29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 209 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2014

Bij brief van 19 juni 2014 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht u een reactie te doen toekomen op het jaarverslag van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (ACAS). In het bijzonder verzoekt u mij in te gaan op de oorzaak van de toename van het aantal zaken, op de werkdruk in relatie met de termijn waarbinnen geadviseerd wordt en op het pleidooi van ACAS om de bewaartermijn kritisch tegen het licht te houden.

ACAS is ingesteld op grond van de Wet hervorming herziening ten voordele van 11 oktober 2012 (Stb. 2012, nr. 275) en is als zodanig de wettelijke geïnstitutionaliseerde opvolger van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Het verschil met de CEAS is dat advocaten zich niet tot de CEAS konden wenden met een verzoek om onderzoek. Die mogelijkheid was beperkt tot een professioneel bij de zaak betrokken (oud-) functionaris van een opsporingsinstantie, het OM, het NFI of een wetenschapper die de zaak geanalyseerd heeft en daaraan een wetenschappelijke publicatie had gewijd. Daarnaast is in de Wet hervorming herziening ten voordele voorzien in een ruimer herzieningsbegrip. De verruiming van het herzieningsbegrip en het feit dat advocaten een verzoek kunnen indienen, hebben tot gevolg dat ook zaken die vóór 1 oktober 2012 niet werden voorgelegd aan de CEAS, nu wel worden voorgelegd aan de ACAS. De verwachting bij de totstandkoming van de wet was dan ook dat er de eerste jaren aanzienlijk meer zaken aan ACAS zouden worden voorgelegd. Pas na verloop van tijd wordt duidelijk op welk niveau de jaarlijkse instroom van zaken zich zal stabiliseren. Tegen deze achtergrond is afgesproken het aanbod van zaken en de benodigde capaciteit te monitoren.

ACAS streeft zelf een adviestermijn van 6 tot 8 weken na, maar drie à vier maanden lijkt ACAS blijkens het jaarverslag 2013 realistischer. Ik acht een adviestermijn van drie à vier maanden niet onredelijk, gezien de zwaarte van de behandelde zaken en de zorgvuldigheid van de adviezen. Een belangrijk deel van de doorlooptijd komt voor rekening van wachttijd: het wachten op dossiers of het wachten op aanvullende informatie. Gerekend vanaf het moment dat de commissie kan beschikken over het volledige dossier, is de doorlooptijd over het algemeen niet veel langer dan twee maanden. Met het oog op het zo kort mogelijk maken van de termijn waarbinnen kan worden geadviseerd, wordt uitbreiding van de secretariële ondersteuning in 2014 gerealiseerd.

ACAS pleit er verder voor de regels over bewaartermijnen van stukken en stukken ter overtuiging kritisch tegen het licht te houden. Mede gelet op de steeds grotere mogelijkheden van het forensisch-technisch onderzoek lijkt het ACAS verstandig om de bewaartermijnen te verlengen. Bij brief van 23 juni 2014 (Kamerstuk 33 842, nr. 2) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de conclusies die ik heb getrokken uit de evaluatie van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Daarbij heb ik aangegeven dat de aanbeveling van de onderzoekers bij de evaluatie van de Wet politiegegevens om de bewaartermijnen van bepaalde categorieën politiegegevens te verruimen, wordt meegenomen bij de in die brief aangekondigde heroverweging van genoemde wet.

Er zijn geen wettelijke bewaartermijnen ten aanzien van stukken van overtuiging. Gezien de samenhang met de bewaartermijn van politiegegevens, justitiële en strafvorderlijke gegevens zal ik ter gelegenheid van de heroverweging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, ook bezien of er regels voor de bewaartermijnen van stukken van overtuiging gesteld moeten worden.

Het pleidooi van de ACAS onderstreept mijn voornemen om de bewaartermijnen van bepaalde categorieën politiegegevens waar nodig te verruimen en om de verschillende bewaartermijnen in onderlinge samenhang te bezien.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven