Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2023
Achtergrond
Gelijke beloning voor gelijk werk is een belangrijk thema. Om hier zorgvuldig mee
om te gaan is in september 2020 in het Sectoroverleg Rechterlijke Macht (SORM) afgesproken
om te onderzoeken of er sprake is van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen
bij de inschaling van rechters en officieren van justitie in opleiding. Het onderzoek
is vormgegeven door een ambtelijke werkgroep met een vertegenwoordiging vanuit het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor de rechtspraak, het OM en de Nederlandse
Vereniging voor Rechtspraak. Het ministerie, in overeenstemming met de werkgroep,
heeft eind 2021 aan Erasmus Q-Intelligence de opdracht verstrekt voor het uitvoeren
van het onderzoek.
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport «Onderzoek Beloningsverschillen» van Erasmus
Q-Intelligence ter kennisgeving aan.
Uitkomsten onderzoek en aanbevelingen
Uit het rapport blijkt dat vrouwelijke rechters en officieren van justitie bij de
start van hun opleiding gemiddeld 3,5% minder verdienen dan hun mannelijke collega’s.
Bij de benoeming tot rechter of officier is er van dit beloningsverschil geen sprake
meer.
In het onderzoek is gekeken naar alle rechters en officieren die in de periode 2016
tot en met 2021 met hun opleiding zijn gestart. Bij die start blijkt er sprake van
een zogenoemd ongecorrigeerd verschil van gemiddeld 7,7% in het salaris tussen mannen
en vrouwen. Dat verschil kan deels worden verklaard door andere factoren dan het geslacht,
zoals leeftijd, aantal werkuren en ervaring. Wanneer voor deze factoren wordt gecorrigeerd,
blijft er bij de start van de opleiding een gemiddeld loonverschil van 3,5% over in
het voordeel van mannen. Bij verdere opsplitsing is te zien dat er verschillen bestaan
in de beloningsverschillen bij leeftijdscategorieën. Bij hogere leeftijdscategorieën
wordt een groter gemiddeld beloningsverschil in het voordeel van de mannelijke medewerker
gevonden, terwijl bij de laagste leeftijdscategorieën (26 tot en met 35 jaar) geen
significant beloningsverschil wordt gevonden. Worden de rechters en officieren eenmaal
benoemd, dan is er geen verschil meer in het salaris tussen de mannen en de vrouwen.
Uit het onderzoeksrapport blijkt verder dat binnen de specifieke groep van superspecialisten
en superervaren kandidaten ook geen sprake is van een statistisch significant gecorrigeerd
beloningsverschil. Daarnaast blijken mannen niet vaker als superspecialist of superervaren
kandidaten te worden aangewezen dan vrouwen.
Het rapport geeft tot slot enkele aanbevelingen om beloningsverschillen te verkleinen
en in de toekomst te voorkomen. Zo wijzen de onderzoekers erop dat het startsalaris
veelal wordt gebaseerd op het laatst verdiende salaris en dat wetenschappelijk onderzoek
heeft aangetoond dat hiermee mogelijk beloningsverschillen in stand worden gehouden.
Volgens de onderzoekers is het daarom beter om bij het bepalen van het startsalaris
andere factoren bepalend te laten zijn.
De uitkomsten van het rapport zijn gedeeld door de Raad voor de rechtspraak, het OM
en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.
Vervolg
Het huidige inschalingsbeleid is in het verleden door de Minister van Justitie en
Veiligheid afgesproken in het SORM. Het SORM is het reguliere overleg tussen de Minister
van Justitie en Veiligheid en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over de arbeidsvoorwaarden
en rechtspositie van de rechterlijke ambtenaren.
Het rapport zal in het SORM van 23 maart 2023 worden gepresenteerd. Op basis van dit
rapport zal in het SORM verder worden gesproken welke stappen nodig zijn ten aanzien
van het inschalingsbeleid. Bekeken zal worden welke instrumenten ingezet kunnen worden
voor de bevordering van gelijke beloning.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind