29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 774 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2023

Op 23 februari jl. heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij verzocht om een reactie aangaande een brief die zij op 2 februari jl. van Richard Korver Advocaten te Amsterdam over in- en uitschrijvingen van deskundigen in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) hebben ontvangen. In zijn brief aan de commissie schrijft de heer Korver dat naar zijn mening het NRGD niet transparant opereert als het gaat om de in- en uitschrijving van deskundigen en dat daarmee een eerlijke rechtspleging en het vertrouwen in de rechtsstaat onder druk komen te staan. In deze brief ga ik in op het verzoek van de commissie om hierop te reageren.

Ik acht het van belang om de commissie allereerst te informeren over het doel en de werking van het NRGD. Sinds de inwerkingtreding van de Wet deskundigen in strafzaken in 2010 is in artikel 51k van het Wetboek van Strafvordering opgenomen dat er een landelijk openbaar register van gerechtelijke deskundigen is. Dit register heeft ten doel de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen te bevorderen door de gegevens van deze deskundigen, voor zover zij relevant zijn voor potentiële opdrachtgevers, bijeen te brengen en openbaar te maken.1 Gekozen is voor een systeem van registratie dat uitgaat van vrijwillige deelname. De gerechtelijk deskundige is dus niet verplicht een aanvraag in te dienen tot registratie. De wijze waarop het register wordt beheerd is vastgelegd in het Besluit register deskundige in strafzaken (hierna: Besluit). Van een deskundige die is ingeschreven in het register mag worden aangenomen dat deze voldoet aan een zodanig kwaliteitsniveau dat deze in zijn algemeenheid geschikt is om op te treden als gerechtelijk deskundige binnen het deskundigheidsgebied waarvoor hij is geregistreerd. De openbaarheid van de gegevens van deskundigen betreft, mede ter bescherming van de belangen van de deskundigen, slechts die gegevens waarvan registratie in het openbare register noodzakelijk wordt geacht met het oog op het doel van het register. In het Besluit is bepaald welke gegevens dit betreffen: de naam van de deskundige, een vermelding van de wijze waarop hij voor raadplegers van het register bereikbaar wenst te zijn en de deskundigheid waarvoor de deskundige is geregistreerd.2 Voor het doel van het register is slechts van belang dat het register een vermelding bevat van de wijze waarop de deskundige bereikbaar is. Nadere gegevens kunnen worden opgevraagd bij de deskundige zelf, die daarbij voor zichzelf afweegt welke gegevens hij bekend wenst te maken en welke niet.

Middels het Besluit is het College van gerechtelijk deskundigen (hierna: College) ingesteld dat belast is met het beheer van het openbare register. Het College bevordert dat per deskundigheidsgebied specifieke eisen worden opgesteld ter nadere uitwerking van de in het Besluit genoemde kwaliteitseisen en beslist over de registratie van aanvragers.3 Informatie omtrent aan welke eisen aanvragers per deskundigheidsgebied dienen te voldoen, is openbaar.

Op 2 februari jl. heb ik van de heer Korver, net als de vaste commissie, een brief over deze kwestie ontvangen. Samengevat gaf de heer Korver daarin aan informatie4 opgevraagd te hebben bij het College over één van de deskundigen die heeft gerapporteerd in een lopende strafzaak waarin hij als raadsman optreedt. Het College heeft de heer Korver in reactie daarop laten weten niet alle gewenste informatie te kunnen verstrekken. De heer Korver vroeg in zijn brief aan mij of ik het College wilde gebieden om de gevraagde informatie aan hem, en in het algemeen dergelijke informatie over geregistreerde deskundigen, te verstrekken.

Op 24 februari jl. heb ik schriftelijk op de brief van de heer Korver gereageerd. Ten aanzien van het verzoek van de heer Korver tot het verstrekken van aanvullende gegevens met betrekking tot één van de deskundigen die heeft gerapporteerd in een lopende strafzaak, heb ik de heer Korver laten weten dat het mij niet vrij staat in individuele zaken aanwijzingen te geven. Het College verricht haar taken als zelfstandig bestuursorgaan onpartijdig en onafhankelijk.5

Tevens ben ik in mijn reactie ingegaan op het verzoek in zijn algemeenheid de door de heer Korver gevraagde informatie openbaar te maken. Ik heb aangegeven dat ik, net als de heer Korver, veel waarde hecht aan het waarborgen van de kwaliteit van deskundigen in strafzaken. In het licht van de doelstelling van het register (het bevorderen van de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken) neem ik de opmerkingen van de heer Korver serieus en wil ik samen met het College onderzoeken of in de toekomst meer gegevens openbaar gemaakt zouden kunnen worden met betrekking tot de registratie en uitschrijving van deskundigen uit het register. Ik ben met het College in gesprek om te bezien of het verstrekken van de historische informatie van de openbare gegevens in het register past binnen de reikwijdte van het huidige besluit. Hiermee worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld na te gaan op welk moment een deskundige voor welk deskundigheidsgebied geregistreerd stond. Een dergelijke functionaliteit zou deels tegemoetkomen aan de vraag van de heer Korver.

Voor een wijziging van het Besluit die de verstrekking van de door de heer Korver gewenste additionele gegevens6 mogelijk moet maken zie ik vooralsnog geen aanleiding. Bij de overweging welke gegevens openbaar dienen te worden gemaakt, moet – zoals ook in deze brief is toegelicht – een afweging worden gemaakt tussen het beoogde doel van het register, en de bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van de deskundige.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Zie artikel 2 van het Besluit register deskundige in strafzaken.

X Noot
2

Zie artikel 16 van de Besluit register deskundige in strafzaken. Naast de in de brief genoemde gegevens is ook – indien van toepassing – het gegeven dat de integriteit van een deskundige niet objectief door het College kon worden vastgesteld, openbaar.

X Noot
3

Zie artikel 4 en artikel 12 tweede lid van het Besluit register deskundige in strafzaken.

X Noot
4

De opgevraagde informatie betrof onder andere: sinds wanneer de deskundige in het register staat, wanneer zij aanvragen heeft gedaan om toegelaten te worden en wat de beslissingen op deze aanvragen zijn geweest, of het een voorwaardelijke inschrijving betreft, of de inschrijving aan discussie onderhevig is geweest en of er bezwaar- en/of beroepsprocedures zijn gevoerd en wat daarin de beslissing is geweest.

X Noot
5

Zie artikel 6 lid 1, Besluit register deskundige in strafzaken.

X Noot
6

Te weten: inhoudelijke informatie over de aanvraag en (evt. gevoerde procedures rondom de) in- en uitschrijving van een individuele deskundige.

Naar boven