29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 702 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 28 februari 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 10 februari 2022 overleg gevoerd met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 17 mei 2021 inzake evaluatie datalek persoonsdossiers Justitieel Documentatie Systeem (JDS) (Kamerstuk 32 761, nr. 181);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 22 juni 2021 inzake procesevaluatie lvb in de strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 658);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 30 juni 2021 inzake reactie op de motie van het lid Van Nispen over een plan om fors te investeren in de strafrechtketen (Kamerstuk 35 564, nr. 14) (Kamerstuk 29 279, nr. 663);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 juni 2021 inzake voortgang ambities en prestaties strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 662);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 juni 2021 inzake onderzoek klassenjustitie (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 113);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 juni 2021 inzake factsheet Strafrechtketenmonitor 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 657);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 augustus 2021 inzake halfjaarrapportage digitalisering strafrechtketen eerste helft 2021 (Kamerstuk 29 279, nr. 671);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 november 2021 inzake voortgang van het Actieplan Strafrechtketen (Actieplan) van het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) «Robuuste financiering strafrechtketen» (Kamerstuk 29 279, nr. 685);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 november 2021 inzake stand van zaken voorraden strafrechtketen en toepassing tijdelijke maatregelen (Kamerstuk 29 279, nr. 686);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 19 november 2020 inzake naar een nieuwe gegevenswet politie en justitie; herziening van de Wjsg en de Wpg (Kamerstuk 32 761, nr. 173);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 8 december 2021 inzake stand van zaken Data Alliantie Strafrechtketen (DAS) (Kamerstuk 29 279, nr. 692).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Van Nispen

Griffier: Verouden

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Ellian, Knops en Van Nispen,

en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 9.36 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Aan de orde is vandaag het commissiedebat over de strafrechtketen. Ik heet de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en hun ondersteuning van harte welkom. Van de zijde van de Kamer zijn op dit moment aanwezig de heer Ellian van de VVD en de heer Knops van het CDA. Het is mogelijk dat nog meer leden aansluiten. In ieder geval moet ik nog opmerken dat de heer Sneller van D66 zich helaas heeft moeten afmelden.

We hanteren vandaag een indicatieve spreektijd van vier minuten. Ik denk niet dat ik hoef te zeggen dat we het aantal interrupties moeten proberen te beperken, want met zo weinig sprekers valt dat waarschijnlijk wel mee. Ik geef als eerste het woord aan de heer Ellian, die zal spreken namens de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. Inmiddels houd ik keurig ook zelf mijn tijd bij om niet uit te lopen. We spreken vandaag over de strafrechtketen. Ik heb enkele hoofdpunten namens mijn partij, maar ik begin met een paar woorden ter inleiding. Wat ons betreft, betekent een sterke rechtsstaat ook dat de staat ordentelijk en voortvarend verdachten kan berechten en daarna natuurlijk ook kan detineren. De realiteit is dat die sterke rechtsstaat die we willen, en dus ook dat voortvarend berechten van verdachten, op dit moment wel een behoorlijke uitdaging is. Volgens mij hoeven daar niet flauw over te doen. Misschien is dat ook wel de grootste uitdaging. Dat zal zo dadelijk ook een van mijn hoofdpunten zijn.

Het zal u niet verbazen dat de VVD erg tevreden is dat dit kabinet fors gaat investeren in de totale keten. Ik benadruk daarbij even «totale» keten. Er is vanzelfsprekend veel aandacht voor de tekorten bij de politie en voor de recherchecapaciteit. Het is duidelijk te zien dat er op dat gebied forse stappen worden gezet. Er komen potentieel meer wijkagenten. Daar zijn we allemaal content mee. Maar ik wil vandaag ook echt een lans breken voor de gehele keten, waarin bijvoorbeeld ook het Openbaar Ministerie echt een cruciale rol speelt. Dat is eigenlijk de spin in het web. Het Openbaar Ministerie heeft immers een leidende rol bij opsporingsonderzoeken, maar is natuurlijk ook degene die verdachten uiteindelijk voor de rechter moet brengen. Het heeft een stevige rol die niet mag worden onderschat. En als het dan een beetje kraakt en piept bij het Openbaar Ministerie – dan druk ik me beleefd uit – dan baart dat wel enige zorg. Dat is dan vooral omdat de werkdruk giga is. En ook over de rechtspraak hoor ik dat er soms een tekort aan zalen is, en gewoon een tekort aan rechters. Als we dan zo inzetten op het bestrijden van de georganiseerde criminaliteit en criminaliteit in het algemeen, dan wil je natuurlijk ook dat die verdachten voor de rechter worden gebracht en uiteindelijk ook worden gedetineerd.

Mijn vraag gaat over het Openbaar Ministerie en de rechtspraak. Ik hoef het niet precies tot op de komma te weten, maar ik zou graag horen welke partij nu wat krijgt. Maar ik wil ook graag duidelijk horen dat we stevig gaan investeren in die beide magistratelijke instituties, want als we dat niet doen, blijf het dweilen met de kraan open. Het maakt mij overigens niet uit welke Minister deze vraag beantwoordt.

Voorzitter. Ik heb voorts een vraag over de OM-afdoening, die in de dagelijkse praktijk de ZSM-praktijk wordt genoemd. Die is op dit moment essentieel voor ons strafsysteem. De realiteit is dat zonder die praktijk een heleboel strafzaken niet eens afgedaan zouden kunnen worden. Ik heb daar nog wel voorzichtig een vraag over. Mij bereiken signalen dat er een wens bestaat om zwaardere zaken, dus zaken die bijvoorbeeld artikel 257a, lid 1, Strafvordering zouden overstijgen, ook te gaan afdoen. Ik hoor graag van de Ministers of dat echt de bedoeling is. Of houden we het bij de huidige grenzen, dus geen feiten waar een gevangenisstraf van meer dan zes jaar op staat, en gaan we juist die ZSM-aanpak verstevigen?

Voorzitter. Een punt dat mij erg verbaasde, is het verminderen van de arrestantenstroom in het gevangeniswezen. Er is op 31 januari jongstleden een brief gekomen van de Minister voor Rechtsbescherming. Daarin staat dat gelet op corona, de coronamaatregelen en besmettingen in de gevangenissen, personen die een vervangende hechtenis moeten uitzitten omdat zij hun geldboete niet betalen, op dit moment niet actief worden opgespoord. Dat is natuurlijk een raar signaal naar de samenleving, maar het is ook in strijd met bijvoorbeeld de brief van 30 november 2021, waarin de loftrompet werd gestoken over de progressie die juist werd geboekt ten aanzien van onvindbare veroordeelden. Ik zou dus graag horen dat we zo snel mogelijk wel weer de personen die een vervangende hechtenis moeten uitzitten, gaan opsporen.

Voorzitter dan tot slot de digitalisering. 1 februari jongstleden is de fax afgeschaft. Ik behoor tot de jonge generatie advocaten die nog moest faxen. Ik zal nog weleens vertellen welke zenuwen dat met zich mee kon brengen. Maar nu even serieus over de digitalisering. Diverse collega's hebben er vaak aandacht voor gevraagd. Ik ga dat nu ook doen in mijn laatste seconden. Heel simpel en eenvoudig: wanneer gaan we die ICT op zo'n manier op orde brengen dat de systemen van politie, OM en rechtspraak op een goede manier op elkaar aansluiten? Ook dat hoort bij het bestendigen en verstevigen van de keten. Het duurt lang, het kraakt en piept. Wat kost het? En wanneer mogen we daar mooie berichten over ontvangen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Knops van het CDA.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel voorzitter. Op de agenda van dit overleg staan heel veel brieven. Bijna alle brieven zijn van de ambtsvoorgangers van beide bewindslieden. Dat is de boedel die wordt overgenomen. Het zal de laatste keer zijn, denk ik, maar de brieven geven ons de kans om eens even vooruit te blikken op een aantal thema's voor de komende tijd.

Het is interessant om te zien dat veel van de brieven op deze lijst doorspekt zijn met teksten als «het huidige demissionaire kabinet kan niet vooruitlopen op besluitvorming en mogelijke investeringen door een volgend kabinet» en «het is aan een volgend kabinet om de inzet voor de komende jaren te bepalen». Nou, we zitten nu met dat volgende kabinet om tafel, dus die disclaimers in veel brieven behoren tot het verleden. Onze fractie is heel benieuwd hoe beide bewindslieden aankijken tegen hetgeen in het regeerakkoord staat en de forse extra middelen die voor de hele keten zijn uitgetrokken, voor beide beleidsterreinen van deze bewindslieden. Ik hoor graag een reflectie van beiden op waar volgens hen de grootste uitdagingen liggen en waar zij op dit moment problemen zien.

Voorzitter. Bij de strafrechtketen geldt het gezegde: de keten is zo sterk als de zwakste schakel. Ik wil er een aantal punten uitlichten. Allereerst de digitalisering van de strafrechtketen. Digitalisering is iets zeer weerbarstigs. De fax was al tijden niet meer echt in gebruik, maar in heel veel wetgeving werd er nog aan gerefereerd. De tijd is zo snel gegaan dat we echt te maken krijgen met een gigantische informatiedichtheid en -stroom. De hele keten beziend, is het zaak dat die informatie en die data zo goed mogelijk gedeeld worden. Dat heeft positieve effecten op de dienstverlening vanuit de overheid. De heer Ellian sprak er ook al over. Het gaat ook over de betrouwbaarheid van gegevens, over het kunnen raadplegen en checken van het verloop van de procedures. Ook in de coronaperiode hebben we gemerkt hoe belangrijk digitalisering is. De sterktes en de zwaktes zijn toen goed blootgelegd. Ik ben heel benieuwd hoe beide bewindslieden aankijken tegen de staat van de digitalisering. Als ik kijk naar de doelen uit het programma Digitalisering Strafrechtketen, dan staat er nog veel op rood en oranje. Normaal betekent dat dat je moet stoppen, maar in dit geval zou ik zeggen: gas erop, want er moet meer groen in die schema's komen. De Minister voor Rechtsbescherming was eerder als lid van het bestuur van de VNG een hartstochtelijk pleitbezorger van meer digitalisering. Ik verwacht dus eigenlijk een zeer inspirerend en ambitieus verhaal op dit vlak.

Dan de voorraden in de strafrechtketen. De rapportage is niet helemaal up-to-date, maar op basis van wat ik hier lees, zie je toch nog een aantal problemen in de voorraad, met name bij OM en rechtspraak, als het gaat om overtredingen, en bij de Raad voor de Kinderbescherming. Wat is de verwachting voor de komende periode op dit vlak? Kunnen die voorraden, die natuurlijk ook een voor deel door corona ontstaan zijn, worden weggewerkt?

Voorzitter. Tot slot, maar niet onbelangrijk: de herziening van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet politiegegevens. Het is een pièce de résistance dat al langere tijd in aantocht is. Ik zeg het de bewindslieden die de brief geschreven hebben na: dit is een cruciale voorwaarde om überhaupt als uitvoeringsorganisatie goed te kunnen werken. De effectieve taakuitvoering van alle organisaties in de keten die daarbij betrokken zijn, is cruciaal. Wat onze fractie betreft is die uitvoering ook het allerbelangrijkste uitgangspunt. We kunnen hier heel veel dingen bedenken, we kunnen heel veel rechtsgrondslagen bedenken, maar als het in de praktijk niet werkt, als het vastloopt, dan hebben we toch een probleem met elkaar en dan lossen we dat niet op. Ik zeg opnieuw: de keten is zo sterk als de zwakste schakel. Tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit en de ondermijning moeten hier echt stappen gezet worden.

Ik heb in dat kader een aantal vragen. De eerste vraag is of de Ministers het met me eens zijn dat naar aanleiding van het parlementaire onderzoek naar uitvoeringsorganisaties, de commissie-Bosman, en de inspanningen die oud-Minister Koolmees zich getroost heeft, de focus op de uitvoerbaarheid centraal zou moeten staan. Twee. Is de Minister het met de CDA-fractie eens dat data en gegevensdeling key zijn bij de opsporing en effectiviteit van politie en OM? Zijn de bewindslieden bereid alles te doen wat nodig is om die effectiviteit, ook tegen de achtergrond van de tegenstanders, om het zo maar te zeggen, verder te verhogen met de inzet van nieuwe technieken? Vier. Zijn de bewindslieden bereid om deze wet toekomstproof te maken? Dus niet alles dichtregelen, maar – ik maak even de analogie met de Wet digitale overheid – kaders stellen waarbinnen nieuwe technieken gewoon, zonder dat er wetswijzigingen voor nodig zijn en mits ze voldoen aan de principes, kunnen worden toegepast. Ten slotte. Wanneer kan de Tweede Kamer dat wetsvoorstel tegemoetzien? Ik begreep dat er een contourennota is aangekondigd. Ik had even niet zo snel kunnen vinden of die er al is. Maar ik ben wel benieuwd hoe wij vanuit de zijde van de Tweede Kamer dit wetsvoorstel kunnen gaan behandelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik draag tijdelijk het voorzitterschap over aan de heer Ellian.

Voorzitter: Ellian

De voorzitter:

Ik geef als tijdelijk voorzitter de heer Van Nispen namens de SP het woord.

De heer Van Nispen (SP):

Er wordt superhard gewerkt in de strafrechtketen – daar ligt het niet aan – maar het gaat helaas toch niet zo goed. De politiecapaciteit is bij lange na niet op orde. Het is code zwart bij de politie. Rechercheurs kunnen niet doorrechercheren, bijvoorbeeld omdat ze ingezet worden om camerabeelden te bekijken, om te bewaken en te beveiligen. Het Openbaar Ministerie krijgt zaken niet tijdig rond. De druk op de rechtspraak is enorm. In de gevangenissen is de druk ook weer verder gestegen, doordat er niet genoeg gekwalificeerde collega's zijn en doordat gedetineerden met steeds meer problemen kampen. Natuurlijk zie ik ook de hele mooie woorden en intenties in het regeerakkoord. Maar de vraag is wel heel concreet: houdt de Minister vast aan de belofte dat in 2024 de capaciteitsproblemen bij de politie opgelost zijn? Dat lijkt mij namelijk niet helemaal realistisch, helaas. Wanneer gaat de werkdruk voor de mensen in de gevangenissen echt omlaag? Hoelang gaat het duren voordat we de doorlooptijd in de strafrechtketen naar beneden hebben gebracht? En wanneer gaan we eindelijk meer geld afpakken van criminelen? U bespeurt misschien wat ongeduld, maar dat kan ik nu eenmaal ook niet helpen. Daar is dit gewoon te belangrijk voor.

Want dit alles is van groot belang voor de hele samenleving, maar vooral voor bijvoorbeeld de slachtoffers in het bijzonder. Ik ben vorige week bij Slachtofferhulp Nederland op bezoek geweest. Het is toch wel echt confronterend wat je daar aan verhalen hoort. Mensen moeten jaren wachten op hun zaak, en veel te vaak volgt dan alsnog een sepot, omdat politie en Openbaar Ministerie nou eenmaal niet alles op kunnen pakken. En als ze het wel op kunnen pakken, leidt het nog al te vaak tot teleurstellingen. Slachtofferloketten zijn er op papier wel bij politie en OM, maar door onderbezetting zijn ze in de praktijk vaker dicht dan open. Terugbelverzoeken blijven liggen. En nog een voorbeeld: slachtoffers van zedenmisdrijven wordt actief geadviseerd door de politie om vooral niet in therapie te gaan voordat de rechter-commissaris met hen heeft kunnen spreken. Dat gesprek kan door alle capaciteitstekorten makkelijk langer dan een jaar op zich laten wachten. Dat snap ik vanuit het perspectief van de waarheidsvinding, maar het is natuurlijk op geen enkele manier uit te leggen dat een slachtoffer wat hem of haar is aangedaan, niet fatsoenlijk kan verwerken. Is dat besef er voldoende in de strafrechtketen? Is de Minister bereid hierover serieus het gesprek aan te gaan met politie, Openbaar Ministerie, rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland?

De gevolgen van lange doorlooptijden in de keten leiden soms tot regelrecht onrecht. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een vonnis in een strafzaak. Een minderjarige jongen was jarenlang bezig met oplichting op Marktplaats. Omdat het uiteindelijk meer dan zes jaar duurde voordat die zaak bij de rechter kwam, oordeelde de rechter dat door de extreme overschrijding van de redelijke termijn, met 53 maanden, een pedagogische interventie op grond van het jeugdstrafrecht geen enkele zin meer had en meer stukmaakt dan oplost. Er gebeurt dan dus niks. Ik snap dat. Het heeft ook geen zin meer om dan alsnog een straf op te leggen, maar dit is wel wat je dan krijgt. Dat is gewoon een voorbeeld uit de praktijk. Het is geen incident. Wat gaat de Minister doen om dit soort doorlooptijden zo snel mogelijk te verkorten?

Maar er is meer aan de hand dan capaciteitstekorten alleen. Waarderen we de belangrijke beroepen die cruciaal zijn in de strafrechtketen, genoeg? Dan heb ik het niet eens alleen over de politieagenten, die terecht actie voeren voor een fatsoenlijke cao. Steun voor hen! Maar ik denk ik ook aan tolken en vertalers. Ik denk ook aan de forensisch artsen. Forensisch artsen zijn de mensen die opgetrommeld worden als onderzocht moet worden hoe iemand is komen te overlijden. Dat is natuurlijk cruciaal. Maar wij horen nu al een tijdje geluiden dat het niet goed gaat in die sector. Er zijn structureel te weinig forensisch artsen, en niet omdat ze niet worden opgeleid. Nee, in die dure opleiding is juist, onder andere door politieke druk van de afgelopen jaren, goed geïnvesteerd. Nee, het is omdat de GGD'en niet genoeg geld hebben om ze in dienst te nemen en te houden. Van de artsen die binnenkort afstuderen, gaat meer dan de helft iets anders doen. Die zijn we dus kwijt, omdat de contracten die worden aangeboden, ronduit slecht zijn. Als dit niet snel wordt opgelost, hebben we straks plaatsen delict zonder lijkschouw, met alle gevolgen van dien. Is de Minister bereid met spoed om de tafel te gaan met de GGD en het Forensisch Medisch Genootschap om hier zo snel mogelijk een oplossing voor te vinden?

En tot slot de tolken en vertalers. Wanneer dit kabinet op dezelfde voet doorgaat als het vorige kabinet, dan hebben we straks echt geen fatsoenlijke tolken en vertalers meer over die ook willen werken. Ook hier is het gebrek aan redelijke vergoedingen de oorzaak van de ellende. Tarieven uit 1981 en 1963; het is ronduit schandalig! Wat is het gevolg hiervan? Het bedreigt de kwaliteit. De beste tolken en vertalers van CE-kwaliteit komen terecht niet meer werken voor deze tarieven, en dat omdat er moest en zou worden aanbesteed. Het zijn foute politieke keuzes. In heel veel andere EU-landen zijn ook andere keuzes gemaakt. Is deze Minister in tegenstelling tot haar voorganger wel bereid om de tarieven aan te passen naar een acceptabel niveau? Om de kwaliteit te waarborgen, want ook dit is van groot belang voor de strafrechtketen. Ik zou tot slot de Minister nog de enquête willen aanbieden uit eigen onderzoek van de SP onder tolken en vertalers, dat we twee maanden geleden hebben gepubliceerd. We hebben het ook aan de vorige Minister aangeboden, maar het is nog net zo actueel als twee maanden geleden, dus ik zou het graag aan beide Ministers willen overhandigen.

Daar zou ik het bij willen laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van Nispen. Dan geef ik het voorzitterschap aan u terug.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Dank u wel. Omdat de plaats waar de beantwoording moet worden voorbereid een eind lopen is, stel ik voor dat we schorsen tot 10.25 uur.

De vergadering wordt van 09.53 uur tot 10.25 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan in dit commissiedebat verder met de beantwoording door de bewindspersonen in eerste termijn. Ik geef als eerste het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de aanwezige Kamerleden voor de vragen en opmerkingen. Het is een heel belangrijk debat, het gaat over het functioneren van de strafrechtketen. Dat betekent dat we het hebben over hardwerkende professionals bij de politie, bij het OM, bij de rechtspraak, bij het gevangeniswezen, bij de reclassering, en over alle anderen die zich inzetten voor onze rechtsstaat. Zij zorgen ervoor dat u en ik veilig over straat kunnen. Zij helpen ons als we slachtoffer worden van een misdrijf. Zij zorgen ervoor dat een dader gestraft wordt en bekijken of er maatwerk nodig is. Is het een dader met een licht verstandelijke beperking? Is er iets anders aan de hand? Dat is wat onze strafrechtketen betekent: maatwerk om de samenleving het beste te dienen.

Het functioneren van de strafrechtketen vergt altijd onderhoud en er blijft altijd ruimte voor verbetering. Daar gingen terecht heel veel vragen over. Ik denk dat er daarbij twee dingen van belang zijn. Ten eerste een goede ketenbrede samenwerking. De organisaties in de strafrechtketen moeten intensief ketenbreed met elkaar samenwerken, ook om dat maatwerk te kunnen leveren. Een besluit van de ene organisatie heeft al snel gevolgen voor het besluit van een andere organisatie. Ten tweede een stabiele investering in de gehele keten. Ik weet dat de leden daar in het verleden altijd terecht een punt van hebben gemaakt. Het gaat erom dat je de gehele dienstverlening op een hoger peil kan brengen.

Voorzitter. Zoals uit het coalitieakkoord blijkt, investeert het kabinet extra in de strafrechtketen. Er komen meer stabiele middelen die de organisaties meer ruimte geven om meerjarig vooruit te plannen en te investeren in het verbeteren van hun dienstverlening. In de voorbereiding van dit debat heb ik veel met mijn ambtenaren gesproken, waarbij ik steeds gevraagd heb om het concreet te maken. Het zijn hele ambtelijke teksten – ketensamenwerking, digitalisering, elkaar weten te vinden – maar wat betekent het nou concreet? Het betekent bijvoorbeeld concreet het verkorten van de doorlooptijden en het wegwerken van de achterstanden die we door corona hebben opgelopen. Als je ongewild met het strafrecht in aanraking komt, is het van wezenlijk belang dat de doorlooptijd van je zaak steeds zo kort mogelijk is. Niets knaagt meer aan een mens dan onzekerheid. Er zijn inmiddels stappen gezet met ketenbrede normen voor doorlooptijden. De coronacrisis heeft laten zien dat organisaties elkaar goed weten te vinden in een gezamenlijke aanpak om de achterstanden weg te werken.

Een ander voorbeeld gaat over de digitalisering, waarover de heer Ellian terechte vragen stelde. Een van de terreinen waarop de keten de afgelopen jaren in samenhang en met succes heeft opgetrokken ...

De heer Knops (CDA):

Er waren meerdere leden die hierover goede vragen stelden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat klopt.

Door de digitalisering kunnen zaken sneller en kwalitatief beter worden afgehandeld. Inmiddels is een groot deel van de keten gedigitaliseerd. Het overgrote deel van alle zaken gaat in eerste aanleg tussen OM en de rechtspraak digitaal. De dienstverlening aan de burger is concreet verbeterd door onder meer het vernieuwde digitale loket en de invoering van het ketenbrede slachtofferportaal. Dit neemt op zijn minst een deel van de onzekerheid bij slachtoffers weg. Zij kunnen duidelijk worden geïnformeerd over de voortgang van hun zaak en op een toegankelijke wijze achterhalen waar zij terechtkunnen. Dat kan bij voorbeeld bij mijnslachtofferzaak.nl. Het zijn twee voorbeelden waar burgers direct geconfronteerd worden met de verbeteringen in de strafrechtketen.

Over de precieze toedeling van de extra middelen zijn terecht vragen gesteld, maar ik kan ze vandaag nog niet beantwoorden. Ik zal toelichten waarom en wanneer dan wel. Momenteel wordt overleg gevoerd met organisaties uit de strafrechtketen. Daarnaast zal de Minister van Financiën er natuurlijk nog goedkeuring aan moeten verlenen. Mijn collega voor Rechtsbescherming en ik verschaffen uw Kamer in de komende periode meer helderheid over hoe de middelen precies worden verdeeld. Die gesprekken lopen op dit moment. We willen bij de organisaties goed kunnen ophalen waar wat nodig is. Ik denk dat het goed is om te benadrukken dat uit de eerste gesprekken met de vertegenwoordigers van politie, OM, rechtspraak en andere organisaties het beeld naar voren komt dat zij zich met de extra middelen echt gehoord voelen. Zij hebben echt het idee: oké, onze oproepen zijn gehoord en er is naar gehandeld. Het pleidooi voor meer financiële armslag voor de strafrechtketen is echt geland. Het is misschien goed om tegelijk een winstwaarschuwing te geven: er zullen altijd wensen overblijven waar we nu misschien niet aan kunnen toekomen. Maar we gaan met de organisaties goed kijken hoe het wél kan en we zullen daar zo snel mogelijk bij u op terugkomen.

De voorzitter:

De heer Ellian voor een interruptie.

De heer Ellian (VVD):

Helder. De Minister zegt «de komende periode». Ik zou graag enige afbakening willen wanneer we dat dan kunnen verwachten. Ik ben blij te horen dat de partners, met name de magistratelijke partners, het OM en de rechtspraak, zich gehoord voelen. De Minister weet het beter dan ik: rechercheurs pluk je niet van de straat, maar officieren en rechters al zeker niet. Dus mag ik er ook van uitgaan dat er nu echt stappen worden gezet om die organisaties op sterkte te brengen? Want als je dat nu niet doet ... En een rechter opleiden duurt jaren. Nou, u snapt het wel.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is een hele terechte vraag. Ik heb in onze kennismaking met de commissie al een keer aangehaald hoe ik er zelf als woordvoerder in zat en wat ik sindsdien heb geleerd. Het is heel makkelijk – ik betrek het op mezelf – om vanuit de politiek, de Kamer te zeggen «dit moet strafbaar», «de politie moet dat meer gaan doen» en om te vragen om, als het kan, meer geld vrij te maken voor de politie – daar zijn nog steeds flinke tekorten; we komen daar zo ook over te spreken – maar de rest van de keten vergat ik zelf ook te vaak. Ik denk dat het heel goed is dat daar vanuit de politiek, vanuit het coalitieakkoord, maar ook veel breder continu aandacht voor gevraagd is. Dat is nu ook geborgd met middelen. We gaan die gesprekken nu stap voor stap goed beleggen. Het zal dan ook echt gaan over een fundamentele verbetering. Dat zou de meest ideale optie zijn. Het is in ieder geval voor de zomer, maar ik kijk even of ik in de tweede termijn nog preciezer kan zeggen wanneer ik terugkom in de Kamer met dit verhaal. Of wanneer wij terugkomen, want het is natuurlijk een breder verhaal.

Voorzitter.

De voorzitter:

Een momentje nog. We noteren voor nu alvast «voor de zomer». We hopen dat het nog iets concreter wordt. Ik heb zelf een hele korte vraag. De Minister noemde ook de rol van de Minister van Financiën. Wat houdt die precies in? Want er is toch afgesproken hoeveel geld er is? Kan hij nog een streep zetten door die plannen als die niet goed zijn? Hoe werkt dat? Wat is dan de rol nog van de Minister van Financiën?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan gaat het ook vooral over de doelmatigheid. Kan je laten zien waarvoor het dient? Kunnen we dat goed met elkaar volgen? Dat zijn de standaardafwegingen die Financiën moet maken. Maar de inhoudelijke afweging doen we natuurlijk met de organisaties zelf en vanuit onze rollen, zodat we hier ook aan u kunnen verantwoorden wat dat dan betekent. Dat zijn de stappen die in het proces ingebouwd moeten worden. Dat zorgt ervoor dat we niet morgen hier met dit verhaal kunnen komen. Om die reden noemde ik het dus, maar de inhoudelijke afweging ligt natuurlijk aan onze kant en, nogal relevant, met de keten samen.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw beantwoording.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

En daarnaast blijven er nog steeds heel veel andere zaken over die we moeten en kunnen verbeteren. Dat vinden ongetwijfeld niet alleen mijn collega voor Rechtsbescherming en ik, maar ook de organisaties in de strafketen zelf. Met name het verkorten van doorlooptijden en het wegwerken van achterstanden is in strafzaken ontzettend belangrijk. We gaan met de organisaties in de strafrechtketen ook in gesprek – eigenlijk «we blijven in gesprek», maar voor ons worden dat de eerste gesprekken – over hoe dit in de komende periode het beste kan worden bereikt.

De Minister voor Rechtsbescherming gaat straks specifiek in op uw vragen naar aanleiding van de brief over de achterstanden door de coronacrisis en de maatregelen die hiertegen zijn genomen, vragen die de rechtspraak betreffen en een aantal andere onderwerpen. Daar gaat de Minister voor Rechtsbescherming straks over. Ik zal nog specifiek ingaan op een aantal dossiers die op mijn terrein liggen. Dat gaat over de financiën, al hebben we daar al het een en ander over gezegd, het functioneren van de strafrechtketen in het algemeen en digitalisering, wat ook een belangrijk punt was. Dat betekent dat ik hier drie mapjes heb. Dat betreft de strafrechtketen algemeen, digitalisering en een mapje overig, met wat verschillende, losse vragen die erg relevant waren, maar die ik niet in een mapje kon vatten.

Ik heb over de strafrechtketen algemeen als eerste vraag voor mij de vraag van de heer Van Nispen. Hij vroeg aan mij hoe ik de doorlooptijden ga versnellen. Dit staat heel hoog op de agenda van het Bestuurlijk Ketenberaad, waar alle betrokken partijen aan tafel zitten. De aanpak van doorlooptijden op het gebied van veel voorkomende criminaliteit staat echt centraal bij de uitvoering van het actieplan. Het Bestuurlijk Ketenberaad heeft in 2019 ketennormen vastgesteld voor zeven zaakstromen. Dat gaat over overtredingen, zeden, verkeer, jeugd, ondermijning, hoger beroep en executie. Door de coronacrisis hebben de doorlooptijden zich de afgelopen twee jaar niet positief ontwikkeld. Mede met het oog op de uitvoering van het coalitieakkoord gaan we nu weer in gesprek met het Ketenberaad over de wijze waarop de doorlooptijden de komende jaren worden aangepakt. Daar kom ik ook voor de zomer zeker bij u op terug. We hebben in de cijfers allemaal gezien dat er wel verbeteringen zichtbaar zijn, maar niet op het niveau die de Kamer en wij zouden willen, maar ook de ketenpartners niet. Dus we gaan nu met hen kijken, met ook de nieuwe impuls uit het coalitieakkoord, wat we de komende tijd kunnen doen. Dus voor de zomer krijgt u bericht van ons.

De voorzitter:

De heer Knops heeft een vraag.

De heer Knops (CDA):

«Voor de zomer» duurt nog best wel lang. Dit zijn zaken die op dit moment op tafel liggen. Ze liggen ook op uw bordje, omdat u zojuist aangetreden bent. Is het mogelijk om daar niet alleen eerder over gerapporteerd te worden, maar om daar ook bij te horen hoe wij daarop kunnen sturen? Want de afspraken over die zeven zaakstromen, die doelstellingen, zijn natuurlijk al eerder gemaakt. Op zichzelf is er niet per se een reden om die normen aan te passen, maar de vraag is wel relevant hoe je die achterstanden in gaat lopen en op welke termijn dat gebeurt, om te voorkomen wat de heer Van Nispen zojuist opmerkte. Ik ben op zoek naar hoe wij als Kamer, als steun in de rug bij de dingen die u wilt gaan doen, kunnen volgen wat de afspraken zijn en hoe die in de praktijk worden uitgevoerd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal kijken of ik dit in de tweede termijn nog iets specifieker kan krijgen. Het is wel goed om te benadrukken, of min of meer te herhalen, wat de heer Knops zegt: aan de ene kant wordt er keihard doorgewerkt om de doorlooptijden te versnellen. Daar verandert niks aan. Alleen, volgens mij hadden we met elkaar, zeker de Kamerleden die al langer met dit onderwerp bezig zijn en die het tijdens corona hebben gevolgd, gehoopt dat het sneller was gegaan, dat de achterstanden sneller waren weggewerkt. We zien dat het niet zo snel gaat als we hadden gehoopt. Tegelijkertijd hadden we allemaal gehoopt dat we nu niet meer over corona zouden praten. Dat versterkt elkaar. Daar komt nog iets bij, wat ik niet in de stukken en de cijfers heb staan. Door de nieuwe – ook al is die niet meer echt nieuw – omikronvariant en de enorme besmettelijkheid daarvan, zie je dat overal mensen uitvallen, vanwege quarantaine door een besmetting of vanwege ziekte. U heeft daar Minister Kuipers over horen spreken. Dat betekent dat er in sommige domeinen echt knelpunten zijn, niet alleen bij de politie maar ook bij het OM. Dat helpt in dit verhaal natuurlijk ook niet, maar ik zal kijken of ik er nog concreter op terug kan komen.

Misschien mag ik nog even terugkomen op het appje over de financiën dat de Minister voor Rechtsbescherming mij liet zien. De planning die daarbij hoort, kan ik hier meteen inbrengen. Dat hoeft niet tot de tweede termijn te wachten. Gisteren heeft de Tweede Kamer de hoofdlijnennotitie gekregen. Dat is een globaal en hoogover overzicht van de uitwerking van de maatregelen. De verwachting is dat de Tweede Kamer na de besluitvorming over de Voorjaarsnota de nadere uitwerking daarvan gaat krijgen. Dat wordt uiterlijk voor het zomerreces. Dat zijn echt stappen waarin de Kamer een eigen rol en eigen positie heeft. Wij blijven er ondertussen hard aan werken om dat zo snel mogelijk concreet te krijgen.

De heer Ellian (VVD):

Ik dank de Minister. Dit is al iets meer afgebakend en ook wat helderder. De Voorjaarsnota is een logisch moment en dat geldt ook voor «voor het zomerreces». Ik zou de Minister nog het volgende willen vragen. Het is logisch dat we het vanwege corona nu veel hebben over het inlopen van de achterstanden die op allerlei plekken in de strafrechtketen zijn ontstaan, zoals het gevangeniswezen. De executie mogen we daarbij niet vergeten. Ik wil nog een ander punt aansnijden en uw mening daarover vragen. Het inlopen van achterstanden is één ding, maar als ik deze Minister een beetje ken, wordt het offensief tegen de georganiseerde criminaliteit eerder groter dan kleiner. Dat is ook een van de uitgangspunten in het regeerakkoord. Zaken zoals Marengo en Eris leggen een ontzettend groot beslag op bijna al deze organisaties. De rechtsstaat, waarmee ik begon, wil effectief zijn. Een sterke rechtsstaat betekent dat je grote boeven voor het gerecht brengt. Maar het inlopen van de achterstanden moet ook gebeuren. Dat is de praktijk van alledag. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de keten robuust genoeg is voor deze grote processen? Ik vrees dat we er in de komende jaren nog veel gaan krijgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is een hele relevante en fundamentele vraag, die dit debat een beetje overstijgt. Er is in de afgelopen maanden, in het coalitieakkoord, in de augustusbesluitvorming en in de motie-Hermans, gelukkig heel veel geld vrijgemaakt voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. We komen in de komende maanden te spreken over hoe dat precies wordt ingezet. Ik zou het op twee manieren willen benaderen. We zitten nu midden in die strijd. Ik noem de zaken waar de heer Ellian het over had. Daar zijn extra middelen voor vrijgemaakt. Over de besteding daarvan komen we nog te spreken. Tegelijkertijd moeten we ons voorbereiden op wat de heer Ellian zegt. Wat zegt u? Volgens mij zeg ik uw naam echt goed. Ik ga erop oefenen!

We zullen meer van dit soort zaken krijgen en we zullen ons daarop voor moeten bereiden. Dat betekent bijvoorbeeld een verbreding en modernisering van de kroongetuigenregeling, zoals in het coalitieakkoord staat, tot en met de elementen waar mijn collega mee bezig is, in de ebi en het gevangeniswezen. Dat betekent dat we onszelf aan de voorkant beter moeten bewapenen met regels, wetgeving en inrichting van beleid ter voorbereiding op dit soort grote zaken. Hierna houd ik erover op, want dat is een ander debat. Maar het is wel relevant. Daar kun je één specifiek ding uitlichten, bijvoorbeeld het verbreden van de kroongetuigenregeling. Ik zou graag willen dat we de kleinere vissen er al tussenuit kunnen halen, zodat we hun informatie kunnen gebruiken om de hele keten te ontwrichten en te breken. Maar op het moment dat je dat inhoudelijk voor elkaar krijgt – stel dat we het daarover met elkaar eens zouden worden – moet je er ook nog voor zorgen dat je het hele stelsel van bewaken en beveiligen op orde hebt, zodat je ook daar kunt uitbreiden. Alle woordvoerders hier weten dat dat allemaal niet zo makkelijk gedaan is. Ik denk dus dat we dat gewoon stapsgewijs moeten doen, zonder naïviteit en zonder te denken «o, dit hebben we wel» of «als we maar wat dingen op papier regelen, zijn we er wel». Dit moeten we stap voor stap doen, in de breedte. Daar is dit onderwerp zeker onderdeel van, maar de heer Ellian heeft gelijk dat het veel breder is dan wat we hier bespreken.

De heer Ellian (VVD):

Heel kort. Ik ben buitengewoon ... Het woord «blij» vind ik niet echt van toepassing als we het over deze materie hebben, want daar is helemaal niks om blij over te zijn. Maar ik ben in ieder geval blij met de inspanningen van de Minister. Het klinkt veelbelovend. Het fundament van mijn vraag ligt in het volgende. Een officier kun je één keer inzetten, zeker als het om bijvoorbeeld Marengo gaat, net zoals een gespecialiseerde rechter bij dit soort grote zaken. Mijn zorg, die volgens mij best breed wordt gedeeld in de commissie, is dat de druk hoog is. De ambities die u net uitsprak gaan ertoe leiden dat een deel van de keten het weer zwaarder krijgt. Maar ik hoor dat er heel veel aandacht voor is. Ik kijk ook uit naar de beantwoording van de Minister voor Rechtsbescherming. Het is prettig dat we, los van de hoofdlijnen – hoe pakken we die grote boeven aan? – ook aandacht hebben voor het effect in de gehele keten en niet te vergeten in het gevangeniswezen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat is ook onderdeel van de gesprekken die we hebben. De organisaties hebben dat natuurlijk ook ontzettend scherp. Het vraagt ook iets van ons, vanuit de politiek, dus het is heel belangrijk om er steeds op terug te komen,

De voorzitter:

Dan voeg ik daar zelf nog een korte procesvraag aan toe. Ik had zojuist verstaan dat de Minister over de bedragen zei: nadere uitwerking vindt plaats na de Voorjaarsnota. Ik hoop dat ik het zo mag begrijpen dat wij de nadere uitwerking, namelijk de toedeling van de middelen aan politie, OM, rechtspraak et cetera, kunnen zien in de Voorjaarsnota. Die wordt meestal begin juni naar de Kamer gestuurd. Na besluitvorming van de Tweede Kamer daarover kunnen de middelen dan toekomen aan de organisaties.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij is dat precies de volgorde. Ja, ik zie iedereen die ermee aan de slag moet tevreden knikken. Dat is ook fijn! Dat is precies de volgorde.

De heer Ellian vroeg of de OM-strafbeschikkingen ook kunnen worden toegepast voor zwaardere delicten. Dat is niet het voornemen. De grens blijft: OM-strafbeschikkingen voor delicten waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar staat. Wel is het goed om te vermelden dat het ministerie werkt aan een wetsvoorstel op basis waarvan de officier van justitie de bevoegdheid krijgt om ook een voorwaardelijke straf te kunnen opleggen. Dat is een verbreding van de mogelijkheden, want dat kan op dit moment nog niet. Een voorwaardelijke straf kan er nog niet bij. Het wetsvoorstel zit momenteel in de consultatiefase, dus het komt eraan.

Min of meer in het verlengde hiervan vroeg de heer Ellian naar de ZSM-aanpak. Wordt die verstevigd en versneld of verandert er niets aan? Het Actieplan Strafrechtketen zet in op een versnelde aanpak van ZSM. Bij de partners in de strafrechtketen is er een groot commitment te zien aan het verbeteren en versnellen van de ZSM-aanpak, te weten het versnellen van de doorlooptijden van veelvoorkomende criminaliteit. Hoe sneller je dat afhandelt – uiteraard zorgvuldig – hoe beter het is voor alle betrokkenen. Het betekent dat slachtoffers en verdachten sneller uitsluitsel krijgen en de laatsten daardoor sneller tot de orde worden geroepen, zodat er zo snel mogelijk kan worden ingezet op gedragsverandering en het voorkomen van recidive. In onze voortgangsbrief over het actieplan, die voor het zomerreces komt, wordt u geïnformeerd over de doorlooptijden van veelvoorkomende criminaliteit en de lichte high-impactzaken.

Dan ben ik bij het mapje digitalisering. Iedereen had daar vragen over. Dat is ook logisch, want het is een heel belangrijk onderdeel. De digitalisering is volop bezig. Voor een groot deel werken de organisaties al digitaal samen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat al ruim 99% van de zaken tussen het OM en de rechtspraak in eerste aanleg digitaal wordt afgedaan. Dat is opmerkelijk en volgens mij is dat inmiddels een forse stap. In de eerste helft van dit jaar start de landelijke uitrol van het digitaal procesdossier van de politie. De komende jaren wordt digitalisering vervolgd en worden de systemen van verschillende organisaties steeds beter op elkaar afgestemd. In de halfjaarsrapportage digitalisering strafrechtketen wordt u geïnformeerd over de voortgang daarvan. Dat zal dit voorjaar zijn. Dat is de standaardrapportage die u al ontvangt.

Onder anderen de heer Knops, maar ook collega's, vroegen naar de staat van de digitalisering. Ik zei al dat het goed nieuws is dat 99% van de zaken in eerste aanleg tussen OM en rechtspraak digitaal afgehandeld wordt. Dat is het project Alle Zaken Digitaal. Een ander afgerond project is de digitale cassatie in strafzaken bij de Hoge Raad. Met dit project is het bestaande webportaal van de Hoge Raad uitgebreid voor cassatie in strafzaken, zodat de Hoge Raad, de advocaat en het OM via het webportaal de processtukken kunnen uitwisselen. Aan het begin noemde ik al het Digitaal Loket Verkeer, dat live is gegaan. Het maakt het mogelijk om makkelijk en snel in beroep te gaan tegen een verkeersboete. Ik had dat overigens nog niet genoemd. Ik zei het verkeerd; ik noem het nu voor het eerst. Ook dat is nu online. In 2020 is het Ketenbreed Slachtofferportaal in gebruik genomen. Daar had ik het wel al over. Daar kunnen op ieder moment slachtoffers inloggen om te zien hoe het staat met hun zaak. Op 20 december 2021 is een voorziening in gebruik genomen waarmee multimedia op relatief eenvoudige en betrouwbare wijze in rechtbanken kunnen worden gebruikt.

Het boeken van resultaten betekent helaas niet dat alle projecten lopen zoals we willen. Enkele digitaliseringsprojecten lopen nog niet zoals we willen. Daar is wel vertraging. Ik hoor dat van de organisaties die ik spreek, maar ook – de heren Ellian en Knops zeiden dat ook – van mensen die zelf in de keten werken. Ze zien echt vooruitgang, maar tegelijkertijd zien ze in hun dagelijks werk dat ze tegen zaken aanlopen. Het is dus niet af, maar er wordt wel heel hard aan gewerkt. Ik noem het digitaal procesdossier van de politie. De planning was dat dat in 2021 uitgerold werd. Dat wordt waarschijnlijk 2023. Dat zijn zaken waar we met elkaar van balen, maar het moet wel zorgvuldig en goed gebeuren, dus we zitten erbovenop. Zoals gezegd wordt u dit voorjaar geïnformeerd over de voortgang van het digitaliseringsproject. Dat was het voor dit mapje.

De heer Knops (CDA):

Goed om te horen dat er dingen goed gaan. Ik wil dat zeker niet bagatelliseren, maar ik heb zojuist een aantal digitaliseringsdoelen genoemd uit het Programma Digitalisering Strafrechtketen. Eentje daarvan staat op groen en een aantal staat op oranje en rood. Ik ben elke keer toch weer op zoek naar de rol die wij als Kamer hebben. U noemt nu een aantal dingen op die waarschijnlijk veel recenter zijn dan wat wij op basis van deze brief weten. Ik ben ernaar op zoek of wij in de toetsing eraan vasthouden of we voldoende voortgang boeken op de oorspronkelijke doelen. Zo ja, dan denk ik dat het ook goed is om op die wijze te rapporteren aan de Kamer, zodat wij dat ook kunnen volgen. Ik heb er best begrip voor, zeker in deze tijd, dat sommige dingen langer duren, maar ik mis nu het inzicht in hoe wij vanuit onze rol kunnen bewaken dat datgene wat u aan doelen heeft gesteld, ook op stoom ligt. Ik heb dat beeld nu niet. Wanneer kunnen we dat krijgen? U zei net: in het voorjaar. Is dat dan de reguliere cyclus om dit soort documenten te krijgen? Ik kijk dan ook even naar de voorzitter. Als dat zo is, ga ik dat niet veranderen. Als dat niet zo is, is het misschien goed om het iets eerder te doen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik hoor zaaggeluiden; er wordt hier ook nog veel verbeterd in het gebouw!

Nee, dat is de cyclus waar we in zitten. In het voorjaar krijgt u de volgende voortgang van het digitaliseringstraject. Het lijkt mij goed dat wij vervolgens samen kijken hoe die documenten er uitzien, hoe ze er tot nu toe uit hebben gezien en of we daar met elkaar nog een slag in kunnen maken zodat de Kamer het nog beter kan volgen. Ik ben het namelijk volledig met de heer Knops eens dat er te veel op oranje en rood staat. Het is allemaal begrijpelijk en we kunnen de diepere oorzaken met elkaar doorgronden, maar het is ook belangrijk om te kijken hoe de Kamer er meer grip op kan krijgen en het beter kan volgen. Dat is natuurlijk ook het proces waar wij in zitten. We kunnen dus bekijken hoe de voortgangsdocumenten er altijd uit hebben gezien en of wij daar een slag in kunnen maken, zodat we met z'n allen beter kunnen sturen of op tijd kunnen weten dat er iets extra's nodig is, wat dat dan is en wat je dan kunt doen. Want daar gaat het natuurlijk om.

De heer Knops (CDA):

Zonder nu in een interne discussie te vervallen over waar digitalisering thuishoort: ik vind om die reden dat vooral dit deel in deze commissie thuishoort. In de commissie digitalisering is, tijdens een van de laatste vergaderingen onder het vorige kabinet, de afspraak gemaakt om met de regering te kijken hoe je dashboards kunt inrichten. Ik denk dat we daar behoefte aan hebben. De kleuren spreken me zeer aan, maar het gaat me niet alleen om de kleur, maar ook om een soort forecast. Wat is de risico-inschatting? Waar zitten de grootste risico's? Waar zijn die te verwachten? Nogmaals, het gaat mij niet alleen erom om simpelweg te zeggen: u heeft wel of niet voldaan. Er kan een hele goede reden zijn waarom er niet voldaan is. Maar het is voor ons ook goed om de grip op dit belangrijke onderdeel, misschien wel een van de belangrijkste onderdelen, te kunnen volgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben het volledig met de heer Knops eens dat dit onderwerp, het digitaliseringstraject in de hele strafrechtketen, gewoon in deze commissie thuishoort. We zullen met elkaar moeten ontdekken welke onderwerpen die ook JenV raken in die andere commissie wel of niet langskomen, maar als je het hieruit zou halen, dan zouden we de grip volgens mij helemaal kwijt zijn. Ik zie daar in ieder geval geen noodzaak. Ik zie wel de noodzaak om het beter te kunnen sturen, wat de heer Knops ook aanhaalt. Dat is namelijk ook waar ik naar op zoek ben. De heer Knops zegt dat niet, maar het is heel makkelijk om te zeggen: die heeft het niet gehaald; dat deugt niet, wat vreselijk! Ja, waarvan akte, maar we willen de redenen weten en het doorgronden, zodat iedereen ook vanuit zijn eigen rol verder aan de slag kan met wat we dan kunnen doen zodat het wel gehaald wordt. Er is namelijk een reden dat we dit willen. Dat is omdat het primair voor de mensen die in de strafrechtketen werken en primair voor de slachtoffers, en ook voor de verdachten en daders – dat hangt ervan af om welk moment van het proces het gaat – gewoon van belang is dat dit goed geregeld is. Dus zo gaan we dat dan doen. Wij kijken samen hoe de rapportage tot nu toe altijd ging. We proberen daar een verbeterslag op te maken, zodat we daar allemaal wat beter grip op kunnen hebben. Als ons dat niet gelukt is, dan horen we dat ongetwijfeld van u.

De heer Ellian (VVD):

Ik heb een interruptie over dit punt. Het is prettig dat we op deze manier onze controlerende taak nog beter kunnen invullen, maar ik zou graag even terug naar de hoofdlijn willen. Wat ik graag zou willen horen, is ... Kijk, die criminelen staan niet stil en worden steeds inventiever, ook technisch inventiever. Ik zou niet willen beweren dat wij, of de overheid, stilstaan, maar ik wil hiermee illustreren dat we geen tijd te verliezen hebben. Iemand illustreerde het ooit als volgt aan mij: soms lijkt het in Nederland alsof de opsporing op de fiets achter de BMW 7-serie aan moet. Ik weet dat dat gechargeerd is, maar hiermee wil ik wel illustreren dat het op orde brengen van die digitalisering echt heel fundamenteel is. U had het net over het moment bij de Voorjaarsnota voor de zomer. Ik zou zo graag willen dat we er, los van die kleurtjes en die voortgangsrapportages, gewoon naartoe gaan dat dat digitale fundament op orde is, zodat die keten niet meer verstopt raakt maar goed op elkaar aansluit, en zodat je steeds beter een vuist kan maken tegen alle vormen van criminaliteit. Ik hoop dus ook dat dat de hoofdlijn is, even los van die specifieke verkeerslichten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, volgens mij is dat ook precies wat het is, voorzitter. Wat de heer Ellian eigenlijk doet, is ook heel relevant. Hij noemt twee pijlers. Aan de ene kant wil je dat die hele keten gedigitaliseerd is, zodat slachtoffers, maar ook verdachten en zeker iedereen die in de keten werkt, goed bediend en beschermd worden en goed bij de eigen informatie terechtkunnen. Je wil dat er snelheid is. Aan de andere kant van digitalisering heb je onze digitale recherche. Dat zijn de mensen die online het geld volgen, en noem maar op, en zo bij de criminelen uitkomen. We hebben de beste mensen van de wereld hier in Nederland, in ons huis, en het lijkt me heel goed om daar bij een volgend overleg ook eens bij stil te staan. Daar wordt ook heel veel in geïnvesteerd, maar we hebben nog steeds alle aandacht daarvoor nodig om ervoor te zorgen dat die mensen goed hun werk kunnen doen. Dat betekent dus dat ze kunnen werken met de bevoegdheden – die hebben ze al, hoor – maar ook met de investeringen die daarvoor nodig zijn. Nogmaals, we hebben de besten in huis. We moeten er ook voor zorgen dat zij hun werk kunnen blijven doen, want het is precies zoals de heer Ellian zegt: de criminaliteit verschuift steeds meer naar onlinecriminaliteit, inclusief de drugscriminaliteit. Dan zou het zonde zijn als wij achterblijven. Dat beeld heb ik niet, maar laten we daar ook een keer goed bij stilstaan.

Dan heb ik nog mijn mapje met extra vragen, of overige vragen. Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord als we daarmee klaar zijn.

Ik begin met de reflectievragen van de heer Knops. Hij vroeg waar de grootste uitdagingen zitten in deze hele keten in het kader van investeringen. Volgens mij hebben we het daar net uitvoerig over gehad: digitalisering blijft wat mij betreft in de top drie, vanwege de verschillende oorzaken en redenen die we net hebben benoemd. Daarnaast staan doorlooptijden volgens mij ook in de top drie, om er vooral ook, even vanuit mijn optiek, voor te zorgen dat slachtoffers niet te lang hoeven te wachten en dat er snel gehandeld kan worden. We hoorden net al enkele pijnlijke voorbeelden. De andere uitdaging is natuurlijk de herziening, vernieuwing, van het Wetboek van Strafvordering. Daarvan is mijn collega voor Rechtsbescherming de primaire trekker. We zijn deze week begonnen met een innovatiewet en we eindigen weer met een punt daarover, maar dat wordt ook gewoon heel belangrijk voor de komende jaren. Ik denk dat dat de drie belangrijkste zaken zijn.

Dan had de heer Van Nispen een aantal vragen, waarvan ik denk dat die erg relevant zijn, zowel voor dit debat als voor de komende paar debatten die we al in de agenda hebben staan.

Eén vraag daarvan ging over de politie. Die is in de strafrechtketen natuurlijk onmisbaar en cruciaal, dus ik snap de reden van de vraag hier, maar we hebben volgende week een commissiedebat specifiek over de politie, dus ik denk dat we daar dan langer bij stil kunnen staan. Eén specifieke vraag van de heer Van Nispen was of de capaciteit in 2024 echt op orde gaat zijn. Ik denk dat we naar 2024–2025 gaan. Maar wat de heer Van Nispen aanhaalt, is volledig correct: de komende paar jaar blijft het knellen. Er is namelijk wel heel veel geld vrijgemaakt en er worden mensen opgeleid, maar die hebben we natuurlijk niet morgen op straat klaarstaan. Zo werkt dat niet. De opleidingen zijn, daar waar het kon, verkort en versneld, maar ik weet dat de Kamer er terecht heel veel aandacht voor heeft gevraagd dat er niet op kwaliteit ingeleverd moet worden. Dat heeft overigens ook niemand gewild. Dit is zo snel als we kunnen. Gelukkig is er veel geld voor vrijgemaakt, maar het zal een paar jaar echt heel krap worden. Dat is heel pijnlijk om te zeggen, maar dat is wel de werkelijkheid. Daarom heb ik ook in mijn allereerste gesprekken met de commissie aangegeven dat we er dan ook met z'n allen alert op moeten zijn dat we niet steeds nieuwe dingen op het bordje van de politie gooien, maar juist ook kijken hoe we de politie kunnen helpen in de tijd dat het nog zo blijft knellen. Maar daar komen we volgende week ongetwijfeld langer over te spreken.

Dan kan ik de laatste drie vragen die ik heb van de heer Van Nispen, misschien afdoen met wat kortere antwoorden, maar dat is alleen maar omdat al die onderwerpen redelijk snel terugkomen.

De ene vraag gaat over forensisch artsen. Dat punt is heel erg terecht. De heer Van Nispen vraagt mij ook om in gesprek te gaan. Dat zal ik ook doen. Daar zal ik ook aanhaken bij mijn collega's van VWS en BZK, die daar natuurlijk ook primair leidend in zijn. Maar daar kom ik op terug, dus dat is duidelijk.

Wat betreft de tolken weet ik dat de heer Van Nispen ...

De voorzitter:

Mag ik even een vraag stellen? Ik kijk even of ik een goedkeurende blik krijg van de heer Ellian, zodat ik hier namens de SP een vraag over kan stellen. Dat is het geval. Ik vind het namelijk heel goed dat de Minister daarop terugkomt. Ik ben wel benieuwd wanneer dat zal zijn. Over het belang van voldoende goed opgeleide forensisch artsen hebben we geen verschil van mening. Ik realiseer me dat het niet de antwoorden zijn van de Minister van Justitie en Veiligheid, maar gisteren kreeg ik antwoord op Kamervragen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Ik had bijvoorbeeld een specifieke vraag naar aanleiding van een inspectierapport waaruit blijkt dat eigenlijk 20 miljoen euro nodig is om het weer op orde te brengen, dus om te zorgen voor voldoende capaciteit voor het belangrijke werk en voldoende vaste contracten bij bijvoorbeeld de GGD, of via een andere structuur die je daar dan voor verzint. Dan is het antwoord op de vraag of de Minister, aangezien we weten dat het nodig is, bereid is om 20 miljoen vrij te maken: het is aan het kabinet om hierover een definitief besluit te nemen. Ja, dat begrijp ik, al zal de Kamer het uiteindelijk goed moeten keuren. Maar dat vind ik geen antwoord op de vraag. Ik vraag namelijk aan het kabinet: bent u bereid het vrij te maken? En het antwoord is dat het aan het kabinet is. Dat is dus geen antwoord op de vraag. Wanneer wordt daar een besluit over genomen en wanneer horen we daar meer over?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zou deze vraag graag doorgeleiden naar mijn collega van VWS. Ik zorg ervoor dat we daar in de komende twee, maximaal drie, maanden met een reactie op terugkomen. Maar ik moet dat gesprek aangaan, want ik ben daarop niet de trekker.

De voorzitter:

Dat begrijp ik, maar dit is van groot belang voor de strafrechtketen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zeker.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de Minister niet gaat over de GGD'en, maar ik denk wel dat de Minister hier inderdaad ook een grote verantwoordelijkheid heeft vanwege het belang voor de strafrechtketen. Ik hoop dus dat dat gesprek snel kan plaatsvinden en ook dat we er eerder wat over horen dan over twee of drie maanden. Ik gaf namelijk niet voor niks het voorbeeld van de artsen die nú uit gaan stromen. Zij hebben gewoon ander werk gevonden, omdat ze geen fatsoenlijke contracten krijgen bij de GGD. Dat is echt doodzonde als we zo hebben geïnvesteerd om die opleidingen op niveau te brengen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat er geen enkel misverstand over bestaan: ik deel de urgentie. Het ding is dat wij hier niet in ons eentje over gaan. Om die reden verwijs ik de vraag dus door naar VWS, maar ik zal degene zijn die ook aan tafel met VWS vraagt hoe we dit gaan doen en of hier opties zijn. Dan kom ik daarna, misschien wel via VWS, terug op de vragen of hier opties zijn en hoe we hiermee om kunnen gaan als er nog een aanvulling mogelijk is op de antwoorden op die schriftelijke vragen. Ik heb ze gezien en ik begrijp waar de heer Van Nispen naar zoekt, maar hij hoort ook aan mij dat ik niet iets wil zeggen wat ik niet kan waarmaken. Ik kom daar dus zo snel mogelijk op terug.

In het verlengde hiervan: het zou zomaar kunnen dat we nu een vergelijkbaar gesprek gaan hebben over de tolken, maar daar ga ik wel over. Ik weet dat de heer Van Nispen al een hele tijd bezig is met de vraag hoe we omgaan met de positie van de tolken en hoe we die verbeteren. Dat is vooral het betoog van de heer Van Nispen en dat is ook terecht, denk ik. Volgens mij is dit gesprek vaker gevoerd, en mijn ambtsvoorganger heeft ook altijd gezegd dat tolken en vertalers een vergoeding op een acceptabel niveau dienen te ontvangen. Er is nu voor gekozen om de tarieven voor tolken en vertalers via marktwerking tot stand te laten komen, waarbij het maximumtarief in het Besluit tarieven in strafzaken wordt veranderd in een minimumtarief. Dat is dus de verandering die erin zit. De verwachting is ook dat de tarieven daardoor zullen stijgen. Mijn ambtsvoorganger heeft u kort geleden geïnformeerd over de eerste bevindingen. Die laten voorzichtig zien dat de tarieven ook daadwerkelijk zullen stijgen. De heer Van Nispen had het over een acceptabel niveau. Dat zeg ik hier ook. Het zou kunnen dat we daarin misschien nog gaan verschillen van mening. Dat kan. Dat is prima. Maar een stijging zit er wel in, dus dat is fijn. Ik kom binnenkort met een brief hierover. We zijn hier net mee bezig, dus misschien is het goed dat we de brief afwachten en die betrekken bij een van de debatten die we al hebben staan. Dan kunnen we er verder naar kijken. De heer Van Nispen kan dan zien waar het op uitgekomen is. Hij kan daar dan wat van vinden en dan kunnen we het daarover hebben.

De voorzitter:

Dat begrijp ik goed, dat we dat op die manier gaan doen. Dat neemt mijn onvrede over de gang van zaken de afgelopen jaren met de ambtsvoorganger van de Minister absoluut niet weg. Er moest en zou aanbesteed worden. Er kan van alle kanten worden betwist of dat juridisch wel nodig was, maar of je nu wel of niet aanbesteedt, iedereen verdient gewoon een redelijke vergoeding. En ze verdienen het nu niet. Ze krijgen het niet. Het zijn achterhaalde middeleeuwse tarieven en die vormen gewoon een bedreiging voor de kwaliteit. Mag ik de Minister dan het volgende vragen? Zij komt zeer binnenkort in een brief terug op de tolken en vertalers. Wil zij voor die tijd in gesprek gaan met de desbetreffende tolken en vertalers en de actiegroep? Zij gaan aanstaande maandag weer demonstreren in Den Haag. Ze kan zich dan persoonlijk laten informeren over de knelpunten, want die mensen merken op dit moment helemaal niks van verbeteringen. Het wordt bijna van kwaad tot erger. Ik hoop dus echt dat de Minister dat wil toezeggen. Verder heeft de SP een onderzoek gedaan onder de beroepsgroep. De vorige Minister van Justitie en Veiligheid kwam daar niet goed uit. Dat heeft zo z'n redenen. Deze Minister hoeft zich dat dus niet persoonlijk aan te trekken. Ik hoop wel dat dat onderzoek bestudeerd wordt en dat er ook op wordt teruggekomen in de brief die de Minister zojuist heeft toegezegd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat kan ik allemaal toezeggen. Dat gaan we doen.

Dan is er nog de vraag over het capaciteitstekort bij zedenzaken en het voorbeeld van de heer Van Nispen naar aanleiding van zijn werkbezoek. De heer Van Nispen vroeg of de Ministers in gesprek gaan met politie, OM, rechtspraak en Slachtofferhulp. Dat zullen wij gezamenlijk gaan doen. Vanuit de motie-Hermansgelden wordt budget beschikbaar gesteld voor de invoering van de nieuwe Zedenwet. Ook wij zullen vanuit onze rollen absoluut in gesprek gaan. Wij zullen de voorbeelden die de heer Van Nispen noemde, alsmede andere voorbeelden die wij in de praktijk horen, daarbij betrekken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Laat ik de Kamer eerst bedanken voor de vragen die zijn gesteld en voor de buitengewone interesse die zij toont voor dit belangwekkende onderwerp.

Ik start met de reflectievraag die is gesteld door de heer Knops. Ik ben blij met die reflectievraag. Ik sluit eigenlijk aan bij de woorden van de heer Ellian als ik zeg dat ik, samen met mijn collega, sta voor die sterke, goed functionerende rechtsstaat, zelfs in tijden van een pandemie. Dit is een algemeenheid, maar hoe doe je dat dan? We zijn enerzijds bezig met het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering. Dat is uit 1921, terwijl de omgeving aanzienlijk is veranderd. U wees daar al op bij de criminele samenwerkingsverbanden: hoe actief ze zijn in dit land, hoe sterk men is in ondermijning en al die aspecten. Mijn collega heeft daar al woorden over gebezigd. Om dan goed bewapend te zijn en een goed antwoord te kunnen geven, moet de basis op orde zijn. Dan moet je een goed, scherp wettelijk kader hebben om snel te kunnen acteren, waarin je oog hebt voor de hele keten in zijn totaliteit. Die betrekken we aan de voorkant dus heel nadrukkelijk in het proces. Daarna hebben we de juiste monitoring en evaluaties.

Dat gezegd hebbend: als ik dan inzoom, vind ik het van belang dat de informatiepositie wordt verbeterd. Ik heb in de afgelopen vier weken en vier dagen dat ik dit ambt mag vervullen, met menig actor in de keten uitputtend gesproken. Gisteren sprak ik nog met de heer Otte, procureur-generaal, juist om te weten hoe het OM acteert, welke knelpunten het OM ervaart en welke antwoorden daarbij zouden kunnen horen. Mijn collega gaat erover, maar vergeef mij: ik bekijk de keten in zijn totaliteit. Zo geldt dat ook voor de Raad voor de rechtspraak. Met de heer Naves ben ik de diepte in gegaan en heb ik geluisterd. Het is goed als je elkaar tegenkomt in een bestuurlijk ketenberaad. U weet dat dat het strategische beraad is waar de ketenorganisaties in gesprek zijn met ons als Ministers en ons strategisch advies geven. Maar als ik de materie echt wil begrijpen en in deze kabinetsperiode fundamentele, duurzame verbeteringen wil realiseren, dan zal ik ook juist het een-op-eengesprek moeten voeren. Soms ga ik zelfs iets dieper. Dan wil ik de advocatuur spreken, de strafrechtadvocaten. U weet dat ik de sociale advocatuur al heb gesproken. Daar kom ik later nog op, want de heer Van Nispen stelde daar een vraag over. Ik wil daar dieper op ingaan, want dat gaat ook over de mensen die het werk doen en met de benen in de klei staan. Het is dus en-en-en.

Ik heb net een kader genoemd: de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Ik ben blij met de mogelijkheid van de Innovatiewet. Ik heb ook genoemd dat de informatiepositie moet verbeteren. Er moet oog zijn voor slachtoffers en daar moet nadrukkelijk op worden ingespeeld. Daarmee geef ik meteen een antwoord of een reflectie, want u weet dat slachtofferbeleid in mijn portefeuille zit. De heer Van Nispen haalde een bepaalde casus aan. Ik luister. Als ik dan luister, kan ik wel rationeel uitleggen waarom een rechter dat advies geeft. Dat is juist om iets niet te beïnvloeden, zoals een getuigenverklaring. Maar als we een slachtoffer weken of maanden laten wachten en geen hulp kunnen bieden, dan gaan we terugredeneren. Dat komt dan ook door doorlooptijden. Er zijn dan allerlei oorzaken. Daar praten we juist met elkaar over. Tegelijkertijd wijst u mij erop wat dit op microniveau betekent. Het impliceert dat dit toch weer een onderwerp van gesprek is, waarbij je aan de hand van zo'n casus kunt larderen wat er werkelijk gebeurt. Dan kan ik aan de Raad voor de rechtspraak ook vragen om verbetering aan te brengen. Dan kunnen we het ook volgen. U heeft gesproken met Slachtofferhulp Nederland. Mij is duidelijk dat ik daar een bezoek aan moet brengen in de toekomst. Dat moge duidelijk zijn.

Een ander punt in de reflectie die u van mij vroeg, is dat ik van mening ben dat verdachten zo spoedig mogelijk een rechterlijke uitspraak behoeven en dat – laat ik duidelijk zijn – bij veroordeling de detentie zo snel mogelijk gerealiseerd moet worden. Dan heb ik de hele keten gehad. U hoort dat mijn betoog doorspekt is met een paar publieke waarden, zoals transparantie, betrouwbaarheid en kwaliteit van de publieke dienstverlening.

Dat gezegd hebbend kan ik mij helemaal voorstellen ... Ik mag niet ingaan op digitalisering, want dat heeft mijn collega al gedaan, maar ik ga het punt toch een beetje aanraken, want u triggerde mij. We weten allemaal dat de samenleving nog steeds in de greep van corona is. Je wilt de continuïteit van het functioneren van de strafrechtketen wel handhaven, op peil houden. Er is knalhard gewerkt door de organisaties in de strafrechtketen. Er is een aanpak ontwikkeld om de voorraden zo snel mogelijk terug te dringen. Ik heb gezien dat onze voorgangers u in diverse brieven daarover hebben geïnformeerd. We moeten concluderen dat 2020 en 2021 toch jaren van corona waren. Desalniettemin moet de keten draaien. Er zijn tijdelijke wettelijke voorzieningen op strafrechtelijk gebied getroffen om het werken onder de coronaregels daadwerkelijk mogelijk te maken. Er zijn hoge besmettingscijfers. Ik kan niet zeggen wat dat betekent voor de personele capaciteit, maar het is wel een factor die we continu monitoren en volgen, juist om wat u alle drie hebt gezegd: om de continuïteit van het functioneren van de rechtspleging te garanderen.

Meneer de voorzitter. Misschien mag ik inzoomen op de verschillende acties die als zodanig zijn uitgezet ten aanzien van de voorraden. Het meest recente beeld is dat de sinds medio 2020 opgelopen hoeveelheden voorraden flink zijn teruggebracht. Ik kan niet stellen dat de voorraden terug zijn op het niveau van voor de coronaperiode. Om deze doelstelling wel te behalen – want dit is een doelstelling – moet de aanpak in 2022 met kracht worden voortgezet. We gaan dat ook volgen en rapporteren u daarover. Ik heb de medewerkers al genoemd. Ik heb al aangegeven wat ik kan voorspellen en wat ik niet kan voorspellen. Natuurlijk kijk ik naar alle nieuwe maatregelen en innovaties, waarmee we veel ervaring hebben opgedaan. Ik denk dan aan het telefonisch horen, aan videoconferenties en dergelijke. Die willen we voortzetten. In de brief van 19 november zijn we daarop ingegaan.

Meneer de voorzitter. Ik kan ingaan op de precieze aantallen, de kwantiteiten, maar ik heb het idee – corrigeert u mij als dat niet zo is – dat de rapportages bij de Kamerleden bekend zijn. Dit zou veel tijd vergen en dat doe ik u niet aan, maar als het nodig is, heb ik ze beschikbaar.

Mijn collega heeft gezegd dat wij in gesprek zijn met de partners in de keten over het op een intelligente wijze inzetten van de beschikbaar gestelde coalitiemiddelen: alles om het goed te laten functioneren. Zij heeft al aangegeven hoe we u daar scherper over informeren. Ik kom daar zo direct op terug.

De voorzitter:

De heer Knops voor een interruptie.

De heer Knops (CDA):

Ja, op dit punt. Tot nu toe kan ik het helemaal eens zijn met wat de Minister allemaal zegt. Het zou kunnen betekenen dat we er dan snel uit zijn en dat de problemen opgelost zijn. Het is natuurlijk een hele weerbarstige materie, want in een keten zijn er altijd belangen en die hoeven niet altijd parallel te lopen. Er zal altijd worden uitgesproken dat die belangen paralellel lopen, maar in de praktijk kan het zo zijn dat de ene ketenpartner iets moet doen of veranderen om de andere ketenpartner beter te bedienen.

De vraag is: welke rol ziet de Minister voor zichzelf weggelegd om de keten, waar die niet optimaal is en er verschillende balansen worden gevonden tussen de afzonderlijke partners, in de hele omvang soepel te laten lopen? Als we de focus op de slachtoffers houden – ik ben het daar helemaal mee eens – dan zullen er wellicht toch wat zaken die we de afgelopen jaren ongemoeid hebben gelaten moeten veranderen om het daadwerkelijk te verbeteren. Dat zit dus niet alleen in meer menskracht, maar ook gewoon in anders werken en in openstaan voor vernieuwingen. Wellicht leidt dat tot veranderingen in je eigen organisatie, waardoor je collega's in de keten beter kunt bedienen. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

Minister Weerwind:

Binnen de opdracht die u mij geeft en binnen mijn bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken zal ik acteren, eerst via het gesprek en de dialoog. Vervolgens zal ik aantonen waar de hiccups en de tekortkomingen zitten. Ik zal laten zien waar het niet doorstroomt en we knelpunten zien die we Nederland en de Nederlanders niet mogen aandoen. Werkt dat argument niet, dan ga ik terug naar mijn bevoegdheden en kijk ik waar mijn doorzettingsmogelijkheid nadrukkelijk ligt. Ik doe het eerst op basis van de ratio en het gezonde boerenverstand. Ik kom tenslotte uit de polder. Mag ik door, meneer de voorzitter? Ja? Ik wel het hierbij laten ten aanzien van de voorraden strafzaken.

Dan toch iets over digitalisering. Ik kan het niet laten. Ik kijk even naar de voorzitter of dat mag. Ja, het mag? Dat is mooi. Ik ben het zeer met de heer Knops eens dat het dashboard zo belangrijk is om de ist-soll-situatie in kaart te hebben, maar ook om te weten waar je nou eigenlijk naartoe wil, wat je wil bereiken, waar je staat, waar de risico's zitten en hoe je daarop acteert. We hebben daar heel veel intelligente nieuwe technieken voor. Pas die toe. Daarin vinden we elkaar direct. We hebben geleerd van KEI. Ik mocht dat niet meer noemen, maar ik doe het toch maar eventjes. Daarvan zeg ik: dat zijn lessons to be learned; leg ze niet weg, maar kijk wat er is misgegaan. In het begin van mijn periode heb ik gezien dat – ik moet dat weer zeggen – juist de Raad voor de rechtspraak nu werkt met digitale toegang. Ik heb gehoord en geconstateerd dat de eerste resultaten van deze nieuwe aanpak veelbelovend zijn, maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Dat besef ik terdege. Ik ben in gesprek met hen over hoe de realisatie en de planning eruitzien.

Om niet in abstractheden te vervallen, noem ik iets concreets uit het verleden en iets wat we op dit moment aan het doen zijn. Het is van belang om daarnaar te kijken. Ik maak daarmee een bruggetje naar de heer Ellian, die een terechte opmerking maakte over georganiseerde criminele samenwerkingsverbanden. De heer Ellian en ik hebben een verleden waarin we de ondermijning mochten aanpakken in het Flevolandse. Aldaar constateerde ik dat juist georganiseerde criminele samenwerkingsverbanden niet alleen over ongekende middelen beschikken, maar ook over de allernieuwste technieken, innovaties en technologieën. Daar een adequaat antwoord op geven blijft altijd een belangrijk aandachtspunt. Ik herken dat. Je kunt dat ook doen door goed te kijken hoe je je huis op orde kan houden met alle nieuwe technieken. Ik zal verder niets meer zeggen over digitalisering, want u weet dat dat in het verleden een stukje liefde van mij is geweest.

We gaan door naar de andere vragen die gesteld zijn. Ik kom bij de vraag van Kamerlid Van Nispen: hoe ga je de werkdruk voor het personeel verlichten? Hij sprak over de Dienst Justitiële Inrichtingen, over gevangenissen, om het maar even heel concreet te stellen. Ik heb bewust gekozen voor een bezoek aan De Schie in Rotterdam vanwege een ordeverstoring door gedetineerden die zich daar had voorgedaan. Ook bij mijn bezoek aan de ebi in Vught heb ik intensief gesproken met diverse penitentiaire inrichtingswerkers. Ik ben ook op de hoogte van de brief die eind vorig jaar door de ondernemingsraad over de werkdruk onder het personeel geschreven is. Ik heb gezegd en gezien dat de verharding van de samenleving ook doorwerkt binnen de muren van de gevangenis, en dat dat een ongekende druk zet op alle functionarissen die daar werken. Ik heb mijn complimenten geuit aan het personeel en het management van De Schie voor hoe ze de ordeverstoring in de tweede week van januari de kop in hebben gedrukt. Het gaat bij mij ook om de praktijk.

Die werkdruk is er. Ik heb goed kennisgenomen van het rapport van de FNV. Ik constateer dat niet alleen ikzelf, maar juist ook de hoofddirectie van de DJI, de Dienst Justitiële Inrichtingen, signalen van de or serieus neemt, niet alleen in woord, maar ook in daad. Ze hebben twee sporen uitgezet. Alle vestigings- en inrichtingsdirecteuren is gevraagd om in overleg met de lokale medezeggenschap scherp in beeld te brengen wat de lokaal spelende problemen zijn, welke oplossingen daarbij horen en welke oplossingen snel toepasbaar zijn en de werkdruk daadwerkelijk kunnen reduceren. Dat is spoor één. Spoor twee is een onder leiding van de plaatsvervangend hoofddirecteur ingestelde taskforce. Sommige lokale knelpunten kan je abstraheren naar landelijke knelpunten en vervolgens vertalen naar alle penitentiaire inrichtingen. We zetten daarop in. Deze acties vinden nu plaats en worden momenteel besproken met de ondernemingsraad. Graag informeer ik u hieromtrent in de volgende voortgangsbrief over het gevangeniswezen. Dat was een vraag die rechtstreeks gesteld was.

Dan de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Ik hoop dat ik het goed zeg. De vraag ...

De voorzitter:

Er is toch nog een interruptie van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Ik moest even nadenken of ik het zou vragen of niet, want het gevangeniswezen is natuurlijk niet helemaal onderdeel van dit commissiedebat. De voorzitter vroeg namens de SP terecht aandacht voor de werkdruk bij de DJI. Zoals de Minister misschien weet, maak ook ik mij daar zorgen om. Daar wordt namelijk heel hard gewerkt. Maar ik maak me ook zorgen om iets anders. Ik kan het maar beter nu vragen, want we zitten hier met beide Ministers. Maandag attendeerde de Minister mij er terecht op dat je de boeven – de slechteriken, zoals mijn kinderen thuis zeggen – niet slimmer moet maken dan ze zijn. Ik formuleer het maar een beetje zo. De ebi loopt qua bezetting tegen haar grenzen aan. Het is een beetje druk aan het worden. De ebi is toch het sluitstuk van de keten. Ik hoop dus dat deze vraag mij gepermitteerd wordt, want het is wel van belang wat we gaan doen. We hebben het over berechten en opsporen, maar als je geen plek hebt – ik maak het maar even heel stom en plat – dan heb je wel een probleem. Het gaat om hele gevaarlijke personen. Heeft u enig zicht daarop? Ik weet namelijk niet of ik bereid ben – ik heb af en toe een beetje het ongeduld van collega Van Nispen – om tot of tot na de zomer te wachten, en eerlijk gezegd al helemaal niet tot de bouw in Zeeland, want dat duurt echt te lang.

Minister Weerwind:

Ik leefde nog even in de veronderstelling dat ik alle feiten op een rij had. Tegelijkertijd probeerde ik te luisteren naar de heer Ellian. Ik moet constateren dat mijn capaciteiten nu tekortschieten. Ik verzoek de heer Ellian om de vraag iets te preciseren.

De voorzitter:

De heer Ellian, voor een toelichting.

De heer Ellian (VVD):

Sorry. Heel kort. We hebben één ebi in Nederland. De mensen daar moeten onder hele moeilijke omstandigheden heel hard werken. We moeten trots op hen zijn. Het is een beetje druk aan het worden in de ebi. Wat doen we als uw collega er, samen met u, voor zorgt dat er meer van dat soort figuren worden gevangen en gepakt? Waar gaan ze naartoe? We kunnen de hele keten op orde brengen, maar we hebben nu maar één ebi.

Minister Weerwind:

U gaf al aan dat de optie Vlissingen, Zeeland, wat u betreft te lang duurt. Laat ik vooropstellen dat dat wel een optie is waar we invulling aan gaan geven. Daarnaast heb ik bij een bezoek aan de ebi zelf geconstateerd, en niet alleen omdat ik in een van de cellen ben geweest, dat er nog ruimte is om mensen te vangen. Er is niet veel, maar beperkt ruimte. Daar hou ik me nog even aan vast. Tegelijkertijd hoor ik in uw vraag en opmerking ook: maak er een aandachtspunt van en zie de urgentie.

De voorzitter:

Dat is voor nu voldoende voor de heer Ellian. U kunt uw beantwoording vervolgen.

Minister Weerwind:

Dank u wel, voorzitter. Ik was gebleven bij de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet politiegegevens. De heer Knops vroeg hiernaar. Er komen geen generieke oplossingen voor de hele strafrechtketen in de vorm van een nieuwe gegevenswet. Concrete problemen en risico's moeten als afzonderlijk deelonderwerp en in hun feitelijkheid worden aangepakt. Maar laat ik wel duidelijk zijn: de inzet blijft erop gericht om met oplossingen te komen die passen bij de uitgangsbrief. Ik kom hiermee weer terug op die brief van 19 november 2020. U hoorde mij al een van die uitgangspunten noemen: mogelijkheden voor gegevensverwerkingstechniek onafhankelijk en toekomstbestendig regelen. Ik moet stellen dat het kabinet keuzes heeft gemaakt. Er is niet de keuze gemaakt om deze wetten meteen fors uit te werken. Tegelijkertijd zie ik de materie en het belang ervan, en blijf ik vanuit die materie redeneren en mij inzetten voor goede informatiedeling. Daar sprak ik eerder over in mijn reflectie en reactie op de vraag van de heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Ik heb nog een verhelderende vraag. Zegt de Minister nu eigenlijk dat het kabinet de keuze heeft gemaakt om het niet te doen zoals in de brief van november 2020 stond? Of heb ik dat verkeerd begrepen? Ik ben natuurlijk nog niet zo lang lid van deze commissie.

Minister Weerwind:

Het antwoord op de vraag van de heer Knops is: geen wettelijk kader, maar wel de geest en de manier van werken van dat wettelijk kader. Zo moet u het zien. Daarmee kom ik terug op die brief.

De heer Knops (CDA):

Dit maakt het voor mij niet duidelijker. In de brief van november 2020 staat heel nadrukkelijk dat een nieuw kader noodzakelijk is om bij de tijd te kunnen blijven, om het zo maar even te zeggen. Daarin worden een aantal doelstellingen, uitgangspunten, geformuleerd: een effectieve taakuitvoering, overeenstemming met het internationaal recht, nalevingsvriendelijk en toekomstbestendig. Daar heb ik vragen over gesteld. Ik heb ook gevraagd wanneer we die wet tegemoet kunnen zien. Begrijp ik nu dat die wet er helemaal niet komt?

Minister Weerwind:

Zo zwart-wit wil ik er niet op reageren. Laten we de brief van november er nog een keer goed naast leggen. Ik zal vervolgens mijn woorden verduidelijken en die aan het papier toevertrouwen, in reactie op wat de heer Knops wenst.

De voorzitter:

Er wordt een brief toegezegd door de Minister op dit punt. We horen nog of er sprake is van een beleidswijziging ten opzichte van de eerdere brief van de bewindspersoon of dat die onverkort geldt.

De heer Knops (CDA):

Zeker. Die brief is anderhalf jaar oud, dus het is op zich niet verkeerd om daar een update van te krijgen. Misschien kunnen de vragen die ik in de eerste termijn gesteld heb, daarin meegenomen worden, zodat we als Kamer weten wat de ambities van het kabinet exact zijn op dit punt.

De voorzitter:

Ik zie de Minister bevestigend knikken.

Minister Weerwind:

Voorzitter. Ik ben door mijn vragen en opmerkingen heen, of ik heb iets over het hoofd gezien.

De voorzitter:

Dat is volgens mij niet het geval en anders zal de Minister dat te horen krijgen in de tweede termijn. De Minister hoeft zich daar overigens ook niet voor te verontschuldigen. De beide bewindspersonen hebben beknopt geantwoord op de vragen en dat stellen we altijd op prijs. Mijn voorstel is om van start te gaan met de tweede termijn van de Kamer en om daarna kort te schorsen voor enkele minuten – ik kijk daarbij even naar de bewindspersonen – tenzij er behoefte is aan een langere schorsing. Ik geef als eerste het woord aan de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal het kort houden, omdat beide Ministers naar mijn mening prettig, beknopt maar toch inhoudelijk en omvangrijk, hebben geantwoord. Ik heb dus geen openstaande vragen. Het fundament van het betoog van mijn partij is duidelijk. De keten moet robuust zijn. Als we de rechtsstaat weerbaar willen maken, dan vraagt dat echt een robuuste keten van begin tot eind. Dat heb ik beide Ministers duidelijk horen zeggen, dus ik wil ze hartelijk danken voor de beantwoording. Ik permitteer me de opmerking dat ik beide Ministers deze week twee keer in actie heb mogen zien en dat dat me goed bevalt. Ik hoop dat het kabinet en de Kamer op deze manier samen verder kunnen. We hebben namelijk een gezamenlijke missie: de rechtsstaat versterken. Daarover verschillen we niet van mening.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik dank ook de beide bewindspersonen voor de beantwoording. Ik zou me willen aansluiten bij het voorgaande. We zitten tegenover elkaar. Wij hebben een andere rol, namelijk controleren of datgene wat het kabinet zegt, ook gebeurt en of er eventueel bijgestuurd moet worden. Wij hebben de budgetverantwoordelijkheid, maar deze bewindslieden zijn beiden fris van start gegaan met het oppakken van de behoorlijke uitdagingen die ze voor zich hebben liggen. Daar hebben ze ook op gereflecteerd. In deze fase, zeker in de eerste weken, moeten we niet meteen dit en dat roepen, maar moeten we elkaar de tijd gunnen om te kijken wat de prioriteiten zijn en hoe we die voor ons zien.

U heeft een aantal toezeggingen gedaan op het punt van de informatievoorziening aan de Kamer. U heeft wel gehoord dat dat een belangrijk punt is: hoe kunnen wij eenvoudig monitoren, met al die stromen van informatie die ons bereiken? Daar heeft met name de Minister voor Rechtsbescherming maar ook de Minister van JenV het een en ander over gezegd. Dat stemde mij tot tevredenheid.

Ik zou het daar verder bij willen laten, voorzitter. Ik kijk uit naar de volgende debatten. Die staan komende week alweer op de agenda.

De voorzitter:

Dan zal ikzelf nog het woord voeren namens de SP.

In de strafrechtketen gaat het over mensen. Dat hebben beide bewindspersonen ook duidelijk uitgedrukt. In de hele strafrechtketen gaat het om heel veel mensen die op dit moment veel te hard moeten werken, door de hoge werkdruk. Het gaat ook over mensen die bijvoorbeeld slachtoffer zijn. Zij moeten soms te lang wachten op het belangrijke werk in de strafrechtketen. Ik merk echt dat de inzet er is. Daarover heb ik geen enkele twijfel. Maar ik vrees toch dat het op onderdelen, bijvoorbeeld ook financieel, niet genoeg zal zijn.

Ik denk dan met name aan de politie. Daar komen we nog over te spreken, maar ik maak me er echt grote zorgen over dat ook het financiële deel gewoon niet voldoende zal zijn om het op te lossen. Misschien geldt dat ook nog wel voor OM en rechtspraak, maar dat moet ik afwachten, voordat ik daarover oordeel.

We gaan een nadere uitwerking krijgen in de Voorjaarsnota. Dat is dus halverwege het jaar. Het is misschien een beetje een technische vraag van mij, maar hoe zit het dan nu? Die middelen zijn namelijk nu nodig, dus ik hoop dat daar ook in het eerste halfjaar mee van start kan worden gegaan, bijvoorbeeld met de middelen uit het coalitieakkoord. Dan hoeven ze niet te wachten tot juni, voordat daar iets van te zien is.

Ik snap dat het uitbreiden van de capaciteit, het verbeteren van de digitalisering en het versnellen van de doorlooptijden, taaie materie is. Dat is allemaal moeilijk op te lossen. Daar sluit ik me bij aan. Ik ga dan toch proberen om enig geduld te betrachten. Het is moeilijk op te lossen.

Wat niet moeilijk op te lossen is, is de waardering voor die professionals, bijvoorbeeld de waardering van de politieagenten. Ik kijk dan naar de Minister van Justitie en Veiligheid voor de cao van de politie.

Wat ook niet moeilijk op te lossen is, is het extra budget dat nodig is voor de forensisch artsen. Dat is heel concreet. We weten wat ervoor nodig is. Het is dan een kwestie van doen. Dat is dus mijn oproep aan het kabinet. We moeten namelijk voorkomen dat forensisch artsen, die opgeleid zijn en die we hard nodig hebben, iets anders gaan doen omdat ze geen fatsoenlijk contract krijgen.

Wat eigenlijk ook niet moeilijk op te lossen is, is de situatie met de tolken en vertalers. Misschien is het dat wel als je mijn voorstel volgt en de hele aanbesteding eruit kiepert, maar niet als je, los van die belachelijke aanbesteding, zegt: we gaan in ieder geval zorgen voor een fatsoenlijk tarief. Dat is er gewoon nog niet. Daar is ook nog geen uitzicht op. Dat is niet heel moeilijk op te lossen.

Ik doe dus toch nog één keer een klemmend beroep op het kabinet om met grote spoed en met volle inzet door te gaan met de zaken die moeilijk op te lossen zijn en om echt werk te maken van de zaken die niet zo moeilijk op te lossen zijn.

Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik zie dat beide bewindspersonen meteen kunnen antwoorden. Daar gaan we ze de gelegenheid voor geven, met als eerste de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de herkenning en de constatering van de Kamerleden dat we hier niet tegenover elkaar staan. We zitten fysiek wel tegenover elkaar, maar op inhoud staan we niet tegenover elkaar. Ik denk dat dat wel vaker zo zal zijn. Dit is mijn zesde debat deze week, en ik moet zeggen: bij de meeste debatten verschillen de inzet en de intentie volgens mij helemaal niet. De verantwoordelijkheden verschillen wel, en de mogelijkheden soms ook. Maar het geeft mij veel vertrouwen voor de komende tijd dat we vanuit die gezamenlijke inzet en intentie vooruit kunnen. Dat is namelijk op heel veel onderdelen nodig.

Dat geldt ook voor de onderdelen die de heer Van Nispen aanhaalt. Ik ben het met hem eens dat de problematiek en de knelpunten die hij benoemt, waarover we het zojuist ook hadden, misschien inhoudelijk niet hele complexe zaken zijn, maar tegelijkertijd zijn de middelen die voor Justitie en Veiligheid zijn vrijgemaakt ... Het is niet weinig, maar het is ook weer niet totaal dekkend voor alles wat we zouden willen doen. We moeten dus met elkaar kijken hoe we het beste resultaat krijgen met de middelen die er zijn. Dat is een open deur, maar als je die deur doorgaat, kom je wel in een hele complexe situatie terecht. Dan nog denk ik dat de inzet en de intentie in essentie niet verschillen. Op onderdelen verschilt dat misschien een klein beetje, maar over het algemeen niet.

We komen volgende week uitvoerig te spreken over de politie. Ik ben het volledig met de heer Van Nispen eens dat er geen enkele discussie moet bestaan over de waardering en de steun voor de politie. Een deel van die waardering laat je zien met de cao. We zijn net begonnen met die gesprekken, met die onderhandelingen. Het zijn onderhandelingen, maar ook daar sta ik volgens mij niet tegenover de politie. Ik kijk wat ik kan doen. Maar die waardering is breder dan dat. Die gaat er ook over dat wij hier erkennen en zien wat voor enorme druk de politieorganisatie meemaakt, door alles van de afgelopen twee jaar en ook door wat er daarvoor al bezig was. Er is een enorme druk door demonstraties. Dat is een ongelofelijk belangrijk grondrecht. Daar doen we niks aan af. Maar we doen ook niks af aan het effect daarvan op de politieorganisatie. Dat is fors. Kijk ook naar de impact van alles daaromheen. Ik spreek bijna dagelijks agenten, dienders. Het raakt me om te zien hoe hard zij werken voor onze veiligheid en hoeveel ellende en bagger zij soms over zich heen krijgen. We moeten ons daartegen uitspreken en voor en achter hen gaan staan. Dat is volgens mij ook een onderdeel van waardering uitspreken. Ik denk dus dat we dat op alle vlakken moeten doen. Volgende week komen we daar nader over te spreken; dan spreken we over al die vlakken. Dat geldt ook voor de andere onderwerpen. Ik zal mij daarvoor inzetten, al dan niet met collega's. Dat verschilt even per onderwerp; dat heeft te maken met de vraag bij welke onderwerpen ik zelf de lead heb. En als iets een keer niet kan vanwege andere keuzes, bijvoorbeeld financieel, dan moeten we dat hier ook eerlijk uitspreken. Daar kunnen we wat van vinden. Maar dan geef je in ieder geval elke beroepsgroep die zich inzet voor onze veiligheid, de duidelijkheid die ze verdienen. Volgens mij is dat de opbouw: eerst kijken wat we samen kunnen doen, op welk gebied we dit kunnen waarmaken. En als we iets niet kunnen waarmaken, moeten we ook eerlijk zijn over de reden daarvoor.

De heer Ellian (VVD):

Tot slot. Ik had me vandaag voorgenomen om echt een lans te breken voor het Openbaar Ministerie. Volgens mij heeft iedereen dat ook gemerkt. Ik ben het helemaal eens met de Minister van Justitie en Veiligheid: wat de politie over zich heen krijgt, is fors. Maar ik wil toch ook even in het openbaar benoemen hoeveel zittingsdagen en -uren officieren kwijt zijn aan al die personen die betrokken zijn bij demonstraties, die zich mogelijk schuldig maken door daarna strafbare feiten te plegen en vaak in verzet gaan. Daar moeten ook zittingsdagen voor worden geregeld. Dan kijk ik even naar de Minister voor Rechtsbescherming. Dat is vaak bij de rechtbank in Amsterdam of Rotterdam. Ik wil diegenen een hart onder de riem steken. Die moeten we niet vergeten, want die zijn misschien nog wel meer tijd kwijt. Ze staan misschien niet letterlijk in de frontlinie op straat, maar de hele keten zwoegt echt op dit moment. Dat laatste zeg ik aansluiting op de woorden van de heer Van Nispen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is een uitstekende aanvulling. Volgens mij is het echt heel belangrijk om dat te blijven herhalen. We hoeven nu niet iedereen, een voor een, te noemen, maar eigenlijk zou dat ook wel weer moeten. Dus dat is het dilemma. Maar er wordt echt fors geleund. Ik zie in mijn eigen omgeving mensen die bij de gemeente, bij de lokale ketensamenwerkingen werken, en die daar ook een forse stijging zien van het aantal mensen die aangemeld worden, die men dan ook weer tegenkomt bij bijvoorbeeld demonstraties op andere plekken. Er wordt gewoon door heel veel mensen heel hard gewerkt om ervoor te zorgen dat wij veilig zijn en dat degenen die bij hen in beeld komen, ook binnen de waarborgen van de rechtsstaat de juiste behandeling, de juiste straf of een combinatie daarvan krijgen.

Ik hoop dat er bij het volgende debat meer Kamerleden aanwezig zullen zijn. Ik hoop in ieder geval dat wij dan de tijd ook kunnen gebruiken om daar aandacht aan te geven, aan degenen die dat echt verdienen. Dus dank voor die aanvulling.

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Weerwind:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank u en ook de heren Ellian en Knops voor het commentaar op de samenwerking. Ik sluit me aan bij de woorden van de Minister van Justitie en Veiligheid. We werken samen aan de rechtsstaat in ons land. Daarin spelen rechtszekerheid, rechtsgelijkheid maar ook kwaliteit van dienstverlening en de publieke waarden die ik net genoemd hebben, een buitengewoon belangrijke rol. Een sterke rechtsstaat in een democratie.

Ik hoorde veel over middelen. De Prinsjesdagmiddelen die het demissionaire kabinet heeft uitgetrokken, zijn doorgestroomd naar de verschillende kolommen in de strafrechtketen. Als ik spreek met de decisionmakers in de top van deze keten, word ik ook vaak gewezen op de arbeidsmarktproblematiek, op het vinden van de juiste mensen. De heer Ellian gaf al eerder aan dat het tijd vergt om een rechter op te leiden. Ik hoef alleen maar te verwijzen naar het debat dat we gevoerd hebben. Dat is ook een bottleneck. Die wil ik wel genoemd hebben.

Ik dank u voor uw opmerkingen en uw vragen. Ik kijk uit naar een verdere goede samenwerking.

Dank u wel, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, allen. Dan rest ons nog om de toezeggingen voor te lezen. Ik verzoek u om daar scherp naar te luisteren om te beoordelen of we die goed geformuleerd hebben of dat een toezegging nog een aanpassing behoeft.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid zegt toe voor de zomer bij Voorjaarsnota een brief aan de Kamer te sturen over de besteding van de middelen voor het versterken van de strafrechtketen.

Laat ik mezelf meteen even corrigeren. Dus bij Voorjaarsnota zien wij de besteding van de middelen, maar het is misschien goed om niet alleen de bedragen te zien maar ook een brief waarin staat hoe die bedragen en die verdeling tot stand zijn gekomen. Ik zie dat dat akkoord is. Dan hebben we dat goed begrepen.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid zegt toe voor de zomer de Kamer te informeren over de doorlooptijden in de strafrechtketen.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid zegt toe – samen met of vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – binnen twee à drie maanden een brief te sturen over de forensisch artsen.

  • De Minister van Justitie en Veiligheid zegt toe op korte termijn een brief te sturen over de tarieven van tolken en vertalers en daarvoor ook in gesprek te gaan met de actiegroep en te reageren op het onderzoek dat de SP heeft aangeboden.

  • De Minister voor Rechtsbescherming zegt toe een brief te sturen over de herziening van de Wjsg en Wpg in navolging van de brief van 19 november 2020.

De heer Knops (CDA):

Zou er bij de laatste toezegging nog een tijdsbepaling kunnen?

De voorzitter:

Misschien kan dat?

Minister Weerwind:

Dat betreft twee moeilijke kaders. Ik wil u ook een perspectief geven voor de toekomst. Daarom stel ik voor om dat te doen voor 1 april 2022.

De voorzitter:

Voor 1 april 2022. Dat voegen we toe aan deze toezegging.

Dank u wel. Ik bedank de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de ambtenaren voor de beantwoording en de bijdragen aan het debat. Woordvoerders, bedankt. Griffier, bedankt. Alle andere ondersteuning, hartelijk bedankt. Dan sluit ik deze vergadering.

Sluiting 11.41 uur.

Naar boven