29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 525 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2019

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer d.d. 14 mei 2019 uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie van het lid Van Dam c.s. (Kamerstuk 29 279, nr. 511) over het structureel betrekken van advocatuur bij de ZSM-werkwijze informeren wij u als volgt.

In de motie wordt de regering verzocht om zo spoedig mogelijk te realiseren dat de advocatuur structureel betrokken wordt bij het opleggen van alle strafbeschikkingen van misdrijfzaken die via de ZSM-werkwijze worden opgelegd.

Het betrekken van de advocatuur bij het opleggen van een aantal strafbeschikkingen («afdoeningsbijstand») is op zich niet nieuw. Er zijn al vormen van afdoeningsbijstand bij de OM-strafbeschikking wettelijk geregeld. Dit betreft de gevallen genoemd in artikel 257c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daarin is geregeld dat de officier van justitie bij een aantal strafmodaliteiten de verdachte moet horen en daarbij moet zorgen dat de verdachte (indien gewenst) een advocaat te spreken krijgt, alvorens de strafbeschikking wordt opgelegd. Het gaat daarbij om een taakstraf, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, dan wel een aanwijzing het gedrag van de verdachte betreffend, evenals bij een geldboete en schadevergoedingsmaatregel, die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan 2.000 euro. Het is bovendien sinds oktober 2015 staand beleid van het OM dat een door het OM opgelegde strafbeschikking in de vorm van een geldboete enkel direct (ter plekke) kan worden betaald indien de verdachte is voorzien van rechtsbijstand. Dat betekent dat die boetes alleen maar kunnen worden opgelegd als er de facto sprake is van afdoeningsbijstand.

Bij de uitvoering van de motie zal worden aangesloten bij de hierboven geschetste vormen van afdoeningsbijstand. Dit past bij de al lopende intensivering van rechtsbijstand in ZSM-zaken. Dat betekent dat in de gevallen dat het OM bij misdrijven voornemens is om de zaak middels een strafbeschikking af te doen de verdachte (desgewenst) voorzien wordt van rechtsbijstand door een advocaat. Daarmee wordt bereikt dat alle verdachten van een misdrijf wier zaak binnen ZSM-werkwijze met een strafbeschikking wordt afgedaan, daaraan voorafgaand rechtsbijstand van een advocaat aangeboden krijgen.

De onder ons ressorterende ketenpartners zullen hun uiterste best doen om deze intensivering van afdoeningsbijstand zo snel mogelijk te realiseren. De Orde van Advocaten steunt dit en werkt actief mee aan een zo spoedig mogelijke realisatie van genoemde afdoeningsbijstand. Voorwaarde van de advocatuur daarvoor is dat de vergoeding van deze bijstand adequaat is. Over de hoogte van de vergoeding zijn wij met de Orde van Advocaten in gesprek en we hebben het vertrouwen dat we tot goede afspraken zullen komen.

In twee regio’s Rotterdam en Zeeland West-Brabant is een begin gemaakt met de intensivering van afdoeningsbijstand. De ervaringen die in deze startregio’s worden opgedaan zullen worden gebruikt om de invoering van afdoeningsbijstand in andere regio’s zo goed mogelijk vorm te geven.

De komende tijd zal worden geïnventariseerd wat nodig is om in de overige acht regio’s zo spoedig mogelijk te starten met de intensivering van afdoeningsbijstand in het ZSM-proces. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de ervaringen die daarmee in de twee startregio’s worden opgedaan. De verwachting is dat in de loop van het najaar er steeds meer regio’s daarmee aan de slag zullen gaan, zodat alle regio’s vóór het einde van 2019 een start maken met de intensivering van afdoeningsbijstand.

Wij zullen uw Kamer na het zomerreces informeren over de vorderingen die zijn gemaakt in dit traject.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven