Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2014
In uw brief van 21 januari 2014 verzoekt u, namens de vaste commissie voor Veiligheid
en Justitie, om toezending van een reactie op het bericht van 13 januari 2014 van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de burgerrechter minder zaken behandelt.
Bij deze voldoe ik, mede de namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
gaarne aan dit verzoek.
Ter gelegenheid van het verschijnen van het rapport «Rechtspleging Civiel en Bestuur
2012»1 heeft het CBS op maandag 13 januari 2014 een persbericht uitgebracht met de kop «Burgerrechter
behandelt minder zaken» 2
De term burgerrechter hanteert het CBS voor wat doorgaans de civiele rechter wordt
genoemd. Het CBS constateert dat in 2012 de civiele rechtspraak bijna 1,1 miljoen
nieuwe zaken heeft behandeld. Dat waren er 75 duizend minder dan in het piekjaar 2010.
Tussen 2001 en 2010 is het aantal zaken voor de civiele sector met ruim 75 procent
gestegen tot 1,16 miljoen in 2010. Na dat jaar zette een daling in. Het CBS signaleert
dat het aantal dagvaardingen en vonnissen tussen 2010 en 2012 met 20 procent is gedaald,
na een verdubbeling tussen 2001 en 2010. In het CBS-bericht wordt de daling van het
rechtszaken als volgt geduid: «Deze daling hangt onder meer samen met de eind 2010
ingevoerde verhoging van het griffierecht. Deze financiële drempel maakt het minder
aantrekkelijk om naar de rechter te stappen.»
Het voornoemde rapport bevat de volgende passage over de gesignaleerde oorzaak van
de daling van het aantal zaken: «In de periode 2009 t/m 2011 is een aantal maatregelen genomen die van invloed zijn
op de instroom van bodemprocedures. Het betreft inperkingen ten aanzien van zaken
die aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand en aanpassingen in de griffierechten
(die procederen vooral voor rechtspersonen duurder maken). Ook de wetgeving rond wanbetalers
van de zorgverzekering speelt hier een rol. Door een wetswijziging in 2009 is een
gang naar de rechter om een executoriale titel te verkrijgen niet meer nodig. In welke
mate elk van die maatregelen van invloed is geweest op de instroom van bodemzaken
bij de rechtbanken is nog niet tot in detail onderzocht.»3
Inmiddels heeft het WODC zo’n onderzoek verricht in het kader van de evaluatie van
de competentiegrensverhoging.4 Onderdeel van de studie is een analyse van de door het CBS gesignaleerde dalende
instroom van civiele handelszaken tussen 2009 t/m 2012 en de rol die beleidsmaatregelen
daarin spelen. Naast de aanpassing van de griffierechten gaat het om wijzigingen in
het kader van de gefinancierde rechtsbijstand, de bestuursrechtelijke invordering
premie zorgverzekering, de heffing en incasso griffierechten aan het begin van de
juridische procedure, de verhoging van de competentiegrens en de wet Normering incassokosten.
Voor wat betreft het effect van de wijziging van de griffierechten concludeert het
WODC dat «veranderingen in de hoogte van de griffierechten geen sterke effecten hebben
op de instroom van zaken. Zelfs bij de zaken met een financieel belang tot 90 euro,
waar de griffierechten voor rechtspersonen het financieel belang van de zaak overstijgen,
trad slechts een beperkte instroomdaling op. En omdat reeds daarvoor een dalende trend
in de instroom viel waar te nemen, is het twijfelachtig of de daling na het verhogen
van de griffierechten een gevolg is van die maatregel.»5
Onze conclusie is dat het CBS-bericht te stellig de indruk wekt dat de wijziging van
griffierechten de daling van het aantal civiele rechtszaken in de periode 2009–2012
kan verklaren. Deze suggestie doet geen recht aan de vele ontwikkelingen die de instroom
van zaken beïnvloeden.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten