29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 170 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2013

Hierbij bied ik u aan (bijlage 11) het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving (verder: de Raad) over het opsporingsproces door de recherche op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De aanleiding voor het onderzoek is, dat, aldus de Raad, er tot op heden geen actueel beeld was van de organisatie en de uitvoering van het rechercheproces op de BES-eilanden. De behoefte daaraan was de Raad gebleken tijdens de uitvoering van haar onderzoek naar het aangifteproces op de BES-eilanden nu ruim een jaar geleden.

De Raad signaleert in haar onderzoek significante knelpunten in de kwaliteit van het opsporingsproces. Tijdens het onderzoek is gebleken dat veel van de knelpunten al langere tijd bekend waren, in die zin heeft het onderzoek van de Raad nauwelijks nieuwe feiten aangedragen. De aankondiging in het werkplan en de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek hebben nadrukkelijk bijgedragen aan de besluitvorming en uitvoering van een aantal genomen noodzakelijke maatregelen. Een aantal van de gesignaleerde tekortkomingen ten aanzien van de organisatie, de inrichting en het informatiemanagement worden, zoals ook de Raad ook opmerkt, opgelost in de doorontwikkeling van de bestaande situatie bij het KPCN (Korps Politie Caribisch Nederland). Een aantal knelpunten verdwijnt evenwel niet vanzelf als voortgegaan wordt op de voor het KPCN uitgestippelde weg.

Ik onderschrijf de conclusies van de Raad ten aanzien van het opsporingsproces op de BES-eilanden.

Ik hecht er daarbij aan om er op te wijzen dat het KPCN een korps in opbouw is, dat met een erfenis uit het verleden geconfronteerd, het nodige achterstallig onderhoud heeft uit te voeren en een sprong moet maken naar de eisen die in Nederland worden gesteld aan een moderne politie organisatie. Het KPCN werkt daar hard aan binnen de relatief beperkte (financiële) middelen die ter beschikking staan.

Per saldo is de begroting van het KPCN sinds 10-10-10 opgehoogd met zo’n € 4,6 miljoen naar een budget van € 12,7 miljoen nu. Met name de werving en selectie van lokaal personeel, de opleiding daarvan en de bijscholing van het zittende personeel vergen tijd en zijn tegelijkertijd cruciaal met het oog op de betaalbaarheid van de beoogde sterkte op termijn. Het blijven inzetten van gekwalificeerd personeel uit Nederland is relatief kostbaar en bevordert bovendien niet een goede maatschappelijke inbedding van het korps in de samenleving van de BES-eilanden.

De meest prangende knelpunten en aanbevelingen van de Raad hebben betrekking op de beschikbare capaciteit voor de recherchefunctie en het leiderschap en de sturing binnen de recherche. De problemen die op deze punten spelen, waren mij bekend en de aanbevelingen van de Raad kan ik dan ook ten volle onderschrijven. Met de invulling ervan ben ik reeds begonnen.

Beschikbare capaciteit

De capaciteitsproblemen van het KPCN, met name bij Incident Gerichte Opsporing, zijn een permanent aandachtspunt. In het AO dat ik met uw Kamer voerde op 6 februari 2012 (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 63) zijn de sterkte en de bezetting van het KPCN ook aan de orde geweest. Ik heb toen aangegeven dat het nog ongeveer drie jaar zou vergen voordat het KPCN op sterkte zal zijn. Maatregelen om de recherchefunctie tussentijds op sterkte te krijgen, zijn genomen. Zowel eind 2010 als eind 2011 heb ik additionele middelen beschikbaar gesteld, waarmee beide keren 5 extra fte vanuit de KMar zijn ingehuurd voor een periode van 3 jaar. In totaal zijn er tien rechercheurs beschikbaar gekomen voor het KPCN. Deze tien zijn hoofdzakelijk op Bonaire gestationeerd.

De geconstateerde knelpunten ten aanzien van de invulling van de recherchefunctie op Saba en Sint Eustatius vergen een andere oplossing. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van Kmar inzet. Deze inzet, waaronder de post van chef Basispolitiezorg (BPZ) op Saba en St. Eustatius, cruciale functies voor de recherchetaak, is recentelijk geëvalueerd. Van de uitkomsten van de evaluatie en de gevolgen die ik op basis daarvan voor de opbouw van het KPCN trek, stel ik u nog later dit jaar op de hoogte.

In de geplande evaluatie van het inrichtingsplan van het KPCN in de eerste helft van 2014 wordt bezien hoe de recherchefunctie op beide bovenwindse eilanden beter geborgd kan worden. Tot die tijd worden verschillende maatregelen genomen om de recherchefunctie op deze eilanden op aanvaardbaar niveau te krijgen en te houden:

  • Tijdens mijn bezoek in juni jl heb ik de detachering van één rechercheur op Sint Eustatius, die tevens ingezet kan worden voor Saba toegezegd.

  • De «Procesbeschrijving opsporing KPCN» is vervaardigd en geïmplementeerd, waardoor duidelijk wordt wanneer en hoe hulp geboden wordt door de recherche aan Saba en Sint Eustatius.

  • Samenwerking met andere korpsen in de regio krijgt verder gestalte: met het Korps Politie van Sint Maarten zijn afspraken gemaakt voor het leveren van bijstand aan Saba en Sint Eustatius door het zo nodig ter beschikking stellen van een rechercheur, waar mogelijk wordt samengewerkt met het RST en de samenwerking met de KMar verloopt goed.

Personeel/sturing en opleidingen

Het oplossen van de met elkaar samenhangende problemen rond het leiderschap en de sturing binnen de recherche hebben geleid tot enkele cruciale personele mutaties eind 2012. Dat heeft enige tijd geduurd omdat maatregelen op personeel vlak nu eenmaal zorgvuldigheid vergen. Bovendien is de ruimte binnen het KPCN om passende personele maatregelen te nemen, vanwege de beperkte schaal, gering.

Er wordt geïnvesteerd in het verhogen van de kwaliteit van het KPCN door onder meer het bijscholen van de zittende medewerkers. Deze worden door de Politieacademie met een door mij aangewezen opleidingstraject bijgeschoold tot politie generalisten, waarmee ze komen op een MBO-4 niveau. Daarbij wordt expliciet aandacht besteed aan rechercheren. De medewerkers zijn daarmee in staat te participeren in rechercheonderzoeken en kunnen zelfstandig een kleinschalig opsporingsonderzoek uitvoeren. Deze opleiding duurt een jaar en wordt meerdere malen gegeven in een periode van 3 jaren. Alle huidige KPCN politiemedewerkers die nog niet voldoen aan het MBO-4 niveau, worden bijgeschoold. In augustus 2012 is gestart met een eerste groep van 17 medewerkers, die in juli 2013 zijn afgestudeerd. In totaal zullen 53 medewerkers deze opleiding volgen. Dit noodzakelijke bijscholingstraject draagt bij aan de kwaliteitsbevordering in het rechercheproces maar draagt ook tijdelijk bij aan het capaciteitstekort.

Zoals ik al opmerkte, zal het nog de nodige inspanningen en tijd kosten voordat het KPCN geheel en al voldoet aan de eisen die in Nederland worden gesteld aan een moderne politie organisatie. Samen met de korpschef, PCN die is aangetreden op 1 juli jl en over relevante ervaring beschikt op het gebied van (de organisatie van de) recherche op strategisch niveau stuur ik het proces daarnaartoe nauwgezet. Indien nodig sturen we, in nauw overleg met het gezag, bij en nemen we passende maatregelen om op koers te blijven. Het jaarplan en het jaarverslag van het KPCN zijn daarbij belangrijke instrumenten.

De aanbevelingen van de Raad, die nog niet zijn opgepakt, betreffen de verbetering van het informatiemanagement waaronder o.a. de implementatie van de Wet politiegegevens. Ook deze aanbevelingen neem ik mij ter harte; dit zal worden uitgewerkt in het komende jaarplan van het KPCN.

Al met al ga ik er van uit, dat de termijn die ik in eerdergenoemd AO aangaf, inderdaad nodig zal zijn om het KPCN op orde te krijgen. Ik ga er nog steeds van uit, dat die termijn realistisch is.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven