumink heeft de doorstroming van een hbo-bachelor naar een wo-master gestimuleerd en de technische universiteiten, letterenfaculteiten en instituten voor bètawetenschappen zijn bezig met het afstemmen van hun programma's. De overheid stimuleert dus een aantal ontwikkelingen wel degelijk. Het kost alleen meer tijd dan gewenst.

De overheid heeft ook de ontwikkeling van onderzoeksmasters gestimuleerd. De Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) heeft er recentelijk een aantal van geaccrediteerd. Ook is er geld op de begroting gereserveerd voor de financiering van een tweejarige master. Op dit onderwerp kan nader worden ingegaan tijdens de bespreking van de aanpassingswet van de BAMA.

Hbo-masters komen in aanmerking voor bekostiging als zij zijn geaccrediteerd door de NVAO en voldoen aan de beleidsregel van macrodoelmatigheid overeenkomstig de regels voor wo-masters. Enkele hbo-masters in de zorg zijn reeds door de NVA geaccrediteerd. De opleidingsinstellingen die deze masters organiseren, moeten nu aantonen dat zij voldoen aan de beleidsregel. Het gaat er voornamelijk om dat zij het belang dienen van de publieke verantwoordelijkheid die de overheid draagt voor zorg, onderwijs en veiligheid. De staatssecretaris overlegt met het ministerie van VWS over de kwestie welke masters bij de nieuwe zorgberoepen in Nederland horen. Als aan de voorwaarden in de beleidsregel wordt voldaan, komen er dus bekostigde hbo-masters in de zorg. Ook voor masters aan de lerarenopleidingen is geld gereserveerd in de begroting.

Het is lastig voor de studenten dat de instroomeisen nog niet duidelijk zijn geformuleerd, maar het nieuwe systeem biedt meer keuzevrijheid dan het vorige. Toch is de keuzevrijheid nog niet zo groot als gewenst doordat sommige universiteiten vakkeneisen stellen en voorrang geven aan de bachelor met de daarop aansluitende master, maar dit wordt ongedaan gemaakt. De ontwikkelingen op het vlak van de major-minorstructuur bevordert de keuzevrijheid wel. De verbreding van de bachelors stelt de studenten namelijk in staat om kennis te maken met verschillende richtingen in studies, zodat het gemakkelijker wordt om een master te kiezen. Er zijn dus aanknopingspunten, maar er moet meer worden gedaan om selectieve masters van de grond te krijgen.

Op de titulatuurskwestie wenst de staatssecretaris in te gaan tijdens de bespreking van de aanpassingswet van de BAMA. In Berlijn is gebleken dat veel landen hebben gekozen voor de nationale kleur en dat weinig landen bij wet hebben bepaald wanneer de titel «bachelor of arts» of «bachelor of science» moet worden toegevoegd. Als afgestudeerden aan hbo-instellingen in Nederland zo'n titel mogen voeren, verdwijnt het binaire karakter van de titulatuur.

Nadere gedachtewisseling

De heer Visser (VVD) hoopt dat de staatssecretaris de instellingen zal aanpakken die nog geen goede overgangsmaatregelen hebben genomen om te voorkomen dat studenten tussen wal en schip terechtkomen.

Hij merkt op dat de gewenste keuzevrijheid wel problemen voor de inzichtelijkheid van de uiteenlopende soorten opleidingen oplevert. Hij komt hierop nog terug en ook op de bekostigings- en titulatuurskwestie.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) merkt op dat het erom gaat dat een student van een betrouwbare overheid onderwijs aan een betrouwbare universiteit krijgt aangeboden.

De heer Tichelaar (PvdA) vraagt of de staatssecretaris bereid is om een voortgangsrapportage te maken op basis van het rapport van de inspectie en van het debat met de commissie. Duidelijk moet worden wie welke verantwoordelijkheid heeft, zodat kan worden bepaald of de taakverdeling aan herijking toe is. Het zou goed zijn om de gevraagde rapportage voor de bespreking van het Hoger onderwijs- en onderzoeksplan (HOOP) te ontvangen en voor de evaluatie, de discussie over de bekostiging, de bespreking van de bevindingen van de commissie-Schutte en de monitor.

Hij gaat ervan uit dat de staatssecretaris voor de bespreking van het HOOP een rapport schrijft over de wijze waarop is voorkomen dat de wet wordt overtreden. Er is sprake van een nieuw feit nu de staatssecretaris het debat in Berlijn aangaande de titulatuur heeft genoemd. Wil de staatssecretaris hier nog een debat over voeren met de Kamer of laat zij dat over aan de Kamer?

Mevrouw Vergeer (SP) merkt op dat de studieduur te kort is om te werken aan verbreding en specialisatie. Is er een inventarisatie van de opleidingen en studies die met dit probleem kampen? Mevrouw Vergeer komt nog terug op de bekostiging van masters aan het hbo en het wo en op de internationale vergelijking van titels.

Mevrouw Joldersma (CDA) vraagt of het niet aan de inspectie is om te bestuderen welke toelatingseisen voor de masters worden gesteld en welke overgangsregelingen worden gehanteerd om vast te stellen of de wet inderdaad wordt overtreden.

Een aantal universiteiten en hbo-instellingen heeft onderlinge afspraken over doorstromingsmogelijkheden van hbo-bachelor in wo-master. Het is verkeerd als studenten van hbo-instellingen die geen contract met een universiteit hebben, niet kunnen doorstromen.

Is de staatssecretaris er voorstander van dat alle universiteiten het minor-majorsysteem hanteren? In juni jl. is gekozen voor de doorvoering van technische wijzingen in de aanpassingswet. Wil de staatssecretaris een verruiming van de titulatuurskwestie in overweging nemen?

Het is overdreven om van de staatssecretaris te verlangen dat zij alle gevraagde notities en voortgangsrapportages schrijft. Kan de staatssecretaris informatie geven over de verschillen tussen de nationale regimes die in Berlijn aan het licht zijn gekomen? De brief van de HBO-raad verschilt namelijk van hetgeen zij daarover heeft verteld. Verduidelijking van dit onderwerp kan worden betrokken bij de behandeling van de begroting of bij de discussie over het HOOP.

De staatssecretaris blijft de instellingen aansporen tot het nemen van hun verantwoordelijkheden. Zij zal de inspectie per brief vragen om in het volgende rapport te laten zien of instellingen vakkeneisen stellen en of instellingen nog geen overgangsregeling hebben. Zij is niet van plan om te inventariseren of de bachelors te breed en te weinig gespecialiseerd zijn en hoe het zit met het niveau van de Nederlandse bachelors en masters in vergelijking met het buitenland. Als opleidingen denken dat hun bachelorniveau internationaal op masterniveau staat, staat het hun vrij om te vragen of de accreditatieorganisatie dat wil beoordelen. Hetzelfde geldt voor opleidingen die zodanig veranderen dat de brede bachelor een nieuwe opleiding wordt.

Als studenten buiten hun schuld vertraging oplopen, kunnen zij een beroep doen op het afstudeerfonds van de instelling. De staatssecretaris is niet van plan een termijn te stellen binnen welke de informatievoorziening van instellingen aan studenten op peil moet zijn, omdat de instellingen daar te allen tijde voor moeten zorgen en niet pas op termijn. Zij verzamelt met de commissie-Netelenbos objectief informatie voor de studiegids van volgend jaar.

Zij vindt niet dat alle universiteiten het major-minorsysteem moeten hanteren, omdat er nog maar weinig ervaring mee is en de instellingen elkaar niet moeten kopiëren. Afspraken over doorstroming tussen instellingen worden gestimuleerd, omdat programma's op elkaar moeten worden afgestemd. Niet alle masters moeten echter middels afspraken en vakkeneisen aan een grote reeks bachelors worden gekoppeld, omdat is overeengekomen dat er kan worden geselecteerd op inzicht, kennis en vaardigheden ter garantie van de vrijheid om vanuit andere bachelors bepaalde masters te doen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), De Grave (VVD).

Naar boven