29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie om een reactie te geven op het artikel van Vrij Nederland d.d. 10 december 2013 kan ik u het volgende mededelen.

Het beeld dat de enquête van Vrij Nederland d.d. 11 december jl. over de hoge werkdruk onder rechters en officieren van justitie schetst is mij bekend.

Ik heb mij met de Raad voor de rechtspraak verstaan en ik deel de mening van de Raad dat de werkdruk een veelvormige problematiek is waarvoor niet altijd eenduidig een oorzaak valt aan te wijzen. Het ambt van rechter is een ambt met zware verantwoordelijkheden. Rechters oordelen in zaken waar grote belangen mee zijn gemoeid. Het kan dan ook niet anders of dat op zichzelf genomen al levert werkdruk op, mede omdat rechters sterk afhankelijk zijn van partijen en andere betrokkenen voor de voortgang in de zaaks behandeling. Zoals de Raad ook aangeeft zijn de gerechtsbesturen bij uitstek geëquipeerd om de werkdrukproblemen in hun gerecht te duiden en naar adequate oplossingen daarvoor te zoeken.

De Raad voor de rechtspraak heeft hierover in de afgelopen maanden intensief overleg gevoerd met de gerechten. Mede naar aanleiding van deze gesprekken heeft de Raad verschillende maatregelen genomen om de productiedruk beheersbaar te houden en de werkdruk te verlagen. Het doet mij goed dat de Raad zijn verantwoordelijkheid neemt en de volgende maatregelen heeft getroffen:

  • 1. De Raad bewaakt het evenwicht tussen productie en kwaliteit vanuit het belang van goede, tijdige rechtspraak voor de rechtzoekenden. Dit doet hij onder andere via de genoemde bestuurlijke overleggen die hij heeft met de gerechtsbestuurders. De bestuurlijke overleggen die in november en december gehouden zijn en worden vormen daarbij een belangrijk ijkpunt.

  • 2. De Raad dringt er bij rechters en raadsheren op aan steeds te handelen vanuit het belang van goede, tijdige rechtspraak voor de rechtzoekenden en zich niet in hun dagelijkse afwegingen te laten beïnvloeden door de wijze waarop het systeem van bekostiging wordt toegepast.

  • 3. De Raad heeft zoveel mogelijk ruimte in het totale budget voor het rechtspreken vrijgemaakt en verwacht dat ook de gerechtsbesturen geld uit de overhead vrijmaken voor het primaire proces.

  • 4. De Raad bevordert de totstandkoming van professionele standaarden, o.a. met een onderzoek naar professionele standaarden in andere maatschappelijke sectoren en de wijze van totstandkoming daarvan. Deze standaarden moeten de rechter houvast bieden bij het maken van de afwegingen tussen kwaliteit, kwantiteit en werkdruk. Het opstellen van de professionele standaarden is een verantwoordelijkheid van de rechters en raadsheren.

  • 5. In het aanstaande medewerkerstevredenheidsonderzoek zal nadrukkelijk onderzoek worden gedaan naar de ervaren werkdruk onder rechters, raadsheren en overige medewerkers.

Ondanks de verwachting dat met bovengenoemde maatregelen de werkdruk onder rechters in de komende tijd zal verminderen spreekt de Raad voor de rechtspraak zijn zorgen uit over de toename van de gemiddelde zaakzwaarte en de effecten van nieuwe wetgeving op de werklast. Voorkomen dient te worden dat de werkdruk onder rechters verder zal toenemen. De Raad voor de rechtspraak spreekt de hoop uit dat het programma KEI en alle innovaties van dit programma in de komende jaren zal leiden tot een vermindering van de werkdruk onder de rechters.

Ik constateer dat de Raad voor rechtspraak in dit opzicht zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik heb grote waardering voor de inzet van de Raad.

Dat ook ik de signalen over de werkdruk serieus neem blijkt wel uit het debat dat ik met u over de werkdruk bij de rechterlijke macht d.d. 13 november 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 23, Werkdruk bij de rechterlijke macht) heb gevoerd. Tijdens dit debat is eveneens ingegaan op het onderwerp van de financiën van de rechtspraak. Zoals ik reeds in dit debat heb aangegeven heb ik in het voorjaar met de Raad afspraken gemaakt over de prijzen voor de periode 2014–2016. Deze afspraken doen naar mijn idee voldoende recht aan de noodzaak om de kwaliteit van de rechtspraak te garanderen. In 2014–2015 blijft de financiering van de rechtspraak op het huidige niveau. Vanaf 2016 gaat echter de prijs omlaag doordat de bedrijfsvoering van de gerechten efficiënter wordt ingericht en er meer digitaal gewerkt zal gaan worden. Zowel de maatregelen die de Raad voor de rechtspraak neemt om de werkdruk bij de rechters te verlagen, als de keuze om niet te bezuinigen op het budget voor de rechtspraak voor de jaren 2014 en 2015 geven mij voldoende vertrouwen dat een goede balans zal worden gerealiseerd tussen een hoge kwaliteit van rechtspraak en een beheersbare werkdruk onder rechters.

In mijn brief van 7 juli jl., het plenair debat over het openbaar ministerie (OM) d.d. 11 september jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 109, Bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie), alsmede in het debat over versterking van de prestaties van de strafrechtketen d.d. 28 november jl. heb ik u geïnformeerd over de prestaties, kwaliteit en werkdruk bij het OM, mede in het licht van de taakstelling van het OM en de verschillende transitietrajecten (HGK, VPS) die bij het OM in uitvoering zijn.

Ik heb daarin aangegeven dat het OM systematisch en aan de hand van vastgestelde randvoorwaarden werkt aan een gedegen voorbereiding en uitvoering van zowel de taakstelling (vanaf 2016) als van een meerjarige aanpak van de implementatie van de transitietrajecten.

Daarnaast heb ik in mijn brief van 14 november jl. over de prestaties van de strafrechtketen aangegeven dat op dit moment verschillende maatregelen worden genomen om de werkdruk binnen de rechtspraak beheersbaar te houden en te verlagen. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de Task Force van het OM en de zittende magistratuur (ZM) die met concrete voorstellen zal komen om knelpunten op te lossen. Op regionaal niveau zijn overigens door het OM en ZM al verschillende projecten gestart om de afstemming te versterken. Voorts heb ik om het oplopen van de hoeveelheid «te beoordelen zaken» bij het OM terug te dringen het OM incidenteel een budget toegekend om hiervoor tijdelijk extra capaciteit aan te trekken.

Ik concludeer dat de werkdruk onverminderd de aandacht heeft en ik verwacht dat de in gang gezette maatregelen voor verlichting zullen zorgen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven