29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde

31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008

nr. 64
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 januari 2008

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 21 november 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief van de minister van Justitie d.d. 27 juni 2007 inzake kabinetsstandpunt over de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie (29 279, nr. 55);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 13 juli 2007 inzake kabinetsstandpunt over lekenrechtspraak (30 800 VI, nr. 118);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 10 oktober 2007 over samenvoeging arrondissementen (29 279, nr. 58).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) meent dat het rapport van de commissie-Deetman onder de titel «Rechtspraak is kwaliteit» een zet in de goede richting is in het kader van de modernisering van de rechterlijke organisatie. Zij kan zich bovendien in grote lijnen vinden in het kabinetsstandpunt over dit rapport.

De kwaliteit van de wetgeving is van directe invloed op de kwaliteit van de rechtspraak. Goede heldere regels kunnen de druk op de rechters doen afnemen. De minister heeft in dat opzicht een coördinerende taak, waarbij het van belang is dat hij zijn collega-ministers goed bij de les houdt. De voorganger van deze minister heeft het project Bruikbare rechtsorde opgezet. Hoewel dit inmiddels heeft geleid tot enkele concrete voorstellen, zoals openbare internetconsultatie over aankomende wetsvoorstellen, zou er naar het oordeel van mevrouw Van Vroonhoven in dit opzicht nog een extra slag gemaakt kunnen worden.

Met het oog op een goede bereikbaarheid van de rechtspraak voor iedereen, inclusief regionale spreiding, baart het voornemen van het kabinetsvoornemen om een aantal nevenzittingsplaatsen te sluiten zorgen. Is de minister alsnog bereid deze plaatsen zo veel mogelijk te behouden?

De beoogde afname van 20 naar 19 arrondissementen en de daarmee gepaarde gaande ressortelijke herindeling zullen in bepaalde gevallen onherroepelijk leiden tot langere reistijden. In hoeverre is de minister bereid tot een heroverweging op dit punt?

Zoals de commissie-Deetman terecht stelt, moet gewaakt worden voor overmatige bureaucratisering van de rechtspraak. In dat kader adviseert de commissie het aantal leden van de Raad voor de rechtspraak terug te brengen van vijf naar drie. De minister geeft tegelijkertijd echter aan dat het aantal formatieplaatsen bij deze raad opgeschroefd zou kunnen worden. Wil hij toezeggen dat eventueel door de raad extra te verrichten werk opgevangen zal worden binnen de huidige 115 fte’s?

Principieel is de discussie over de nevenfuncties. Enerzijds is het van belang dat rechters goed geworteld zijn in de samenleving en anderzijds is er het gegeven van de trias politica. Mevrouw Van Vroonhoven acht de tijd rijp dat de minister zich beargumenteerd uitlaat over dit principiële punt. Onderschrijft hij bijvoorbeeld de leidraad nevenfuncties die binnen de rechtspraak circuleert, waarin wordt aangegeven dat geen enkele vertegenwoordigende politieke functie verenigbaar is met het rechterlijke ambt?

Daar de alternatieve geschillenbeslechting dienstig kan zijn om de druk op de reguliere rechter weg te nemen dan wel te voorkomen, is het te betreuren dat de minister daarop in zijn brief niet concreet ingaat. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld met de doorverwijzing bij het juridisch loket ten aanzien van mediation en zal die minder beslag leggen op de gefinancierde rechtsbijstand?

Veel heil mag verwacht worden van geschillencommissies bij het voorkomen van zogenaamd klein consumentenleed, ook omdat zij de druk op de rechters kunnen doen afnemen. Mede refererend aan het wetsvoorstel over oneerlijke handelspraktijken verzoekt mevrouw Van Vroonhoven de minister om samen met de staatssecretaris van EZ erop toe te zien dat vooral voor sectoren waar geschillen zich voordoen, dergelijke commissies worden ingesteld. Hoe verhoudt het kabinetsvoorstel om consumentenkoop als aardzaak toe te voegen aan de competentie van de kantonrechter zich tot die geschillencommissies?

Hoewel geen voorstander van lekenrechtspraak staat mevrouw Van Vroonhoven wel open voor de roep om meer participatie in informatieve zin, zoals de inzet van getuigendeskundigen. Ook onderzoekt de rechtspraak de mogelijkheden om opvattingen in de samenleving te betrekken bij de normering van de straftoemeting. Wanneer kunnen de resultaten hiervan verwacht worden?

De heer Wolfsen (PvdA) is evenals de commissie-Deetman onder de indruk van wat de rechtspraak de afgelopen jaren heeft bereikt in het kader van de modernisering van de rechterlijke organisatie. De bestuurlijke en de organisatorische doelstellingen blijken grotendeels bereikt zodat er geen aanleiding meer is om het stelsel verder ingrijpend te wijzigen. Bovendien is volgens het rapport van de commissie in algemene zin de waardering van de rechtspraak hoog en stabiel, hoewel er nog wel een slag gemaakt moet worden van beheren naar besturen. In het rapport klinkt overigens wel door dat volgens de rechters en de medewerkers van de rechtbanken zelf de kwaliteit van de rechtspraak licht aan het dalen is vanwege met name de toenemende productiedruk. Het is dan ook terecht dat dit aandachtspunt onderdeel uitmaakt van de Agenda van de Rechtspraak. Op welke manier kan volgens de minister bereikt worden dat er meer oog is voor die kwaliteit?

In het rapport wordt gemeld dat in tegenstelling tot de doorlooptijden voor straf- en bestuursrechtzaken de doorlooptijden op het gebied van handelszaken nog niet tot tevredenheid strekken. Hoe denkt de minister hierin verbetering te brengen?

Hoewel het een legitieme wens is om voor Flevoland een zelfstandig arrondissement te realiseren, vermag de heer Wolfsen niet in te zien waarom dit automatisch zou moeten leiden tot het samenvoegen van de arrondissementen Almelo en het Overijsselse deel van het gesplitste arrondissement Zwolle–Lelystad tot één arrondissement Zwolle–Almelo. Vooralsnog gaat zijn voorkeur ernaar uit Zwolle en Almelo zelfstandige arrondissementen te laten zijn, aangezien dit het meest overzichtelijk is en het bovendien goed aansluit bij de aanbevelingen in het rapport van de commissie-Deetman.

Daarnaast heeft hij grote aarzelingen bij de nu door de minister voorgestelde ressortelijke herindeling, met name vanwege het aspect van de reisafstand. In dat licht zou een optie kunnen zijn om het hof van Leeuwarden te verplaatsen naar Zwolle dat centraler in het desbetreffende ressort is gelegen.

Hoewel het uit een oogpunt van flexibiliteit een te bepleiten gedachte kan zijn om rechters meer in algemene dienst te benoemen bij de Raad voor de rechtspraak zodat ze gemakkelijker overgeplaatst kunnen worden van de ene naar de andere rechtbank, is de heer Wolfsen wel beducht voor het ontstaan van «Italiaanse toestanden». Het zou dan kunnen gebeuren dat de raad waarvan de leden worden benoemd door de minister, rechters overplaatst vanwege het enkele feit dat ze de overheid onwelgevallige beslissingen nemen.

De heer Wolfsen heeft verder aarzelingen bij het voornemen van de minister om in het wettelijke stelsel ruimte te bieden voor de mogelijkheid dat bestuursleden van een rechterlijk college actief zijn in meerdere rechterlijke colleges. Daar hun loyaliteit veelal vooral bij het eigen rechterlijk college ligt, lijkt het niet verstandig ze bij meerdere colleges te betrekken.

Vervolgens verneemt hij graag wat precies de taken zijn van de Regieraad ICT die speciaal is ingericht voor de Raad voor de rechtspraak.

Daarnaast pleit hij voor opheffing van het verbod op deelname van niet-juristen aan de rechtspraak, in die zin dat in bepaalde specialistische zaken in bijvoorbeeld de Ondernemingskamer of de Pachtkamer niet-juristen aan de rechtspraak moeten kunnen deelnemen die vanwege hun specialistische kennis van toegevoegde waarde kunnen zijn.

De aanbeveling van de commissie-Deetman om de competentiegrens van de kantonrechter te verhogen naar € 25 000 neemt de heer Wolfsen graag over.

Hoewel de kantonrechtspraak als zodanig behouden moet worden, kan hij zich vinden in het voornemen om de kantonsector als zelfstandige sector op te heffen.

De heer Teeven (VVD) onderschrijft de conclusies van de verschillende onderzoeken inzake de mogelijke invoering van lekenrechtspraak in Nederland en hij deelt dan ook de constatering van de minister dat er geen behoefte is aan deze vorm van rechtspraak. Invoering ervan zou een te grote breuk betekenen met de Nederlandse rechtstraditie. Wel verzoekt hij de minister de vinger aan de pols houden ten aanzien van projecten, initiatieven en maatregelen die zijn gestart om de rechtspraak, met name de motivering bij strafvonnissen, inzichtelijker te maken.

De wijze waarop de heer Van Delden als voorzitter van de Raad voor de rechtspraak de afgelopen vijf jaar deze raad vorm heeft gegeven verdient grote waardering. Het is van belang dat de ingezette lijn van kwaliteitsverhoging et cetera wordt voortgezet.

Hoewel de heer Teeven zich in grote lijnen kan vinden in het rapport van de commissie-Deetman, geeft het nog wel aanleiding tot enkele kritische kanttekeningen. Het is van belang dat de minister de vinger aan de pols houdt ten aanzien van de kwalitatieve én de kwantitatieve productie van de rechtspraak. Het is van belang om binnen de rechtspraak een goed evenwicht te bereiken tussen productienormen en kwaliteit.

Met betrekking tot de ressorten wordt er in het kabinetsstandpunt evaluatie modernisering rechterlijke organisatie op gewezen dat door de invoering van twee instanties in de belastingrechtspraak, in het bijzonder de continuïteit van de appelrechtspraak in belastingzaken kwetsbaar is geworden. Wil de minister hierop wat specifieker ingaan en is hij in staat tevens oplossingsrichtingen aan te geven?

In hetzelfde kabinetsstandpunt staat dat concentratie van specialistische zaakspakketten bij voorkeur bij minimaal twee hoven soms gewenst zal zijn. Aan welke zaakspakketten wordt hierbij gedacht en bij welke hoven zou een en ander dan vorm moeten krijgen?

De heer Teeven heeft gelet op de bereikbaarheid grote problemen met samenvoeging van de arrondissementen Almelo en het Overijsselse deel van het gesplitste arrondissement Zwolle–Lelystad tot één arrondissement Zwolle–Almelo, evenals met de toevoeging van Overijssel aan het ressort Leeuwarden. De motivering waarom de activiteiten van het parket Almelo verplaatst moeten worden naar Zwolle wordt niet gedragen door de argumenten. Is de minister bereid middels wijziging van de Wet op de rechterlijke organisaties het aantal arrondissementen met een te verhogen zodat het parket Almelo zijn huidige status kan behouden?

De heer Teeven kan zich vinden in het voorstel van de minister om de competentiegrens van de kantonrechter te verhogen naar € 10 000 en om zaken die vallen onder de categorie consumentenkoop als aardzaak toe te voegen aan de competentie van de kantonrechter. Is de minister bereid om de ervaringen met die nieuwe grens over vijf jaar te evalueren?

Verder is het uit een oogpunt van efficiency een zinnige gedachte om de sector kantongerecht op te heffen. De praktijk dat ook niet-kantonrechters/vicepresidenten in deze sector werkzaam zijn, dient in ieder geval genormaliseerd te worden, gelet op het streven naar laagdrempelige rechtspraak.

Het voorstel van het kabinet om de onverenigbaarheid van het bestuurslidmaatschap van meerdere gerechten op te heffen, zal kwaliteitsverhogend werken.

Met betrekking tot de vaststelling van de commissie-Deetman dat gewaakt moet worden voor overmatige bureaucratisering van de rechtspraak is de heer Teeven benieuwd welke rol het kabinet voor zichzelf ziet om die bureaucratisering terug te dringen.

Vervolgens verneemt hij graag op welke termijn de problemen rond gps daadwerkelijk zullen zijn opgelost zodat tot invoering van dit systeem kan worden overgegaan.

Daar de bestuursrechtspraak steeds meer aandacht krijgt en handhaving van rechterlijke onafhankelijkheid essentieel is, is een visie van de minister op de toekomst van de Raad van State dienstig. Zou in dat licht bijvoorbeeld de mogelijkheid in ogenschouw kunnen worden genomen om uiteindelijk de afdeling Bestuursrechtspraak onder te brengen bij de Hoge Raad?

De heer De Wit (SP) is bezorgd over de zowel in het rapport over de beleidsdoorlichting rechtspraak als in het rapport van de commissie-Deetman gedane constatering dat de druk op de kwaliteit van de rechtspraak groot is en dat die kwaliteit op dit moment onvoldoende gewaarborgd is. Het systeem RechtspraaQ meet alleen de randvoorwaarden zonder dat de echte kwaliteit in beeld wordt gebracht. Bovendien ervaren de rechters de werkdruk momenteel als zeer hoog. Wat is de visie van de minister hierop? In welke mate kunnen gerechtsbesturen en de Raad voor de rechtspraak zelf sturen op die kwaliteit? Wie controleert er binnen de gerechten op kwaliteit en wat wordt er met de ervaringsgegevens gedaan? Zou binnen de gerechten niet een commissie ingesteld moeten worden die uitspraken van rechters kwalitatief toetst? Is het niet beter af te stappen van het roulatiesysteem op basis waarvan rechters bij wijze van spreken twee jaar faillissementen doen, twee jaar zitting hebben in een civiele kamer, twee jaar familierecht doen et cetera? Op die manier kan toegewerkt worden naar meer betrokkenheid en specialisatie van rechters.

Vervolgens vraagt de heer De Wit of de door de minister voorgenomen verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter tot € 10 000 consequenties zal hebben voor de gefinancierde rechtshulp. Welke invloed zal dat hebben op de kwaliteit en motivering van vonnissen? Zullen de raden voor de rechtsbijstand hierdoor geen andere gedragslijn volgen? Het zou te betreuren zijn dat genoemd bedrag maatstaf zal worden om al of niet een raadsman toe te voegen. Bovendien bestaat het gevaar dat mensen zichzelf menen te kunnen verdedigen zonder daartoe echt in staat te zijn ofwel dat ze zich bij laten staan door goedbedoelende kennissen die evenwel over onvoldoende kennis van de rechtspraak beschikken.

De heer De Wit onderschrijft de bevindingen in het voorliggende rapport over de lekenrechtspraak en onderschrijft de conclusie van de minister dat invoering van lekenrechtspraak geen oplossing is voor bestaande problemen en wensen ten aanzien van de rechtspraak. De nadruk dient veeleer te liggen op het beter motiveren van vonnissen, hetgeen tevens zal leiden tot grotere acceptatie van die vonnissen in de samenleving.

Antwoord van de minister

De minister benadrukt dat met betrekking tot de rechterlijke indeling sprake is van werk in uitvoering. Het aanbrengen van de noodzakelijke veranderingen in de rechterlijke kaart van Nederland is een lastig en delicaat proces. Zo is goede afstemming vereist met onder meer politie en uiteraard ook het Openbaar Ministerie waar onder meer gedachten leven over meer krachtenbundeling en tegelijkertijd meer specialisatie. Een ander belangrijk aspect is de bereikbaarheid van de rechtspraak die mede verband houdt met de beschikbaarheid van transportmiddelen. Verder blijkt dat de rechtspraak ook steeds meer waardering ondervindt van burgemeesters. De aanwezigheid van een nevenzittingsplaats in de eigen gemeente vinden zij klaarblijkelijk van belang uit een oogpunt van de statuur van hun gemeente. Tegelijkertijd leert de realiteit dat de transportmiddelen beter en sneller zijn geworden vergeleken met de periode op basis waarvan de huidige rechterlijke kaart is vastgesteld. Voor het overgrote deel van de justitiabelen geldt overigens dat de frequentie waarmee ze naar de rechtbank moeten aanzienlijk lager ligt dan bijvoorbeeld de frequentie waarmee mensen doorgaans naar een ziekenhuis of een polikliniek reizen. Bovendien geldt in zijn algemeenheid dat het overgrote deel van de niet-justitiabelen niet frequent een rechtbank bezoekt. Een ander belangrijk uitgangspunt voor herindeling van de rechterlijke kaart is de kwaliteit van de rechtspraak.

De demografische en de sociale ontwikkelingen in de provincie Flevoland, in het bijzonder Almere, zouden kunnen rechtvaardigen dat Flevoland een zelfstandig arrondissement wordt. De gesprekken daarover met het binnenlands bestuur en het Openbaar Ministerie zijn nog gaande, gelet op de gevolgen die een dergelijke wijziging zou kunnen hebben voor de huidige rechterlijke kaart van Nederland. Niet de vraag is aan de orde of het arrondissement Almelo of het arrondissement Zwolle kan worden opgeheven, maar de vraag of de grens tussen twee arrondissementen waarvan er één een dubbelarrondissement is, niet beter op een andere manier getrokken kan worden dan in de huidige situatie. Gelet op het feit dat het halfarrondissement West-Overijssel en het huidige arrondissement Almelo qua schaal van rechtbanken goed bij elkaar passen is het de bedoeling te onderzoeken of deze twee een nieuw dubbelarrondissement kunnen vormen. De minister is voorshands geen voorstander van splitsing van arrondissementen, aangezien dit zou inhouden dat het huidige aantal arrondissementen verder wordt opgevoerd naar 20, terwijl gelet op de schaal van OM en rechtspraak er juist eerder reden is tot beperking van dat aantal. Het gaat veeleer om het streven naar een betere afbakening van de bestaande arrondissementen. Uiteraard zullen te zijner tijd de concrete voorstellen ter zake in wetgeving moeten worden vervat, hetgeen in dezelfde mate opgaat voor wijzigingen in de ressortindeling en de aanwijzing van nevenzittingsvestigingen.

Met betrekking tot het wetgevingsproces, in het bijzonder de kwaliteit van de wetgeving en de vermindering van regeldruk, is er ook een duidelijke verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie. In dat kader zijn er belangrijke relaties met het domein van de rechtspraak, zoals vermijding van conflictopwekkende wetgeving. De rapportage van de visitatiecommissie Juridische functie en wetgeving, onder leiding van staatsraad Hoekstra, heeft geleid tot een programma waarover advies zal worden gevraagd aan de Raad van State. Het kabinetsstandpunt over de pilot inzake internetconsultatie heeft de Kamer inmiddels ontvangen.

Bij de Raad voor de rechtspraak is inmiddels het proces van start gegaan dat beoogt het betrekken van opvattingen in de samenleving bij de normering voor straftoemeting. Een plan voor het straftoemetingsinstrumentarium voor het project Strafvordering is gereed en binnen de rechtspraak besproken. Na vaststelling van het plan zal worden gestart met concrete pilots ten aanzien van consultatie van diverse partijen in de samenleving. De ervaringen die daarmee worden opgedaan zullen op termijn moeten leiden tot een landelijk instrumentarium voor de straftoemeting, waarvan de consultatie van externe partijen integraal deel uitmaakt. Het te volgen traject zal naar verwachting nog enige tijd in beslag nemen zodat nog geen concrete einddatum is te noemen. De Kamer zal via de reguliere kanalen op de hoogte worden gehouden van de vorderingen van dit traject.

De startformatie van de Raad voor de rechtspraak was gekoppeld aan de nieuwe taken en de taken die het departement van Justitie heeft overgedragen aan de rechtspraak. Vervolgens is het een kwestie van interne organisatie, waarbij uiteraard wel zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de adviezen van de commissie-Deetman op dit punt.

Onder en binnen de rechterlijke macht is er sprake van een stevige discussie over de (on)wenselijkheid van het door rechters vervullen van politieke nevenbetrekkingen. De vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer heeft de minister ten tweede male een brief gestuurd waarin op basis van artikel 57, vierde lid van de Grondwet, bedenkingen worden geuit inzake de interne regeling waarbij de gerechtsbesturen toezien op het vervullen van nevenbetrekkingen, zoals het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Hierover is overleg gaande, waarbij de exegese en de formulering van de brief aandacht krijgen. Een nader bericht dat de minister samen met de minister van BZK voorbereidt, nadert voltooiing. Daarnaast is ter zake nog in procedure een wetsvoorstel dat sinds twee maanden voor advisering bij de Raad van State ligt.

Inzake mediation merkt de minister op dat de voorlopige resultaten van de doorverwijzingsvoorziening bij het juridisch loket en de rechtspraak positief zijn. De conferentie over mediation toonde een verheugend grote betrokkenheid van mensen uit de rechtspraak, waarbij er bijzondere aandacht was voor de specifieke vaardigheden die nodig zijn voor een goede invulling van mediation.

Indien de competentiegrens van de kantonrechter wordt verhoogd naar € 10 000 zal dat inderdaad leiden tot een beperking van de verplichte procesvertegenwoordiging, hetgeen kan betekenen dat burgers en bedrijven zelf of vertegenwoordigd door juristen van rechtsbijstandverzekeringen, gerechtsdeurwaarders of juridische adviseurs van beroepsverenigingen optreden. Toevoegingen van advocaten in het kader van de gesubsidieerde rechtsbijstand zijn overigens niet beperkt tot zaken waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt. De ervaring leert dat in gespecialiseerde zaken de niet-advocaat zijnde, gespecialiseerde rechtsbijstandverleners, zoals vertegenwoordigers van vakbonden of beroepsorganisaties, veelal uitstekend werk leveren. De minister is graag bereid om samen met de staatssecretaris van Justitie het aspect van kwaliteit van de rechtsbijstand en de beschikbaarheid van de financiering nader onder ogen te zien in relatie tot de eventuele verhoging van de competentiegrens.

Begin deze maand is de geschillencommissie elektronische communicatiedienst ingesteld. KPN, waartoe Planet en HetNet behoren, en home zijn daarbij aangesloten en op zeer korte termijn zullen Green ISP, voorheen Speedlink, Tiscali, Orange en Casema zich hierbij aansluiten, waarmee het grootste deel van de markt is gedekt. De staatssecretaris van EZ heeft toegezegd in het eerste kwartaal van 2008 de dekkingsgraad van deze commissie te onderzoeken. De van 1989 daterende geschillencommissie Post en telecommunicatie is inmiddels overgegaan in de geschillencommissie Post met op dit moment als enig aangesloten bedrijf TNT Post. Bij de verdere openstelling van de postmarkt zal deze commissie stimulerende aandacht krijgen.

Ten aanzien van het doen betrekken van inzichten uit de samenleving bij de strafrechtspraak refereert de minister aan het project dat door de Raad voor de rechtspraak hiervoor in gang is gezet. Met de voorzitter en de beoogd voorzitter van deze raad heeft hij in relatie tot dit onderwerp reeds gesproken over de aspecten van de opleiding voor de rechtspraak en de strafrechtspraak in het bijzonder. Wat betreft de lekenrechtspraak in zijn algemeenheid zou het niet verstandig zijn om gelet op de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de rechtspraak en aan professionele beoordeling van bewijsmateriaal, de weg te openen voor deprofessionalisering.

Reagerend op de suggestie van de heer Wolfsen om in specialistische gevallen niet-juristen deel te laten uitmaken van bepaalde rechterlijke colleges noemt de minister het specifieke voorbeeld van milieurechtspraak. Deze vorm van rechtspraak is in Nederland niet zodanig te organiseren dat alle milieubestuursrecht en -strafzaken worden gedaan door milieutechnische specialisten in combinatie met juridisch opgeleiden. Het is bovendien de vraag of dat nodig en wenselijk is, aangezien van de rechter in een dergelijke zaak niet verlangd kan worden om meer te weten op het punt van de milieutechniek dan het desbetreffende bestuursorgaan respectievelijk de aanvrager van de milieuvergunning. De plaats waar andere deskundigen dan juristen worden ingeschakeld moet altijd gerelateerd worden aan de aard van de beslissing die door een rechterlijk college moet worden genomen. Alle drie de leden van een meervoudige strafkamer van een rechtbank behoren zich een professioneel vakkundig oordeel te kunnen vormen met betrekking tot de rechtmatige verkrijging van bewijsmateriaal. Er is dan ook alle reden om door te gaan met de huidige opzet van de Ondernemingskamer, de Pachtkamer en dergelijke.

De aandacht voor de kwaliteit van de rechtspraak komt ook tot uitdrukking in het rapport Visitatie Gerechten 2006 en de Agenda van de Rechtspraak 2008–2011.

De Raad voor de rechtspraak doet nader onderzoek naar de doorlooptijden, teneinde deze ook in de jaarverslagen van de rechterlijke colleges inzichtelijk te maken ten opzichte van de normdoorlooptijden.

Dat door leden van het bestuur van een rechterlijk college incidenteel actief zijn bij een ander rechterlijk college is mogelijk dankzij het plaatsvervangerschap. De integriteit van de gerechtsbesturen moet voldoende waarborg bieden om te voorkomen dat het als drukmiddel gaat functioneren. Uit een oogpunt van reisafstanden en rechtszekerheid is het wellicht wel een goede tussenvorm om deze mogelijkheid te verbinden aan het niveau van het ressort.

De Regieraad ICT is ingesteld onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtspraak en speelt een belangrijke rol bij de activiteiten om digitale toegang tot de rechtspraak mogelijk te maken. De invoering van elektronisch berichtenverkeer en digitale dossiers moet gefaseerd verlopen, hetgeen ook geldt voor gps. Separate automatiseringsprojecten voor de rechtspraak en het Openbaar Ministerie zijn niet aan de orde.

De Raad voor de rechtspraak heeft aangekondigd de komende periode serieus aan de slag te gaan om de bureaucratisering binnen de rechtspraak tegen te gaan. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de bestaande overlegcircuits, onder de aantekening dat aangezien de raad de gerechten vertegenwoordigt, deze prijs stelt op goed georganiseerd overleg. Hetgeen in de kabinetsreactie op de voorliggende evaluatie rechterlijke organisatie is vermeld over het tegengaan van genoemde bureaucratisering zal dan ook een vervolg krijgen in de vorm van nader overleg met de Raad voor de rechtspraak waarin zowel de verdeling van de formatie als de ontbureaucratisering als proces aandacht krijgt.

Over de bestuursrechtspraak is inmiddels een wetsvoorstel aanhangig bij de Kamer, ten aanzien waarvan over de amendementen advies is gevraagd aan de Raad van State. Uit het wetsvoorstel en het nader rapport dat binnen afzienbare termijn zal verschijnen, komt naar voren dat het kabinet het zinnig vindt om op een herkenbaarder manier dan thans het geval is, de bestuursrechtspraak in hoogste ressort ondergebracht te houden bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er ligt derhalve geen voornemen om voorstellen te doen tot invoering van een extra instantie in het kader van de bestuursrechtspraak.

Het huidige roulatiesysteem voor rechters zou in feite moeten bijdragen aan de kwaliteit van de rechtspraak. De onafhankelijkheid van de rechter wordt over het algemeen gediend door het vermogen om meerdere soorten zaken te doen, hetgeen ook leidt tot een zekere verbreding van ervaringen. In de Agenda van de Rechtspraak zijn maatregelen en projecten genoemd die zullen moeten leiden tot verdere verbetering van de kwaliteit van de rechtspraak.

De minister kan instemmen met de gedachte om onder behoud van alle kwaliteiten van de kantonrechtspraak, deze sector niet meer als zodanig een aparte institutionele positie toe te kennen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) wacht met belangstelling de nadere discussie over de nevenfuncties af die in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel over de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren aan de orde zal zijn.

De heer Wolfsen (PvdA) kan onder de huidige omstandigheden niet instemmen met de totstandbrenging van één arrondissement Almelo–Zwolle.

Ten aanzien van de nevenvestigingen verzoekt hij de minister om in toekomstige wetgeving ter zake expliciet aan te geven waar deze gesitueerd zouden moeten worden, aangezien de ervaring tot nu toe leert dat als de keuze open is, veelal gekozen wordt voor de hoofdvestiging. Wellicht kan in dit kader aansluiting gezocht worden bij de gevolgde methodiek voor de situering van juridische loketten die op goede plekken en centraal gelegen zijn.

Met betrekking tot het aantal leden van de Raad voor de rechtspraak doet de heer Wolfsen de suggestie de raad te laten bestaan uit drie fulltime leden en twee leden die naast lid te zijn van de raad tevens elders werkzaam zijn in de rechtspraak, bijvoorbeeld als president van een rechtbank.

Ten slotte hecht hij eraan waardering uit te spreken voor het functioneren van de Raad voor de rechtspraak, in het bijzonder de huidige voorzitter van de raad, de heer Van Delden.

De heer Teeven (VVD) kan zich, mede gehoord het antwoord van de minister, niet vinden in het voornemen om te komen tot één arrondissement Almelo–Zwolle. Hij blijft bij zijn pleidooi voor realisering van een zelfstandig arrondissement Almelo.

De heer De Wit (SP) krijgt graag van de minister bevestigd dat de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter naar € 10 000 geen wijzigingen met zich zal brengen in het beleid van de raden voor rechtsbijstand inzake de gefinancierde rechtshulp.

Ten slotte vraagt hij de minister nog iets nadrukkelijker in te gaan op de rol van de Raad voor de rechtspraak met betrekking tot de kwaliteit. Worden bepaalde personen aangesproken op concrete afspraken of worden meer beleidsmatige projecten in gang gezet om die kwaliteit te verhogen?

De minister wijst erop dat aan eventuele wijzigingen in de rechterlijke kaart te allen tijde daartoe strekkende wetgeving vooraf zal dienen te gaan die vanzelfsprekend alsdan aan de Kamer zal worden voorgelegd. In dat kader vindt ook de nadere afweging plaats inzake de eventuele vorming van een zelfstandig arrondissement Flevoland en de eventuele vorming van een arrondissement Zwolle–Almelo.

De minister sluit zich aan bij de woorden van lof die zijn geuit voor hetgeen de Raad voor de rechtspraak tot nu toe tot stand heeft gebracht.

Met betrekking tot het aantal leden van de Raad voor de rechtspraak verwijst de minister naar de passage die daaraan is gewijd in het voorliggende kabinetsstandpunt over de evaluatie rechterlijke organisatie.

Bij verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter naar € 10 000 zal inderdaad goed gekeken moeten worden naar de gevolgen ervan voor het beleid van de raden voor rechtsbijstand inzake de gefinancierde rechtshulp.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven