29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2015

Hierbij stuur ik u mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het Verbeterprogramma Maatschappelijke Veiligheid van het openbaar ministerie (OM) toe1. Het verbeterprogramma is opgesteld naar aanleiding het rapport van de Commissie Hoekstra (hierna Commissie) over de Zaak Bart van U, waarover ik u in mijn brieven van 25 juni en 5 oktober jl. (Kamerstuk 29 279, nrs. 247 en 280) informeerde en waarover op 1 juli jl. een plenair debat plaatsvond.

Veiligheid en Justitie staat voor een veilige en rechtvaardige samenleving. Een ieder mag rekenen op een deugdelijke organisatie van politie, openbaar ministerie, rechtspraak en de vele organisaties die daarmee verbonden zijn. Samenwerking tussen betrokken organisaties binnen en buiten het justitiële domein is van essentieel belang om de door de Commissie geconstateerde tekortkomingen aan te pakken. In die aanpak staat aandacht centraal voor de persoon en de mensen die hem of haar omringen. Het verbeterprogramma van het OM sluit daar goed op aan.

Ik waardeer het dat het College van procureurs-generaal in korte tijd het verbeterprogramma heeft opgesteld. Het College heeft opdracht gegeven de maatregelen die geen extra financiering nodig hebben te implementeren. Wat op korte termijn moet en kan gebeuren wordt uitgevoerd. Voor maatregelen waarvoor extra financiering nodig is staat € 9,3 mln. structureel gereserveerd op de begroting van mijn departement. Dit bedrag zal worden besteed aan maatregelen waarvoor het OM, politie, CJIB, NFI en de rechtspraak concrete plannen gereed hebben die in 2016 en volgende jaren zullen worden uitgevoerd. Daarmee worden betekenisvolle stappen gezet.

Een aantal maatregelen in het verbeterprogramma zal in de komende maanden in samenwerking met ketenpartners verder worden uitgewerkt in concrete plannen, die ook zijn gericht op een noodzakelijke en duurzame kwaliteitsverbetering. Bij de voorbereiding van de begroting 2017 zal de financiering daarvan worden betrokken. Dat vergt een zorgvuldige aanpak en kost tijd. Die zorgvuldige aanpak maakt dat ik er vertrouwen in heb dat met de uitvoering van het verbeterprogramma recht wordt gedaan aan de aanbevelingen van de Commissie.

Wat de Commissie constateerde

De Commissie constateerde diverse tekortkomingen op drie conform de onderzoeksopdracht van het College onderzochte hoofdthema’s en deed op deze punten aanbevelingen voor verbeteringen.

Die hoofdthema’s zijn:

  • de uitvoering van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V);

  • de omgang van politie en OM met door een gerechtshof gegeven (tussentijdse) bevelen voorlopige hechtenis en meer algemeen de executie van strafrechtelijke beslissingen;

  • de omgang van politie en OM met signalen dat Van U. een gevaar voor de samenleving vormde en meer algemeen de werking van het stelsel van gedwongen zorg.

Deze drie thema’s hebben een prominente plek gekregen in het verbeterprogramma van het OM, naast de algemene aanbevelingen die zien op een beter functioneren van het OM. In bijlage 1 van het verbeterprogramma is een overzicht opgenomen van de aanbevelingen van de Commissie, gerelateerd aan de maatregelen van het OM en de activiteiten die voor de realisatie daarvan worden uitgevoerd.

Het verbeterprogramma

Hierna ga ik in op de maatregelen die in het verbeterprogramma zijn opgenomen, voor zover ik u daarover niet al eerder berichtte in mijn brief van 5 oktober jl.

A. De maatregelen inzake DNA-onderzoek

De inhaalslag

Reeds voor het verschijnen van het rapport van de Commissie is een inhaalslag in gang gezet om het celmateriaal van veroordeelden te kunnen afnemen in gevallen waarin dat nog niet was gebeurd:

• Aan veroordeelden waaraan in de periode vanaf 1 mei 2010 ten onrechte geen bevel voor celmateriaal was gegeven is alsnog een bevel gegeven waar dat volgens de Wet DNA-V, gelet op de misdrijven waarvoor zij waren veroordeeld, wel had dienen te gebeuren.

Stand van zaken op peildatum 13 november 2015:

Gegeven bevelen: 2.668 bevelen.

Nog door het OM te beoordelen: 183 gevallen.

• De politie is momenteel in actie om de veroordeelden met een bekend adres in de Basisregister Personen (BRP), die niet hebben gereageerd op de oproep om op het spreekuur te verschijnen, alsnog aan te spreken op hun plicht tot afgifte van hun celmateriaal.

Op 17 juli jl. is een geactualiseerde lijst van veroordeelden met adresgegevens die nog celmateriaal moeten afgeven door het CJIB opgeleverd. Het gaat om 1.748 veroordeelden in plaats van de 1.765 die ik noemde in mijn brief van 25 juni jl. De reden voor dit verschil kan bijvoorbeeld zijn het intrekken van de signalering door het OM. Deze actie zal eind dit jaar door de politie zijn voltooid.

Stand van zaken op peildatum 15 november 2015:

1.269 gevallen afgehandeld (ca. 73% werkvoorraad);

van dit aantal is in 1.110 gevallen ook het resultaat van de afhandeling bekend.

479 veroordeelden staan nog gesignaleerd i.v.m. verzuim afgifte celmateriaal.

• Door de politie wordt in samenwerking met ketenpartners gewerkt aan een analyse van de lijst van 10.765 (peildatum 21 juni jl.) veroordeelden die zonder BRP-adres gesignaleerd staan in het Opsporingsregister. Samen met de ketenpartners zal, met gebruikmaking van de beschikbare informatie, worden onderzocht of de betreffende veroordeelden nog te vinden zijn in Nederland.

Versterking van de DNA-blokken

Ik ondersteun de door het College voorgestelde maatregelen om de bemensing van de werkeenheden die zich bij de arrondissementsparketten bezighouden met het proces van afname van celmateriaal (de zogenaamde DNA-blokken) te versterken met functionarissen op hbo-niveau. Deze functionarissen krijgen een coördinerende en sturende rol in de uitvoering van de Wet DNA-V.

B. Tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen

De Commissie stelt vast dat er duidelijkheid moet zijn over de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging nu en straks onder nieuwe wetgeving en dat de infrastructuur daarvoor op orde moet zijn.

Het OM heeft in het verbeterprogramma een aantal maatregelen opgenomen dat bijdraagt aan het creëren van duidelijkheid over de verantwoordelijkheid, zoals deze nu geldt op grond van de huidige wettelijke kaders. Het gaat hier om heldere procedures ten aanzien van (internationale) signalering en afspraken over wie er primair verantwoordelijk is. Dat geldt voor zowel het OM als voor de politie. Hier zijn duidelijke keuzes gemaakt die samen genomen op de korte termijn naar mijn mening voldoende waarborgen bieden dat een bevel tot gevangenneming op een verantwoorde wijze wordt afgehandeld.

Het is ook belangrijk dat het OM aanvullende maatregelen voorstelt specifiek gericht op de doelgroep «verwarde personen» die met justitie in aanraking komen en waarvoor het in het verbeterprogramma geïntroduceerde «gevaarscriterium» geldt. Het gaat om strafzaken, waarbij de psychische problematiek van de persoon van de verdachte duidt op een gevaar voor de veiligheid van de samenleving. De Handleiding Gevoelige Zaken is hiertoe op 1 november jl. aangepast. Dit betekent dat zaken die aan het «gevaarscriterium» voldoen, door het OM als «gevoelige zaak» worden aangemerkt, waardoor deze zaken extra aandacht krijgen bij de opsporing en vervolging.

Ook in de executiefase wil het OM de alertheid op deze doelgroep vergroten. Het OM ziet mogelijkheden bij de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen om deze doelgroep er uit te lichten, de insluiting te versnellen en de politie 24/7 inzicht te bieden in openstaande vrijheidsstraffen. Ik acht het zinvol deze aanvullende maatregelen, samen met de organisaties die het raakt – politie, CJIB en Justid- nader te verkennen.

C. Maatregelen BOPZ en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In het rapport van de Commissie staat het volgende vermeld: «De Onderzoekscommissie kiest voor een essentiële rol voor het OM. Verplichte zorg ligt op de grens van het strafrecht en gedwongen opname en is – ook al is het omwille van de patiënt en anderen – een vorm van vrijheidsbeneming. Dat moet in handen worden gelegd van het OM, dat daarvoor wel beter geëquipeerd moet worden.» Met de aanbeveling een officier van justitie (en bij hoger beroep een advocaat-generaal) verantwoordelijk te maken als eigenaar en hoofdverantwoordelijke is volgens de Commissie ook de samenwerking met andere ketenpartners gediend.

De Commissie wijst er verder op dat de onderlinge uitwisseling van informatie tussen politie, gemeente, geestelijke gezondheidszorg en het OM beter kan, dat de officier van justitie een actievere rol zou moeten hebben bij de verlening van verplichte zorg en dat signalen van de familie beter opgepakt moeten worden.

Het College gaat in het verbeterprogramma in op deze aspecten. De Ministeries van VenJ en van VWS zijn hierover met het OM en andere ketenpartners in overleg. Om tot goede uitgewerkte werkprocessen te komen zullen het OM, de rechtspraak, politie, de GGZ en de gemeenten aan de hand van casuïstiek in pilotvorm nader invulling geven aan de inhoud en de precieze vormgeving van de actieve verzoekersrol van het OM en de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting.

Cruciaal bij de invulling van de actieve verzoekersrol is dat de aanwezige informatie over een persoon gebundeld wordt ten behoeve van de beantwoording van de vraag of verplichte zorg noodzakelijk is. Het OM zal daartoe, naar het voorbeeld van de werkwijze bij het parket Amsterdam, door speciaal daarvoor aangestelde parketsecretarissen gegevens laten verzamelen uit politiemutaties en uit bestanden die reeds bij het OM berusten. Het doel hiervan is het dossier zo compleet mogelijk te maken. Daarnaast zal het OM met de GGZ in eerder genoemde pilot uitwerken hoe omgegaan wordt met het verzamelen van andere voor het dossier relevante informatie. Dit is inclusief informatie uit de sociale omgeving van de persoon, zoals de familie van de betrokkene.

Daarnaast zal de officier van justitie – zoals in het verbeterprogramma is opgenomen – in elke individuele zaak, op grond van de voorliggende feiten en omstandigheden van die zaak en op basis van besprekingen met de ketenpartners tijdens bijvoorbeeld het casusoverleg, beoordelen of het nodig is dat hij ter zitting verschijnt om de vordering toe te lichten.

Zoals u weet, streven de Ministeries van VenJ en VWS ernaar de Wet bopz op zo kort mogelijke termijn te vervangen door het in uw Kamer aanhangige voorstel voor een Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna Wvggz). Bij dat wetsvoorstel zal in de eerste helft van 2016 een tweede nota van wijziging worden ingediend waarin – in lijn met de aanbevelingen van de Commissie – de verzoekersrol bij de verplichte zorg weer belegd wordt bij het OM. Aan het OM wordt daarbij een actievere rol toebedeeld dan thans onder de Wet bopz het geval is. Ook wordt in de tweede nota van wijziging de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting en de verplichte samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de ketenpartners nader uitgewerkt.

D. Maatregelen IT-verbeteragenda

In het kader van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 274) is de doelstelling vastgesteld dat in 2016 als norm geldt dat processtukken in de strafrechtketen digitaal beschikbaar worden gesteld. Het gaat om een verandertraject waarin de professionals in de strafrechtketen hun werkprocessen omzetten naar papierloze processen. De digitalisering van de strafrechtketen vindt in fasen plaats. In 2016 en volgende jaren wordt gewerkt aan verdere digitalisering van werkprocessen in de gehele keten en aan verbetering van de mogelijkheden tot uitwisseling van gegevens tussen de ketenpartners.

Financiën

Het verbeterprogramma bevat een groot aantal maatregelen voor de uitvoering waarvan in 2016 kan worden volstaan met € 9,3 mln. Met onderstaand pakket maatregelen kunnen in 2016 betekenisvolle stappen worden gezet om de in het verbeterprogramma genoemde maatregelen uit te voeren. Hiervoor worden door de ketenpartners concrete plannen gemaakt.

Tegelijkertijd zal in de rest van dit jaar en in 2016 op alle genoemde terreinen worden gewerkt aan een nadere concretisering van maatregelen voor 2017 en de jaren daarna. De middelen benodigd voor de maatregelen op langere termijn worden betrokken bij de begrotingsvoorbereiding voor 2017, wanneer op basis van bovengenoemde concretisering de financiële gevolgen specifiek in beeld zijn. Op de begroting van VenJ is ten behoeve van deze maatregelen € 17 mln. structureel gereserveerd, zoals ook aangegeven in mijn algemene brief over de VenJ-begroting.

Tabel met de voor 2016 geraamde bedragen:

Maatregel

Geraamd bedrag

DNA

€ 3,1 mln.

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke bevelen

€ 1,1 mln.

Wet Bopz

€ 5,1 mln.

Totaal geraamd

€ 9,3 mln.

Toelichting op de tabel

De genoemde bedragen zullen worden besteed aan:

DNA:

  • onderzoek afname op de rechtbank,

  • aanpassing van het ICT systeem voor GPS-DNA,

  • versterking van de uitvoerings- en coördinatietaak bij het CJIB,

  • uitbreiding van de bemensing van de zogenaamde DNA-blokken op de parketten de kosten van de inhaalslagen bij politie en NFI.

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke bevelen:

  • verbetering alertering in de executiefase,

  • implementatie, borging en uitvoering landelijk uniforme en heldere procedures voor (internationale) signalering,

  • het beproeven van korte termijn mogelijkheden voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen.

Uitvoering van de Wet bopz:

  • aanstelling van officieren van justitie, parketsecretarissen en administratief medewerkers voor de verzameling van informatie t.b.v. de voorbereiding van bopz-dossiers (structureel),

  • pilot voor een verkenning van de reikwijdte van de rol van het OM en de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting. In die pilot zullen het OM, de GGZ en de gemeenten aan de hand van casuïstiek deze nadere invulling toetsen in de praktijk en de bijbehorende benodigde werkprocessen en de informatievoorziening verder uitwerken,

  • optimalisering van ICT-systemen (BOPZ/OMNIS),

  • communicatie tussen OM, politie en GGZ.

Toezicht

Tijdens het debat op 1 juli jl. heb ik toegezegd het toezicht op de uitvoering van de maatregelen te zullen regelen. De toezichthouders zijn de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Voor het monitoren van de implementatie van de te nemen maatregelen stemmen de toezichthouders hun activiteiten zorgvuldig af. Gezien het integrale karakter van de aanbevelingen van de Commissie houden zij, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, toezicht op het doorvoeren van de maatregelen. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de integrale samenhang tussen de verbeteringen. De heer R.J. Hoekstra zal de uitvoering van de verbetermaatregelen volgen (monitoren) en mij adviseren naar aanleiding van zijn bevindingen. Daarbij zal hij de leden van de Commissie betrekken.

Tijdpad

In Hoofdstuk 8 van het verbeterprogramma is een planning opgenomen van de uit te voeren maatregelen. Veel van de maatregelen zullen, voor zover zij al niet in 2015 zijn uitgevoerd of in gang zijn gezet, in 2016 tot uitvoering komen. Voor 1 mei 2016 zal ik u nader informeren over de vorderingen die zijn gemaakt.

Tenslotte

Op 29 oktober jl. heeft de Minister van VWS mede namens mij en de VNG u het plan van aanpak «Aandacht voor verwardheid, op weg naar een persoonsgerichte aanpak», toegezonden (Kamerstuk 25 424, nr. 290). Het plan is onder leiding van mevrouw mr.drs. J.W.E. Spies opgesteld door het aanjaagteam verwarde personen, waarover ik u in brief van 5 oktober jl. berichtte. Daar waar het verbeterprogramma van het OM raakt aan het plan van aanpak inzake verwarde personen, zal nadrukkelijk afstemming plaatsvinden.

Duurzame verbetering vraagt om continue scherpte, alertheid en zorgzaamheid van ons allen. Daartoe is met het verbeterprogramma en de betrokkenheid van de ketenpartners daarbij een goede aanpak gekozen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven