29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2014

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie om een reactie te geven op het bericht van de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak d.d. 31 januari 2014 dat de kwaliteit van de rechtspraak lijdt onder de werkdruk kan ik u het volgende mededelen.

In het betreffende bericht, gepubliceerd op de website van de NVvR, stelt de voorzitter van de NVvR dat uit een in opdracht van de NVvR onder de eigen leden gehouden werkdrukonderzoek – uitgevoerd door de Hogeschool Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen – blijkt dat driekwart van de geënquêteerde rechters en officieren van justitie zich zorgen maakt over de kwaliteit van de rechtspraak. De onderzoekers geven hierbij aan dat met name de gepercipieerde werkdruk hieraan debet is. Ter illustratie van dit verband wordt in het rapport melding gemaakt van het feit dat iets meer dan de helft van de geënquêteerden zorgen heeft over het maken van fouten en dwalingen. Ook vermeldt het rapport dat 87.6% van de respondenten aangeeft binnen de reguliere werktijd niet meer toe te komen aan het bijhouden van de vakkennis. De NVVR verbindt aan deze gegevens de conclusie dat de kwaliteit van de rechtspraak onder druk staat.

Voor wat betreft de timing merk ik op dat de uitvoering van het werkdrukonderzoek van de NVvR, in de periode juni – augustus 2013, voorafgaat aan een meer recente publicatie van een onderzoek dat in november 2013 door Vrij Nederland onder rechterlijke ambtenaren is gehouden. De resultaten van deze enquête zijn op 10 december jl. gepubliceerd. Ik heb uw Kamer op 16 december jl. in een schriftelijke reactie laten weten dat het beeld dat deze enquête schetst over de hoogte van de werkdruk onder rechters en officieren mij bekend is. Het werkdrukonderzoek van de NVvR is in lijn met dat beeld.

In mijn reactie van 16 december jl. op de enquête van Vrij Nederland heb ik u meegedeeld dat ik heb geconstateerd dat de Raad voor de rechtspraak zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de werkdrukproblematiek neemt en dat de gerechten bij uitstek geëquipeerd zijn om de werkdrukproblemen in de gerechten te duiden en naar adequate oplossingen daarvoor te zoeken. Ik meen dat dit eveneens geldt voor het College van procureurs-generaal en de hoofden van de parketten voor wat betreft de werkdruk bij het Openbaar Ministerie. In mijn brief van 16 december heb ik toegelicht welke maatregelen in gang zijn gezet met betrekking tot de veelvormige problematiek rond de werkdruk van rechters en officieren van justitie.

Om het vraagstuk rond werkdruk in een wat breder perspectief te kunnen plaatsen, hecht ik eraan u ook de volgende gegevens te verstrekken. In het onderzoek van de NVvR geeft 44,9,8% van de respondenten aan de werkdruk soms te hoog te vinden, 28,4% ervaart deze vaak als te hoog. Natuurlijk zijn dit met oog op de rechtspraak serieus te nemen signalen. Die overigens niet veel afwijken van scores over werkdruk die bij andere beroepsgroepen worden gevonden. Uit de Nationale enquête arbeidsomstandigheden 2010 (TNO/SZW/CBS, 2011) blijkt dat er steeds een minderheid is die zegt regelmatig onder grote tijdsdruk te werken (in totaliteit 32%), een brede middenmoot die dat soms heeft (48%) en een groep die dat nooit ondervindt (20%). Hoewel deze cijfers als gevolg van een andere vraagstelling niet geheel vergelijkbaar zijn met de onderzoeken van de NVvR en van Vrij Nederland, kan hierin de aanwijzing worden gevonden dat het bestaan van verschillen in ervaren werklast binnen organisaties een algemeen verschijnsel is en dus niet uniek voor de rechterlijke organisatie.

Ten aanzien van de door de NVvR geuite zorg over de kwaliteit van de rechtspraak wijs ik u op de brief die ik op 13 maart 2013 aan uw Kamer heb geschreven over de kwaliteit van de rechtspraak, mede in relatie tot de werkdruk. In deze brief ben ik ingegaan op het instrumentarium dat stelselmatig wordt ingezet om de kwaliteit van de rechtspraak te onderzoeken, te monitoren en te toetsten. Ook ben ik in deze brief ingegaan op aanvullende initiatieven die worden ontplooid om de kwaliteit van de rechtspraak te bewaken en te bevorderen.

Ik constateer dat de respondenten uit het werkdrukonderzoek van de NVvR gemiddeld een 7.25 toekennen aan de kwaliteit van het eigen werk. Ook geeft 49,8% van hen aan soms concessies te moeten doen aan de kwaliteit van het werk, 24,8% geeft aan dat dit vaak het geval is. Uit de respons blijkt dat het ambitieniveau voor wat betreft de kwaliteit van het eigen werk op 8.44 ligt.

Momenteel vindt binnen de gerechten een medewerkerstevredenheidonderzoek plaats, waarin ook aandacht wordt besteed aan de werkdruk. Dit jaar zal er ook weer een klantenwaarderingsonderzoek gehouden worden. Ik heb er alle vertrouwen in dat de resultaten van deze onderzoeken zullen uitwijzen dat de kwaliteit van de rechtspraak nog steeds op een hoog peil staat.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven