29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 578 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2020

Tijdens het debat over de aanpak van bedreiging en stalking op 30 januari jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 48, debat over aanpak van bedreiging en stalking) heb ik toegezegd om uw Kamer over verschillende onderwerpen nader te informeren. Middels deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Besproken zaak

Allereerst heb ik tijdens het debat met uw Kamer gesproken over de zaak van «Mila». Ik heb toen aan het lid Buitenweg (GroenLinks) toegezegd dat ik mij zou laten informeren over haar zaak. Dit soort zaken trek ik mij erg aan en onderstreept voor mij opnieuw het belang om de aanpak van stalking verder te versterken. Ik ga daarom ook elke twee maanden op werkbezoek om te kijken hoe en in welke mate de maatregelen worden geïmplementeerd in de praktijk.

Ik heb mij over de zaak van «Mila» laten informeren door de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en Veilig Thuis. Aangezien het hier gaat om individuele casuïstiek, past het mij niet om hier in detail op in te gaan. In z’n algemeenheid kan ik uw Kamer het volgende berichten. Uit de informatie die partijen mij hebben verschaft, maak ik op dat deze zaak ook al voorafgaand aan de publicatie van het Inspectierapport over de aanpak van de stalking door Bekir E.1 speelde. Kijkend naar de periode na 9 oktober 2019, de datum waarop ik u mijn beleidsreactie met aanvullende maatregelen heb toegezonden, blijkt dat binnen de politie een casusregisseur is aangewezen, er een contact- en locatieverbod geldt en dat bij een overtreding hiervan snel kan worden gehandeld. Daarnaast heeft «Mila» begeleiding en is haar een Aware-knop gegeven, waarmee zij de politie kan waarschuwen indien de stalker haar belaagd. De verdachte staat onder toezicht van de reclassering.

Vervolgonderzoek

Op verzoek van het lid Groothuizen (D66) heb ik gesproken met de Inspectie van Justitie en Veiligheid (Inspectie) over de manier waarop zij vanuit haar wettelijke taak de implementatie van de maatregelen zal volgen.

Ik heb daarbij uitgesproken dat zowel uw Kamer als ik het waarderen als de Inspectie de implementatie van de maatregelen na twee jaar wil onderzoeken. De Inspectie heeft aangegeven nu eerst de rapportage af te wachten van politie, OM, Reclassering Nederland en Veilig Thuis. Deze moet uiterlijk medio 2020 worden aangeleverd. De Inspectie zal vervolgens de rapportage bestuderen en toetsen in de praktijk. Omdat de Inspectie het implementatietraject nauwgezet volgt, zal de Inspectie zelfs eerder dan de voorgestelde twee jaar een vervolgonderzoek instellen. Ik merk hierbij op dat de Inspectie onafhankelijk is en zelfstandig bepaalt of en wanneer zij onderzoek doet.

Termijnen tenuitvoerlegging

Ik heb naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Staaij (SGP) toegezegd dat ik met het OM in gesprek ga over de termijnen waarbinnen overtredingen van bijzondere voorwaarden die zijn gesteld aan een voorwaardelijke straf, ter zitting worden gebracht.

Als bijzondere voorwaarden worden overtreden, kan het OM de rechter verzoeken om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. In de meeste gevallen wordt daarmee uitsluitend beoogd de veroordeelde te straffen wegens het niet naleven van de gestelde voorwaarde(n). Vanuit deze gedachte hebben het OM en de Rechtspraak afgesproken dat een vordering van het OM tot tenuitvoerlegging in beginsel binnen 30 dagen na het indienen daarvan door de rechter op zitting wordt behandeld.2 In de meeste gevallen voldoet deze termijn.

Evenwel, in een klein deel van de zaken is de veiligheid van het slachtoffer in het geding, bijvoorbeeld bij het overtreden van een gebieds- of contactverbod. Dan kan de termijn van 30 dagen te lang zijn. Daarom kan de veroordeelde in spoedeisende gevallen direct worden aangehouden en kan het OM de voorlopige tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf of maatregel vorderen.3 Dit maakt het mogelijk om een veroordeelde direct zijn vrijheid te ontnemen. De rechter-commissaris beslist binnen 72 uur over deze voorlopige tenuitvoerlegging.4 Als de rechter-commissaris de vordering toewijst, blijft de veroordeelde vastzitten in afwachting van de definitieve beslissing op de vordering tenuitvoerlegging.5

Het OM en de Rechtspraak onderzoeken samen met mijn ministerie op dit moment of, en zo ja, welke verdere verbeteringen nodig zijn om de doorlooptijden van de behandeling van vorderingen tot tenuitvoerlegging verder terug te brengen. Zij zullen mij voor de zomer over de uitkomsten informeren. Parallel hieraan wordt ingezet op het verder verbeteren van het proces rondom de (handhaving van) beschermingsbevelen.

Aanpak eergerelateerd geweld

Aan het lid Buitenweg (GroenLinks) heb ik toegezegd om aan het OM te vragen waarom eergerelateerd geweld volgens de OM-aanwijzing anders moet worden beoordeeld dan andere vormen van huiselijk geweld.

Het OM geeft aan dat in elke zaak een individuele beoordeling gemaakt wordt of en zo ja, welke strafrechtelijke interventies worden ingezet. Een OM-aanwijzing geeft hiervoor een kader en regels. Eén van de uitgangspunten van de OM-aanwijzing «huiselijk geweld en kindermishandeling» is dat de belangen van het slachtoffer zwaar meegewogen worden bij de afweging of, en zo ja hoe, strafrechtelijk opgetreden moet worden.

Een belangrijk verschil tussen eergerelateerd geweld en stalking is dat bij geweld uit naam van de familie-eer doorgaans meer verdachten zijn betrokken. Het gaat niet om een conflict tussen individuen, maar om groepsdruk. Die groepsdruk maakt dat de politie voor andere vragen wordt geplaatst, omdat er met meerdere verdachten rekening moet worden gehouden. Strafrechtelijk optreden kan in een dergelijke situatie een groot veiligheidsrisico voor het slachtoffer met zich meebrengen. Zo kan bijvoorbeeld een tot dan toe bewaard geheim uitlekken, waardoor de kans op (escalerend) eergerelateerd geweld juist verder toeneemt. Het is belangrijk voor de veiligheid van het slachtoffer dat het OM zich hiervan bewust is en dit meeneemt in het besluit. Dit betekent nadrukkelijk niet dat in het geval van eergerelateerd geweld er niet of minder dan bij andere vormen van geweld strafrechtelijk wordt opgetreden. Het kan juist reden zijn om extra snel strafrechtelijk op te treden. Het OM heeft aangegeven te bekijken hoe voornoemde context beter tot uitdrukking kan komen in de aanwijzing, zodat dit niet verkeerd kan worden geïnterpreteerd.

Werkwijze stalking

Ik heb aan het lid Azarkan (DENK) toegezegd bij de politie na te gaan of de werkwijze stalking een verplicht karakter heeft.

Politiemensen dienen de werkinstructie stalking toe te passen. Deze is dus niet vrijblijvend. De aanpak wordt bepaald aan de hand van een risicoscreening. Om de mate van onveiligheid juist in te schatten, vult de politie bij een melding of aangifte van stalking altijd het SASH in (Screenings Assessment for Stalking and Harassment).

Afhankelijk van de uitkomst van deze risicoscreening wordt de opvolging in de zaak met netwerkpartners bepaald. De te nemen veiligheidsmaatregelen kunnen zowel de dader als het slachtoffer betreffen. Onderdeel daarvan kan de inzet van opsporing zijn, onder het lokaal gezag van het OM. Veiligheid van het slachtoffer staat daarbij altijd voorop. De politie voert zelf een periodieke audit uit op het (verbeterde) werkproces stalking bij de politie conform de motie van het lid Van Dam c.s.6 Hiermee wordt op het gebruik van de werkinstructie gestuurd.

Aantal aangiften, SASH-formulieren en casusregisseurs

Ik heb aan het lid Buitenweg (GroenLinks) toegezegd uw Kamer te informeren over het aantal aangiften stalking, het aantal daarbij ingevulde SASH-formulieren en het aantal casusregisseurs bij de politie.

Uit het registratiesysteem van de politie blijkt dat in de periode 2014–2018 11.855 keer aangifte is gedaan van het delict belaging (de juridische kwalificatie voor stalking). Sinds 1 maart 2019 kan het SASH-formulier worden geregistreerd in het registratiesysteem van de politie. Met het SASH-instrument wordt het risico ingeschat dat een slachtoffer loopt. In de periode maart tot begin december 2019 zijn er circa 2400 SASH-formulieren geregistreerd. Het aantal registraties laat een stijgende lijn zien sinds de registratiemogelijkheid is gestart. Omdat deze registratiemogelijkheid recent is ingevoerd, is de verwachting dat dit nog geen volledig beeld is van het totaalaantal geregistreerde stalkingszaken. Het hier genoemde aantal SASH-formulieren is geen weergave van het aantal aangiftes.

Uitgangspunt bij stalkingszaken is dat er bij de politie altijd een casusregisseur is. Om dit te kunnen realiseren, is ervoor gekozen om hier geen zelfstandige functie van te maken, maar een rol. Ieder basisteam beschikt over één of meerdere politiemedewerkers die de rol van casusregisseur kunnen vervullen. In totaal zijn er 167 basisteams waarbij sommige basisteams meerdere casusregisseurs hebben. Het aantal casusregisseurs fluctueert dus, afhankelijk van het aantal zaken dat zich voordoet.

Bevoegdheden casusregisseur

Aan het lid Kuiken (PvdA) heb ik toegezegd om de bevoegdheden, taken, rol en eventuele specialisatie van de casusregisseur uiteen te zetten.

Eén van de knelpunten bij de aanpak van de stalking van Hümeyra was dat zij met veel politiemensen contact heeft gehad, maar er geen centraal overzicht en regie binnen de politie was. De verantwoordelijkheid om daarvoor binnen de politie te zorgen is belegd bij de casusregisseur. De politie heeft de casusregie inmiddels binnen de eigen organisatie geïmplementeerd. Concreet betekent dit dat binnen het politiebasisteam van het gebied waar het slachtoffer woont, er een casusregisseur aangewezen is die het overzicht en de regie binnen de politie heeft in de zaak. De casusregisseur is aanspreekpunt voor collega’s binnen de politie en netwerkpartners en maakt, indien de casus daar om vraagt, in samenspraak met Veilig Thuis en het OM, een plan van aanpak voor de politie over de te nemen veiligheidsmaatregelen. De casusregisseur volgt de zaak vanuit politieperspectief en zorgt voor goede informatievoorziening en -overdracht zowel intern als met netwerkpartners, houdt contact met verschillende politieonderdelen en netwerkpartners en stuurt bij en escaleert binnen de politie waar nodig. Ten slotte kan Slachtofferhulp Nederland escaleren – als zij oordeelt dat een zaak onvoldoende wordt opgepakt door partijen als de politie en het OM.

Tot slot

Ik monitor de inbedding van de gemaakte afspraken. Uw Kamer wordt in de voortgangsrapportages van het programma «Geweld hoort nergens thuis» geïnformeerd over de voortgang. De eerstvolgende voortgangsrapportage ontvangt u voor de zomer van 2020.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 540.

X Noot
2

Art. 14.2 van het landelijk strafprocesregelement (Stcrt. 2019, nr. 64607).

X Noot
3

Art. 6:3:15 Wetboek van Strafvordering.

X Noot
4

Art. 6:6:20 Wetboek van Strafvordering.

X Noot
5

Art. 6:6:21, vierde lid, Wetboek van Strafvordering.

X Noot
6

Kamerstuk 29 911, nr. 233

Naar boven