29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 354 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2016

Op 8 september jl. heb ik met uw Kamer uitvoerig gesproken over de door mij in mijn brief van 2 juni1 en 2 september2 jl. voorgestelde wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf (Handelingen II 2015/16, nr. 109, item 8). Tijdens het debat is gebleken dat er – met inachtneming van de ingediende motie van het lid Van Toorenburg c.s. – voldoende draagvlak bestaat voor het instellen van een adviescollege met dien verstande dat er parallel een wetgevingstraject wordt gestart. Ik heb uw Kamer in beide brieven en ook tijdens het debat gemeld dat er nog verschillende onderwerpen zijn die nadere uitwerking vergen.

Met deze brief meld ik uw Kamer de stand van zaken ten aanzien van de uitwerking van de wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Ik heb aangekondigd dat ik ernaar streef de door mij voorgestelde wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf uiterlijk eind 2016 nadere invulling te geven. Daarbij zal ik verschillende ketenpartners, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht betrekken. Om mogelijke onzekerheden in de uitvoerings- en rechtspraktijk evenwel weg te nemen, hecht ik eraan in het hiernavolgende alvast helderheid te scheppen over de instelling van het adviescollege, als ook over (het moment van) de toetsing door het adviescollege en het moment van de herbeoordeling, overeenkomstig de gratieprocedure. Naast de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli jl. betrek ik hierbij ook de recente uitspraken van het gerechtshof Den Haag van 11 oktober jl. en het EHRM van 4 oktober jl.

De herbeoordeling, overeenkomstig de gratieprocedure

Bij de herbeoordeling (gratieprocedure) staat de vraag centraal of zich zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde hebben voltrokken en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar rehabilitatie, dat er met de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de straf geen legitieme strafdoelen meer worden gediend. Deze herbeoordeling zal op initiatief van de Staat worden gestart, conform de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli jl. en de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 11 oktober jl.

Om voor de herbeoordeling van de opgelegde levenslange gevangenisstraf in aanmerking te komen dient te worden voldaan aan de voorwaarden die gelden in de gratieprocedure. Getoetst wordt aan de volgende criteria: het recidiverisico, de delictgevaarlijkheid, de impact op de slachtoffers en nabestaanden en het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie. Daarnaast worden bij de herbeoordeling ook de ernst van het bewezenverklaarde feitencomplex en de persoon van de levenslanggestrafte in ogenschouw genomen. Bij de herbeoordeling wordt gebruik gemaakt van de adviezen van het OM en ZM zoals thans gebruikelijk is bij de gratieprocedure. Het nog in te stellen adviescollege zal adviseren in het kader van deze herbeoordeling, waarna OM en ZM voornoemd advies zullen uitbrengen.

Het eerste toetsmoment door het adviescollege

In de aanloop naar de herbeoordeling vindt een eerste toetsing plaats door het adviescollege. Ik hecht eraan nog eens te benadrukken dat er dus een onderscheid moet worden gemaakt tussen het toetsmoment door het adviescollege, waarbij beoordeeld zal worden voor welke re-integratieactiviteiten de levenslanggestrafte in aanmerking komt (het eerste toetsmoment) en het moment van herbeoordeling van de straf in het kader van de gratieprocedure. Over het moment van toetsing door het adviescollege heb ik in mijn brief van 2 september jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 338) aangegeven dat een eerste toets zal plaatsvinden 25 jaar na aanvang van de detentie, die start op het moment van voorlopige hechtenis. Het adviescollege bepaalt per individuele zaak bij ieder toetsmoment wanneer vervolgtoetsing plaats zal vinden.

Het adviescollege zal op verschillende momenten advies uitbrengen aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. In de aanloop naar de herbeoordeling wordt tevens de mogelijkheid van verlofverlening getoetst door het adviescollege. Dat vindt niet eerder plaats dan twee jaar voorafgaand aan de herbeoordeling. In de praktijk is dit veelal het eerste toetsmoment van het adviescollege, gegeven de gemiddelde duur van de voorlopige hechtenis van twee jaar.

Het door mij voorgestane model leidt ertoe dat levenslanggestraften tot het eerste toetsmoment reguliere resocialisatie-activiteiten krijgen aangeboden, zoals beschreven in mijn brief van 2 september jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 338). Na de eerste periodieke toetsing door het Adviescollege kunnen ook re-integratieactiviteiten worden aangeboden. Daarbij is verlof mogelijk, maar niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de herbeoordeling. Met dit alles wordt de levenslanggestrafte vanaf de aanvang van de detentie de gelegenheid geboden te werken aan zijn rehabilitatie. Hiermee wordt in mijn optiek voldaan aan de eisen van de rechtspraak dat een levenslang gestrafte gedurende de gehele tenuitvoerlegging in staat moet worden gesteld zich te rehabiliteren. Een en ander hoeft uiteraard niet te resulteren in gratiëring. Dat laatste hangt, zoals eerder aangegeven, af van het verloop van de detentie, de ernst van het feit, de persoon en de persoonlijke ontwikkeling van de veroordeelde en de adviezen.

Instelling adviescollege en taken en bevoegdheden

Zoals aangegeven in mijn brief van 2 september jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 338) behoeven de taken en bevoegdheden van het adviescollege en de wijze waarop dit college concreet zal worden ingericht nog nadere uitwerking. Inmiddels is bovengenoemde op hoofdlijnen uitgewerkt. Het adviescollege brengt advies uit aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het adviescollege heeft tot taak de situatie van de levenslanggestrafte te toetsen op diens mogelijkheid tot re-integratie en het stadium waarin deze mogelijkheden aan de orde zijn en tevens te adviseren in het kader van de herbeoordeling. Het advies kan ook zien op de mogelijkheid van (on)begeleid verlof op een door het adviescollege nader te bepalen moment. Ten behoeve van de advisering hoort het college de levenslanggestrafte en eventueel de slachtoffers en nabestaanden. Het adviescollege heeft de bevoegdheid te beslissen tot hertoetsing van de straf. Het uiteindelijke besluit over re-integratieactiviteiten en verlof wordt door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie genomen.

De benoeming van het adviescollege vindt plaats bij ministerieel besluit en de leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar, waarbij eenmaal herbenoeming mogelijk is voor een aansluitende periode van vier jaar. Er zal een open wervings- en selectieprocedure worden gevolgd. Ten aanzien van de werving van de leden van het adviescollege streef ik ernaar in november een vacaturetekst te publiceren. Mijn streven is dat het adviescollege op 1 maart 2017 operationeel is.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 325

X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 338

Naar boven