29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 292 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2015

Mede namens de Minister van Defensie doe ik u hierbij een afschrift toekomen van de Tijdelijke regeling onafhankelijke toetsing bijzondere bevoegdheden Wiv 2002 jegens advocaten en journalisten1. Deze regeling zal voor 1 januari 2016 in de Staatscourant worden geplaatst.

Zoals eerder gemeld aan uw Kamer2 hecht het kabinet grote waarde aan het belang dat verdachten en andere procespartijen een eerlijk proces moeten krijgen en dat zij in dit verband onbelemmerd toegang tot een advocaat moeten kunnen hebben. Om die reden wil het kabinet voorzien in een vorm van onafhankelijke toetsing bij het tappen van advocaten.

Deze tijdelijke regeling hangt samen met de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 1 juli 2015 en het gerechtshof Den Haag van 27 oktober 2015.3 In deze uitspraken heeft de staat tot 1 januari 2016 de tijd gekregen om te voorzien in een onafhankelijke toetsing van de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens advocaten. Naar het oordeel van het gerechtshof kan als overbruggingsmaatregel, in afwachting van definitieve wetgeving, worden volstaan met gepubliceerd beleid over de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de bedoelde wettelijke bevoegdheden.

In aansluiting op de uitspraak van het gerechtshof wordt een tijdelijke onafhankelijke toetsingscommissie ingesteld. De toetsingscommissie heeft tot taak om advies uit te brengen over de uitoefening van bijzondere bevoegdheden jegens advocaten of journalisten. Indien de toetsingscommissie negatief adviseert, zullen wij geen toestemming verlenen voor de uitoefening van de bijzondere bevoegdheid.

Voor dit arrangement is gekozen omdat dit op korte termijn goed valt te organiseren. De regeling heeft een beperkt en tijdelijk karakter en ze loopt op geen enkele manier vooruit op de wijze waarop het toezicht in de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zal worden geregeld.

De tijdelijke regeling waarvan ik u hierbij een afschrift aanbied, bevat beleidsregels over onze bevoegdheid om toestemming te geven voor de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid, voor zover die uitoefening ertoe kan leiden dat kennis wordt genomen van de vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat en een rechtzoekende, of jegens een journalist plaatsvindt en gericht is op het achterhalen van diens bron. Dit laatste met het oog op de voorgestelde wijziging van de Wiv 2002 in verband met bronbescherming van journalisten.4

Voor de nadere uitwerking van het gekozen arrangement verwijs ik u graag naar de bijgevoegde regeling en de toelichting daarbij.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 268.

X Noot
3

ECLI:NL:RBDHA:2015:7436 en ECLI:NL:GHDHA:2015:2881.

X Noot
4

Kamerstuk 34 027, nr. 2.

Naar boven