29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 282 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2015

In de brief van 2 juli jl. heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij gevraagd of er een inhoudelijke terugkoppeling kan worden gegeven van de werkgroep, die door mijn ambtsvoorganger was aangesteld voor het vaststellen van algemene criteria waaraan een fiscaal cassatieberoep zou moeten voldoen. Dit naar aanleiding van de aangenomen motie Van Oosten c.s. over een cassatiebalie voor het strafrecht (Kamerstuk 33 750-VI, nr. 48) en de brief van 3 maart 2014 over de cassatiebalie strafrecht bij de Hoge Raad en kwaliteit fiscale cassatieberoepen bij de Hoge Raad (Kamerstuk 29 279, nr. 189). In de brief van 3 maart 2014 heeft mijn ambtsvoorganger u laten weten dat afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek van de werkgroep nadere actie zal worden ondernomen.

Ik kan u berichten dat de werkgroep fiscale cassatieberoepen in 2014 zijn werkzaamheden heeft afgerond. De werkgroep bestond uit twee leden van het wetenschappelijk bureau van de Hoge Raad en twee medewerkers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Voor de beoordeling van de cassatieschrifturen is de werkgroep uitgegaan van de criteria die door de belastingkamer van de Hoge Raad worden gehanteerd bij de beoordeling of een cassatieberoep met toepassing van artikel 80a Wet op de rechterlijke organisatie (RO) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Het gaat dan om criteria zoals:

  • de rechtsklacht gaat uit van een evident onjuiste rechtsopvatting,

  • evident falende (motiverings)klachten tegen feitelijke oordelen,

  • klachten die berusten op verkeerde lezing van de bestreden uitspraak of anderszins feitelijke grondslag missen,

  • klachten die zich richten tegen een evident juiste en behoorlijk gemotiveerde beslissing.

Een cassatieberoep dat met toepassing van artikel 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard voldoet in de regel niet aan de daaraan te stellen eisen, omdat het klachten bevat die klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, dan wel omdat het cassatieberoep belang ontbeert.

De werkgroep heeft bekeken in hoeverre de cassatieschrifturen van de door de belastingkamer in 2013 afgedane zaken voldeden aan de daaraan te stellen eisen. In 2013 voldeed in 85% van alle afgedane zaken het cassatieschriftuur aan de daaraan te stellen eisen. In 15% van alle zaken voldeed het schriftuur niet aan de daaraan te stellen eisen en werd besloten tot een niet-ontvankelijkverklaring door toepassing van artikel 80a RO.

Van deze 15% cassatieschrifturen is bijna twee derde afkomstig van een belanghebbende, die procedeert zonder professionele gemachtigde ofwel een burger. In ruim een derde van de zaken waarin het cassatieschriftuur niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, was het schriftuur ingediend door een professionele gemachtigde (advocaat of belastingadviseur).

De Hoge Raad heeft mij laten weten dat de belastingkamer door toepassing van artikel 80a RO goed in staat is, om dit relatief geringe aantal zaken snel af te doen. Als de Hoge Raad zich goed in staat acht de ingediende fiscale cassatieverzoeken snel af te doen, zie ik alleen al om deze reden geen aanleiding voor nadere actie.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven