29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 147 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2012

Slachtoffers en verdachten hebben recht op een herkenbaar, krachtig en op maat gesneden strafrecht. Wil het strafrecht aan zijn doel beantwoorden, dan moet het een adequate reactie vormen op ontoelaatbaar gedrag. Dat wil zeggen dat deze reactie correct, zorgvuldig en tijdig moet zijn en dat straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Dit alles in het belang van de bescherming van slachtoffers en de beveiliging van de samenleving. Dat is wat de samenleving vraagt en waarvoor ik sta.

Een slagvaardige en doeltreffende strafrechtketen is daartoe van essentieel belang. De Algemene Rekenkamer constateerde echter in haar rapport «Prestaties in de strafrechtketen» dat de keten onvoldoende presteert. Zo krijgen strafzaken die volgens de regels een vervolg moeten krijgen, dat vervolg niet. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om zaken die ondeugdelijk worden geseponeerd of die op de plank komen te liggen; zaken die onherroepelijk door de rechter zijn afgedaan, worden laat of soms helemaal niet ten uitvoer gelegd, onder andere doordat de veroordeelde onvindbaar blijkt.

Het WODC-rapport «Doorlooptijden in de Strafrechtketen», dat ik u 6 februari jl. (kamerstuk 29 279, nr. 133) zond geeft een zelfde beeld. De keten kent lange tot zeer lange doorlooptijden. Een standaardzaak wordt gemiddeld na 8 maanden afgerond. Het gaat om 85% van de strafzaken en ook de sepots en transacties vallen hieronder. Bij complexe zaken is dit 1 tot 1,5 jaar. Het onderzoek wijst uit dat dit niet veroorzaakt wordt door de noodzaak om zorgvuldig onderzoek te doen, of de vereiste kwaliteit, maar door inefficiënt werken.

Aan de oplossing van veel van deze knelpunten wordt met veel energie gewerkt. De onderlinge samenhang ontbreekt waardoor de kansen op succes worden beperkt. De Algemene Rekenkamer constateerde dan ook dat de sturing op de strafrechtketen beter moet worden vormgegeven en dat de voor de sturing benodigde informatievoorziening over de prestaties van de strafrechtketen niet voldoet.

Ik deel die conclusie volledig. Ik heb dan ook een krachtige regie op de strafrechtketen ingericht en actie genomen om de informatievoorziening aanmerkelijk te verbeteren. Zonder regie en goede informatievoorziening is er geen echte versterking mogelijk.

In mijn brief van 29 februari jl. naar aanleiding van het verschijnen van het rapport van de Algemene Rekenkamer (5726226/12)1, heb ik toegezegd u nog voor de zomer over de voortgang te berichten. Met deze brief geef ik daar gevolg aan.

De regie heb ik onder mijn verantwoordelijkheid belegd bij de direct betrokken functionarissen met de opdracht de verbetermaatregelen in de strafrechtketen in samenhang tot resultaat te brengen. Daar is een begin mee gemaakt; er is zicht op de verbeterprogramma’s en -projecten. De samenhang zal in de komende maanden worden uitgewerkt, zodat in het najaar duidelijk wordt hoe ze gecoördineerd tot resultaat kunnen komen.

Tegelijkertijd wordt nu de informatievoorziening aangepakt. Vanaf 2013 zal de Strafrechtketenmonitor van het WODC worden uitgebreid met rapportages over doorlooptijden. De kwaliteit van de monitor is afhankelijk van de betrouwbaarheid van de informatie die de ketenorganisaties aanleveren. Alles is er op gericht binnen de bestaande mogelijkheden de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk te laten zijn. De betrouwbaarheid en daarmee de kwaliteit van de monitor zal stijgen met de verbeteringen die in de keten worden gerealiseerd.

In 2016 moet bereikt zijn dat uitval van zaken in de keten (bijvoorbeeld door fouten en knelpunten in de ketenprocessen) tot aanvaarbare proporties is terug gedrongen; daar wordt aan gewerkt. Om inzicht te krijgen in de uitval in de keten wordt concreet nader onderzoek gestart. Het onderzoek zal duidelijk moeten maken welke tussentijdse uitstroom van zaken ongewenst en dus als uitval te betitelen is, waarom deze voorkomt en wat ertegen is te doen.

In bijgevoegd overzicht heb ik de stand van zaken, resultaten en het vooruitzicht van alle verbetermaatregelen in samenhang aangegeven.

In 2015 moet bereikt zijn dat tweederde van de standaardzaken binnen vier weken wordt afgedaan. Een belangrijke – maar niet de enige – stap daar naar toe is de ZSM-werkwijze die naast snelheid ook een mooie kwaliteitsimpuls zal geven aan de voorkant van de keten. Na evaluatie wordt in het najaar besloten over de landelijke invoering, zo mogelijk met ingang van 2013.

Een wetgevingsprogramma is gestart dat ondermeer een herverdeling van taken regelt voor snellere en betere tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen: Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (beoogde inwerkingtreding 1 januari 2014) en mogelijk moet maken. Daarnaast moet het Wetsvoorstel herziening dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden tot verbetering van het werk in de opsporing leiden (inwerkingtreding is beoogd in januari 2015).

Een goed presterende strafrechtketen is niet alleen een kwestie van betere en snellere processen maar kan niet functioneren zonder de inzet van kwalitatief hoogwaardige professionals. Snelheid en kwaliteit moeten hand in hand gaan. Zo is de hernieuwde aandacht in het politieonderwijs voor het opstellen van processen-verbaal van essentieel belang voor goede kwaliteit aan het begin van de keten.

De voorgenomen herziene inrichting van de organisaties van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie en vorming van de Nationale Politie zijn naar mijn oordeel een belangrijke randvoorwaarde voor de versterking van de prestaties van de strafrechtketen.

De schaalvergroting leidt tot robuustere organisaties waarbinnen meer mogelijkheden zijn voor – bijvoorbeeld – specialisatie, een betere bedrijfsvoering, informatievoorziening en dienstverlening en meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van professionaliteit. Ook biedt de nieuwe organisatie een unieke kans voor verantwoorde invoering van digitalisering. De geografische samenhang biedt uitstekende kansen voor samenwerking.

Als het strafrecht zijn geloofwaardigheid wil behouden, zullen we de strafrechtketen moeten verbeteren. De noodzaak daarvan is overtuigend aangetoond door het rapport van de Algemene Rekenkamer. Ik zie dit als een van de belangrijkste opgaven voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie en alle betrokken ketenorganisaties in de komende jaren. Met krachtige regie, goede informatievoorziening en gebruikmakend van de historische veranderingen in het Veiligheid en Justitie-veld kan een betekenisvolle verbetering in het strafrecht worden bereikt. Dit alles, zoals gezegd, in het belang van de bescherming van slachtoffers en de beveiliging van de samenleving.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlage: Overzicht Versterking Prestaties Strafrechtketen

In het navolgende overzicht is per verbeterprogramma of -project, sterk vereenvoudigd, schematisch aangegeven waar het functioneren van de strafrechtketen het meest wordt aangepakt (omkaderde delen). Zo wordt ook zichtbaar waar en welke activiteiten samenvallen.

Achtereenvolgens treft u aan:

  • een overzicht van lopende programma’s en projecten;

  • een overzicht van programma’s en projecten in een voorbereidend stadium.

1. Lopende programma’s en projecten

1.1 Verbeteren aangifteproces

Aangiften zijn cruciaal voor het functioneren van de strafrechtketen; zij vormen vaak het startpunt. Het verbeteren van het aangifteproces is dan ook een belangrijke beleidsdoelstelling. Daarnaast is de verbetering van de intake en afhandeling van aangiften in kwantitatieve en kwalitatieve zin opgenomen in de Landelijke prioriteiten van de politie 2011–2014 en in het in februari 2012 gelanceerde Actieplan Criminaliteit tegen bedrijven.

Het rapport van de Algemene Rekenkamer laat duidelijk zien dat een aangifte een product is dat dwars door de processen van intake en opsporing heen gaat. En het laat zien dat het aangifteproces een complex proces is waarbij de kwaliteit van het proces zelf en het zicht op de uitstroom voor verbetering vatbaar is.

Stand van zaken en resultaten

Wil je de kwaliteit van het aangifteproces verbeteren, dan moet je eerst zicht hebben op de knelpunten die zich voordoen in dit proces. Het ministerie van V&J is dit voorjaar in samenwerking met Politie en Openbaar Ministerie (OM) gestart met een inventarisatie naar de knelpunten en mogelijke verbeteringen in het aangifteproces. Deze inventarisatie sluit aan op en gaat verder met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer en kijkt hoe politie kan komen tot een effectief en efficiënt aangifteproces en welke rol het OM hierbij kan spelen. De aanpak is er op gericht om zicht te krijgen op hoe politie door een uniforme werkwijze de kwaliteit van het aangifteproces kan versterken en onnodige uitstroom kan beperken.

Vooruitzicht

Het verbeterde aangifteproces moet aansluiten bij het in ontwikkeling zijnde dienstverleningsconcept van de politie. De verbetering van het aangifte proces wordt meegenomen in het inrichtingsplan van de Nationale Politie.

1.2 Programma Feitgecodeerde Zaken (FGZ)

Jaarlijks worden door de politie en buitengewone opsporingsambtenaren ongeveer 10 miljoen zaken op feitgecodeerde wijze afgedaan, bij 600 000 zaken komt het OM (en deels ook de rechter) er aan te pas. In 2011 constateerden politie en OM dat veel van deze zaken ongewenst uitstroomden: ongeveer een derde leidde niet tot vervolging. Dat betreft zowel strafrechtelijk te behandelen overtredingen (kantonstrafzaken) als die van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (de «Wet Mulder»).

Dit leidde tot het Programma Feitgecodeerde Zaken met deelname van OM, politie en het CJIB. Dit programma heeft tot doel de effectiviteit van de handhaving te vergroten door de kwaliteit van de processen-verbaal in deze zaken te verbeteren, de verbonden administratieve lasten te verminderen en het proces van feitgecodeerde afdoening te versnellen.

Doeleinden voor 2013 zijn:

  • zodanige professionele kwaliteitsverbetering, zodat aanlevering en verwerking in de keten van alle processen-verbaal leiden tot een betekenisvolle interventie (geen ongewenste uitstroom meer);

  • afdoening van de bulk van de zaken binnen 14 dagen, door processtandaardisatie, technologische innovatie en digitalisering;

  • vermindering van administratieve lasten bij OM, politie en CJIB, via geautomatiseerde controles en integratie van systemen;

  • meer transparantie – medewerkers en burgers kunnen de status van hun zaak te allen tijde raadplegen, met behulp van een uniek zaaknummer en toepassing van track & trace-technologie.

Deze prestaties moeten worden bereikt binnen de bestaande kaders. Een business case wordt gemaakt voor de langere termijn, na 2013, waarin gekeken wordt naar de mogelijkheid van doorontwikkeling naar één ketenproces voor de feitgecodeerde zaken, onder centrale regie en gebruik makend van één informatiesysteem.

Stand van zaken en resultaten

Het programma is gefaseerd opgezet. De resultaten van de eerste fase zijn behaald. Met de publicatie van de nieuwe «Combibon» in de Staatscourant van 1 juli 2011 is een landelijk format voor de aanlevering van feitgecodeerde zaken vastgesteld. Daarnaast zijn inmiddels alle instanties met buitengewoon opsporingsambtenaren aangesloten op de systemen van het CJIB, en zijn de eerste proces- en prestatie-indicatoren beschikbaar gekomen waarmee de verrichtingen kunnen worden gevolgd.

Vooruitzicht

Nog dit jaar zal één «managementinformatie dashboard» gereed komen, ten behoeve van het sturen op de ketenbrede processen en van de terugkoppeling over de kwaliteit van de aanlevering. Tevens dragen de politie en de Centrale Verwerkingseenheid OM (CVOM) op korte termijn administratieve werkzaamheden over aan het CJIB.

Ook worden de voorwaarden geschapen voor een volledig digitaal ketenproces, waarmee fouten kunnen worden vermeden en doelmatigheidswinst geïncasseerd. Als onderdeel daarvan wordt gewerkt aan de structurering van de invoer van gegevens waardoor verbalisanten kunnen gaan werken met een «digitaal bonnenboekje» (op een PDA).

1.3 Programma ZSM: Zo Samen, Snel, Slim, Selectief, Simpel en Samenlevingsgericht Mogelijk

Het ZSM-programma beoogt heldere reacties in eenvoudige zaken te realiseren: zichtbaar, merkbaar en herkenbaar voor daders, slachtoffers en hun omgeving. Met een slimme, snelle en directe behandeling van verdachten wordt de strafrechtelijke slagkracht en «heterdaadkracht» versterkt en ontstaan selectieve, professionele en effectieve interventies aan de voorkant.

De ervaringen met snelrecht of zelfs supersnelrecht bij grote openbare orde problemen, zoals oudejaarsrellen, brachten het besef dat veel strafzaken inhoudelijk betrekkelijk eenvoudig zijn maar dat de afhandeling toch lang duurt. Dit leidde tot het initiatief om, niet alleen bij specifieke openbare ordezaken, maar meer in den brede de doorlooptijd drastisch terug te brengen in die eenvoudige zaken. Het gaat hierbij om zogenaamde «standaardzaken» die in de meeste gevallen (als er geen complicaties rijzen) met een simpele en snelle procedure tot een einde gebracht zouden kunnen worden. Als doel is gesteld dat tweederde van die standaardzaken uiteindelijk binnen 4 weken worden afgehandeld.

Bij de ZSM-aanpak is er een hechte samenwerking tussen politie en OM, samen met de reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de RvdK. Ook de advocatuur is nauw betrokken. Zoveel als mogelijk worden eenvoudige strafzaken binnen zes uur na verhoor gezamenlijk bekeken op de mogelijke en wenselijke interventie, dan wel binnen de drie dagen na inverzekeringstelling. Dit betekent o.a. dat er buiten de normale kantooruren wordt samengewerkt op vaste locaties.

Stand van zaken en resultaten

De pilotfase van ZSM wordt binnenkort afgerond. In zes proeftuinen (de vijf grote steden plus de Centrale Verwerkingseenheid OM) is op verschillende manieren ervaring opgedaan in het streven naar snelle en slimme reacties in standaardzaken. Tot en met eind april 2012 zijn 23 000 zaken via ZSM afgehandeld. Dat vormt op dit moment 20% van alle te behandelen zaken in de betrokken arrondissementen.

Bij de proefprojecten zijn bedrijfskundige onderzoeken verricht bij het OM, politie en de ketenpartners. Deze wijzen er op dat de ZSM-werkwijze succesvol bijdraagt aan de productiviteit (minder administratieve lasten), het voorkómen van oplopende stapels dossiers (korte doorlooptijd), minder kosten en meer betrokkenheid van medewerkers. Ook lijken betrokken burgers zich goed te kunnen vinden in de snelle behandeling van «hun zaak», wat goed is voor het vertrouwen in de overheid.

Vooruitzicht

Op basis van de resultaten van de proefprojecten, wordt aangestuurd op de landelijke invoering van ZSM zo mogelijk met ingang van 2013. Na afronding van een haalbaarheidsonderzoek zal daarover in het najaar worden besloten. De invoering zal doorlopen tot einde 2013. In dat jaar zal de ZSM-werkwijze niet alleen op aangehouden verdachten maar ook op ontboden verdachten van toepassing worden. Tevens zal de werkwijze bij specifieke thema’s nader geüniformeerd worden.

1.4 Permanente procesverbetering en -versnelling

In 2011 is een programma gestart, waarin professionals van verschillende ketenorganisaties zelf hun eigen werkprocessen optimaliseren en bekorten. Ze maken gebruik van een beproefde methodiek (Lean Six Sigma), waarin ze worden opgeleid en begeleid. Primair worden de processen aangepakt die de grootste belasting voor de gemiddelde doorlooptijd in zaken vormen. Successen worden gedeeld ter lering en invoering elders. De belangrijkste deelnemers aan dit programma zijn het OM, de Rechtspraak en Reclassering Nederland (RN).

Dit programma, met de naam «Herontwerp Keten Strafrechtelijke handhaving» heeft een looptijd tot eind 2014. De opgebouwde kennis en ervaring, als ook het groter gevoel voor de effectiviteit en efficiëntie van werkprocessen maakt het mogelijk ook na 2014 permanent de processen te blijven verbeteren. De doelstelling van dit programma is een permanent herontwerp van processen en afhankelijkheden om te komen tot structurele verbetering en versnelling van afdoening van zaken in de strafrechtketen.

Het programma sluit aan op ZSM. Waar ZSM zich concentreert op het grote volume aan zaken dat zich leent voor simpele afdoening zonder tussenkomst van de rechter, leent dit programma zich voor proces- en kwaliteitsverbeteringen in de complexere zaken en standaardzaken die alsnog verder de keten instromen. Dit programma richt zich overigens niet alleen op de afdoening van zaken in eerste aanleg, maar ook op een snellere en betere afdoening van zaken in hoger beroep.

Stand van zaken en resultaten

In juni 2011 startten OM, de Rechtspraak en Reclassering Nederland (RN) in de regio’s Haarlem-Alkmaar, Maastricht-Roermond en Arnhem-Zutphen met projecten ter optimalisering van de primaire bedrijfsprocessen. De politie is in Arnhem-Zutphen in 2011 op het traject aangesloten en in Maastricht-Roermond, samen met de RvdK en de 3 Reclasseringsorganisaties, in 2012. In totaal zijn circa 30 projecten gestart en nieuwe volgen. De regionale samenwerking is hierdoor geïntensiveerd.

Enkele voorbeelden van de eerste afgeronde projecten ter illustratie.

  • Haarlem-Alkmaar, OM: art 12 Sv procedure (burger klaagt over niet vervolging verdachte) van 12 weken gemiddeld teruggebracht naar gemiddeld vier weken. Nu 95% binnen vier weken, was voorheen slechts 3%.

  • Maastricht, rechtbank: doorlooptijd tussen vonnis en administratief vrijgeven van vonnis met 15% bekort. 80% wordt nu binnen 14 dagen afgehandeld. Dit percentage loopt nog op. OM Maastricht verhoogde het tijdig vrijgeven van executie (binnen 15 dagen) van 16% naar 84%.

  • Arnhem-Zutphen, OM: percentage nietige dagvaardingen van 7% naar ca. 2%. Een zaak waarin nietige dagvaarding speelt duurt gemiddeld 414 dagen; als die niet speelt is dat gemiddelde 190 dagen. Voor de individuele strafzaak betekent dit een winst van 220 dagen.

Vooruitzicht

De regio’s Utrecht-Lelystad en Rotterdam-Dordrecht (OM, ZM, RN) starten momenteel met de optimalisatie van de afdoening van zaken in eerste aanleg. Bij Utrecht-Lelystad sluiten ook het CVOM, het CJIB en de rechtbanken Almelo en Den Haag (kantongerecht) aan met de aanpak van de zogenaamde Mulder beroepenstroom. Later dit jaar sluiten ook de regio’s Noord, Amsterdam en Den Bosch-Eindhoven aan. In de regio’s Rotterdam-Dordrecht en Den Haag wordt bovendien nog dit jaar gestart met de aanpak van zaken in hoger beroep. In het najaar van 2012 en in 2013 zullen met behulp van de opgebouwde kennis en ervaring grote, complexe werkprocessen worden aangepakt die een grotere bijdrage leveren aan de benodigde reductie van de doorlooptijden.

1.5 Verhogen Presterend Vermogen Politie (VPVP)

De versterking van het presenterend vermogen van de politie krijgt vorm in:

1) Traject Verhogen Presterend Vermogen Politie (VPVP)

Met het actieprogramma «Minder regels, meer op straat» is de aanval door de minister van Veiligheid en Justitie, politie en OM in gang gezet om het presterend vermogen van de politie te verbeteren. In december 2011 bent u geïnformeerd over de voortgang van het actieprogramma in de eerste voortgangsrapportage die u jaarlijks zal worden toegezonden.

De hoofddoelstelling van dit traject is het versterken van het presterend vermogen van de politie door een verhoging van de inzetbaarheid en kwaliteit van de politie. Deze doelstelling wordt bereikt door de vermindering van de administratieve lasten, versterking van het vakmanschap en het vergroten van het werkplezier en de effectiviteit. Met de verbetering van het presterend vermogen zal een productiviteitswinst van omgerekend 5 000 fte binnen de operationele sterkte van 49 500 fte behaald worden in 2014. Deze doelstelling wordt gerealiseerd in nauwe samenwerking tussen ministerie, politie en OM.

De winst wordt behaald door een combinatie van maatregelen in het traject Verhogen Presterend Vermogen Politie met verschillende programma’s en thema’s zoals ZSM, Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving (HKSH), vereenvoudiging processen-verbaal en Summ-IT.

2) Vereenvoudiging en kwaliteitverbetering processen-verbaal

In dit verband is van belang het traject «vereenvoudigen processen-verbaal».

Geconstateerd is dat veelvuldig processen-verbaal terug worden gezonden naar de politie, om gebreken te herstellen die vervolging in de weg staan. Door de politieacademie is daarom een project gestart om de aandacht voor het opstellen van processen-verbaal beter in het onderwijs te verankeren en daardoor (op termijn) de professionele kwaliteit te verhogen. Daarnaast wordt door politie en OM een traject gestart om de generieke en specifieke inhoud van processen-verbaal en dossiers kritisch tegen het licht te houden en waar mogelijk vereenvoudiging door te voeren. De nieuwe formulieren worden geïntegreerd in een basisvoorziening van de opsporing (Summ-IT). De wijzigingen moeten er toe leiden dat processen-verbaal in een keer goed worden geproduceerd en dat met minder inhoud kan worden volstaan. Door het gebruik van Summ-IT (onderdeel van ICT aanvalsplan) verloopt de verwerking van dossiers efficiënter.

De invoering van de opsporingsapplicatie Summ-IT is het voorlopige antwoord op het gebruik van de huidige applicatie, de basisvoorziening opsporing (BVO). Met Summ-IT heeft de politie een integraal systeem ten behoeve van de informatievoorziening, de productie en de sturing in de opsporing. De applicatie is inmiddels al in gebruik in 12 regiokorpsen. Medio 2013 moet de landelijke invoering zijn gerealiseerd. Naast een productiviteitswinst heeft invoering een positief effect op de kwaliteit van het werk én op het werkplezier van de betrokken politiemensen.

3) Heterdaadkracht

De politie neemt initiatieven ter versterking van de politiële «heterdaadkracht». Het snel reageren op meldingen en het betrekken van burgers daarbij is een cruciale succesfactor bij het aanpakken van criminaliteit en overlast. In 5 korpsen zijn «initiatiefteams» gestart met maatregelen ter verbetering van de heterdaadkracht (Hollands Midden, Kennemerland, Limburg Noord, Groningen en Rotterdam-Rijnmond). Door die teams wordt o.a. voorlichting ingezet om burgers op te roepen vooral 112 te bellen ook als het gaat «verdachte omstandigheden». Ook door andere korpsen wordt in verschillende korpsen lokaal gewerkt aan het verbeteren van de heterdaadkracht. Bijvoorbeeld door het met meer eenheden reageren op prioriteit 1-meldingen (zoals woninginbraken en overvallen) en het inzetten van warmtebeeldcamera's voor het snel opsporen van

daders van strafbare feiten in het donker.

1.6 Betere Opsporing door Sturing op Zaken (BOSZ)

BOSZ is een zicht-op-zakensysteem en is zeer relevant voor de sturing op de opsporing, in termen van prioritering van de actuele werkvoorraad («plankzakendiscussie») en sturen op (dossier)kwaliteit.

BOSZ is in eerste instantie van belang voor de politie, omdat het systeem ook inzicht geeft in de afhandeling van meldingen en misdrijven waarbij geen verdachte wordt gevonden, maar bevat ook een OM-module. Vanuit OM perspectief kent BOSZ een aantal voordelen om te kunnen sturen.

  • Er is volledig zicht op de totale omvang van OM-sepotbeslissingen.

  • Zowel in de politiemodule als in de OM-module is het mogelijk om sepotbeslissingen met de reden van het sepot te registreren, afhankelijk van het moment van beslissen. Ook kan geregistreerd worden of het sepot vermijdbaar was (i.v.m. het niet initiëren dan wel afbreken van opsporingsactiviteiten terwijl er wel opsporingsindicaties zijn) of niet.

  • De politie kan met BOSZ gemakkelijk nagaan hoe het OM bepaalde zaken afhandelt. Daarnaast biedt BOSZ het OM extra mogelijkheden om de dossierkwaliteit te verhogen.

  • Tegelijkertijd biedt BOSZ de mogelijkheid om een sepot te vergezellen van een brief naar aangever/slachtoffer2 met betrekking tot artikel 12 Sv. Ook kan de verdachte worden geïnformeerd met een sepotbrief uit het systeem. Dit betekent niet alleen dat verdachte en slachtoffer/aangever worden geïnformeerd, maar ook dat afloopberichten, die wezenlijk zijn voor de WPG3, in BOSZ worden vastgelegd.

Stand van zaken en resultaten

BOSZ wordt volgend jaar bij alle parketten ingevoerd. In oktober 2012 start de implementatie. Op dit moment werkt parket Amsterdam met BOSZ en in april is een pilot in Haarlem-Alkmaar afgerond. Er dient een koppeling te worden gerealiseerd tussen de huidige OM systemen en BOSZ om informatie uit te wisselen.

Vooruitzicht

Op dit moment worden verschillende expertmeetings georganiseerd waarin de wijze van het gebruik van BOSZ ter ondersteuning van OM-processen besproken moeten worden. Doel is daarbij te komen tot een uniforme werkwijze die landelijk geïmplementeerd zal worden, te bepalen wat de impact van deze werkwijze is en te bepalen op welke wijze de implementatie zou moeten plaatsvinden.

Daarnaast worden verschillende onderwerpen die aan de implementatie van BOSZ raken opgepakt en uitgewerkt. Hierbij kan gedacht worden aan privacyaspecten, het sepotbeleid (registratie) en ICT-aspecten (koppeling systemen).

1.7 Sneller forensisch psychiatrisch en psychologisch onderzoek

Bedoeling

In 2013 moet de doorlooptijd van strafzaken waarin onderzoek wordt verricht naar de eventuele stoornis van de verdachte en mogelijke toeleiding naar forensische zorg aanmerkelijk korter zijn dan nu het geval is. In dergelijke complexe zaken wordt het psychologische/psychiatrische onderzoek vaak niet binnen de termijnen van het strafprocesreglement uitgevoerd en moeten zittingen worden uitgesteld. Daarmee staat het draagvlak om zulk onderzoek uit te laten voeren onder druk, wat als risico in zich draagt dat toeleiding naar forensische zorg (als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf) afneemt ook al zou dat wenselijk zijn. Zelfs kan de lange doorlooptijd met zich brengen dat het strafrestant (na voorarrest) te gering is om nog verplichtende zorgvoorwaarden op te leggen.

Aanpak

Met het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP), het OM en de reclassering is een projectplan opgesteld om de verkorting van de doorlooptijden voor deze complexe zaken te realiseren. Enerzijds gaat het hierbij om een scherpere zittingsplanning van het OM en de rechtspraak, passend binnen de normen van het strafprocesreglement, waarmee helder is binnen welke termijn de reclassering zijn advies oplevert en het forensisch onderzoek naar de persoon van de verdachte moet zijn afgerond. Anderzijds wordt het forensisch onderzoek nader genormeerd: onderscheid wordt gemaakt naar eenvoudiger onderzoeken (enkelvoudige gedragsrapportages) die sneller kunnen worden verricht, en meer complexe die meer tijd vergen. Tevens wordt toegewerkt naar een verhoging van de kwaliteit van de op te leveren gedragsrapportages, en een snellere plaatsing in de forensische zorg indien de rechter die zorg nodig acht.

Stand van zaken en vooruitzichten

De voorbereiding is afgerond en het project start op 1 juli. Het oogmerk is nog eind dit jaar de zittingsplanning en de afstemming op dat gebied met NIFP en reclassering gereed te hebben, alsook de normering van het forensische onderzoek te voltooien. Dit laatste zal in 2013 leiden tot invoering van de gedifferentieerde aanpak, zodat dan al in veel zaken snellere oplevering zal geschieden. Daarmee zal einde 2013 de bekorting van de doorlooptijden een feit zijn. Tevens zal het intussen in gang gezette traject ter verhoging van de rapportagekwaliteit en de snellere plaatsing in de forensische zorg in 2013 worden afgerond.

1.8 Programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB)

Nadat het programma Versterking Executie Strafvonnissen was afgerond, is het programma USB aangekondigd in de brief van de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie van 25 oktober 20114.

Hoewel de tenuitvoerlegging van door de rechter of de officier van Justitie opgelegde strafrechtelijke beslissingen in de meeste gevallen goed verloopt, is verbetering en modernisering nodig. Het programma USB richt zich daarom op de versterking van «de achterkant» van de strafrechtketen.

De verbeteringen staan in het teken van de volgende ketendoelen:

  • het versnellen van de start van tenuitvoerlegging (dus het beperken van de tijd tussen de strafrechtelijke beslissing en het begin van de uitvoering van de straf of maatregel);

  • het verzekeren dat de straf of maatregel daadwerkelijk en op een consequente manier ten uitvoer wordt gelegd (en daarmee het voorkomen van uitval);

  • het verbeteren van de informatievoorziening naar partijen buiten de keten, door waar nodig slachtoffers en nabestaanden, gemeenten en zorginstanties beter te informeren over (ex-) gedetineerden.

Om deze doelen te kunnen bereiken, is het onder andere noodzakelijk de regie op de executieketen te versterken, de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling te verhelderen, het inzicht in het presteren van de uitvoeringsketen te verhogen en de samenhang tussen de verschillende verbetertrajecten te vergroten.

Om het werk in de uitvoeringsketen zo efficiënt mogelijk te kunnen doen en de regie op de keten te kunnen versterken, wordt de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling aangepast en verhelderd. De verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging verschuift van het Openbaar Ministerie naar de minister van Veiligheid en Justitie en de coördinatie op de uitvoering van de strafrechtelijke beslissingen komt te liggen bij het CJIB. Deze wijzigingen zullen worden vastgelegd in wetgeving en vertaald in ketenwerkprocessen.

De informatiesystemen in de keten moeten op orde worden gebracht om de werkprocessen optimaal te ondersteunen. Door de prestaties van de keten te meten met behulp van kritieke prestatie-indicatoren wordt het inzicht in het presteren van de executieketen vergroot. Dit maakt een betere prioriteitstelling van verbetertrajecten mogelijk en zorgt daarmee voor een betere beheersbaarheid van de uitvoering. Enkele specifieke knelpunten krijgen, ook zonder dat nadere prestatie-informatie beschikbaar is, al prioriteit in de lopende aanpak. Het gaat daarbij o.a. om de kwaliteit van het opsporingsregister en het proces van betekenen.

Stand van zaken en resultaten

Er is gekozen voor een forse versterking van de praktijk van de tenuitvoerlegging om de prestaties structureel te kunnen verbeteren, wat veel vraagt van de betrokken organisaties en waarvoor ook wetswijziging nodig is. De ontwerp- en de ontwikkelfase is inmiddels goeddeels afgerond en leidde op hoofdlijnen tot de volgende resultaten:

  • de herverdeling van taken en verantwoordelijkheden is preciezer uitgewerkt en in gang gezet;

  • de noodzakelijke veranderingen binnen alle betrokken organisaties zijn in kaart gebracht, evenals het pad dat (gezamenlijk) gelopen moet worden om deze tot stand te brengen;

  • de eerste prestatiemetingen zijn aan de hand van het door het WODC ontwikkelde monitorinstrument tot stand gekomen. Deze betroffen vooral de snelheid waarmee de tenuitvoerlegging wordt gestart en geven een eerste indicatie van noodzakelijke verbeteringen. Het monitorinstrument wordt in de rest van dit jaar verder ontwikkeld zodat met ingang van 2013 periodiek en structureel op de door de keten geformuleerde kritieke prestatie-indicatoren gemeten kan worden.

Vooruitzicht

De voorgenomen structuurwijzigingen behoeven wetgeving. De inwerkingtreding daarvan is gepland op 1 januari 2014. Dit is in paragraaf 2.3 nader toegelicht. Vanaf de zomer 2012 bereiden de organisaties in de uitvoeringsketen zich voor op de beoogde structuurwijzigingen. Dit gebeurt onder mijn regie, waarbij de keten in totaliteit en de ketenpartners afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de te bereiken resultaten. De prioriteit ligt de komende anderhalf jaar vooral bij de structurele verbetering van de invoer van strafrechtelijke beslissingen in de keten (aansluiting tussen OM als leverancier en CJIB als verwerkende eenheid) en de inrichting van het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executie bij het CJIB. Deze voorziening levert op termijn het totaaloverzicht van alle in uitvoering zijnde strafrechtelijke beslissingen en moet het mogelijk maken om op ieder gewenst moment zaken en personen te koppelen. Dit draagt bij aan de efficiënte uitvoering van straffen en voorkomt dat verschillende sancties opgelegd aan één persoon los van elkaar worden benaderd. Daarnaast verwacht ik resultaat op al in gang gezette verbeteringen (o.a. het opsporingsregister en het proces van betekenen) en gaat de structurele prestatiemeting voor meer inzicht zorgen in aan te pakken knelpunten en te realiseren verbeteringen.

1.9 Jeugd

De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit met een op de persoon gerichte ketenaanpak. Met als doel om strafbaar gedrag van minderjarigen tegen te gaan. In de jeugdstrafrechtketen is hiervoor een aantal initiatieven:

  • het ontwikkelen van op de persoon passende gedragsinterventies;

  • het ontwikkelen van het LIJ; een toeleidingsinstrument voor de juiste interventie;

  • het vaststellen van de doorlooptijden (Kalsbeeknormen) in de keten;

  • het opzetten van ketenbrede casusoverleggen (in de veiligheidshuizen);

  • het realiseren van ICT-voorzieningen om ketenbreed informatie uit te wisselen en ketenbrede werkoverleggen zoals die in de veiligheidshuizen te ondersteunen (GCOS);

  • het opstellen van managementinformatie met de ketenpartners om de voortgang te bewaken en de trends te signaleren;

  • het opzetten van een ketenoverlegstructuur die functioneert, waarbij politie, OM, ZM, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, NIFP en DJI met elkaar zorgen voor ketenbrede afstemming.

De jeugdketen is op de goede weg, de gezamenlijke inspanningen gericht op het aanpakken van de jeugdcriminaliteit gaan echter onverminderd voort. De informatieverstrekking in de keten laat nog te wensen over en het niet volledig halen van de normen voor de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen (Kalsbeeknormen) vraagt om extra inspanningen om deze te verkorten. Immers, jeugdigen moeten snel worden geconfronteerd met de gevolgen van hun daden.

Daarnaast zal in het licht van reorganisaties bij de uitvoeringsorganisaties zoals de Nationale Politie, Jeugdzorg en OM en de Rechterlijke macht (gerechtelijke kaart en ZSM) moeten worden geïnvesteerd in de aansluiting van deze uitvoeringsorganisaties op de jeugdketen.

Aanpak

Om de volgende stap te kunnen zetten is een integrale aanpak noodzakelijk. Met deze aanpak wordt:

  • de jongere en het gezin waarin hij of zij leeft centraal gezet;

  • het maken van een integraal persoonsbeeld voor uitvoerders mogelijk;

  • één uitvoerder verantwoordelijk voor de coördinatie van één jongere;

  • het schot tussen het jeugdstrafrecht en volwassenstrafrecht geslecht;

  • preventie en repressie geïntegreerd: de zorgketen en de strafrechtketen bijeen gebracht.

Vooruitzicht

Om de bovenstaande doelen te realiseren, moet de komende jaren het navolgende worden bereikt:

  • de aanpak van Multiprobleem-gezinnen. Deze aanpak is nog in ontwikkeling (aanpak problematische jeugdgroepen is hier een voorbeeld van). In 2013 zal het fundament zijn gelegd voor een wetenschappelijk verantwoorde aanpak die de uitvoering ter hand kan nemen;

  • de implementatie en verankering van het al ontwikkelde persoonsgerichte Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ), van erkende gedragsinterventies en prokid (al gestart afgerond in 2013);

  • het verbeteren en versnellen van de werkprocessen door het doorvoeren van ZSM en door het uitrollen van een methodiek zoals SixSigma van het programma Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving. Doel is om de kwaliteit en doorlooptijden te versnellen conform de Kalsbeeknormen waarbij de jongere centraal staat in het werkproces. Voor ZSM in de jeugdstrafrechtketen lopen momenteel pilots in Rotterdam en Utrecht;

  • inrichten van de ICT-voorzieningen om informatie te delen voor een integraal persoonsbeeld binnen de bestaande privacy en ICT kaders. Hierbij wordt aangesloten op ontwikkelingen in de volwassen strafrechtketen, zoals het elektronisch proces verbaal minderjarigen (ePVM), het digitaal dossier en de aansluiting op de vernieuwde ICT-voorzieningen van ketenpartners zoals van de politie en van het OM om de gegevensuitwisseling blijvend goed te laten verlopen. Eind 2012 wordt een informatieplan voor de jeugdketen vastgesteld inclusief een planning voor de realisatie;

  • het doorontwikkelen van de casusoverleggen (JCO, netwerk-en trajectberaden en Veiligheidshuizen) inclusief de ondersteunde ICT-voorziening GCOS om de integrale en persoonsgerichte ketenaanpak te coördineren en af te stemmen. Hierin worden de principes van één uitvoerder verantwoordelijk verankerd en komen de zorg- en strafrechtketen bijeen (realisatie 2013);

  • de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten die verantwoordelijk worden voor de jeugdreclassering en de uitvoering van de jeugdreclassering door gecertificeerde instellingen. Preventie en repressie komen zo dichter bij elkaar waardoor de gewenste integrale aanpak op lokaalniveau mogelijk wordt in 2015;

  • de invoering van het adolescentenstrafrecht, afhankelijk van de goedkeuring van het parlement, gericht op het brengen van meer samenhang in de sanctie bij jeugd en jongvolwassenen in 2013;

  • het opzetten van een ketenbrede sturingsmodel om inzicht te verkrijgen in het kwalitatief, kwantitatief en financieel functioneren en presteren van de jeugdstrafrechtketen. Hierdoor wordt de aansluiting op andere ketens zoals de zorgketen verbeterd. Ten aanzien van de ketenmanagementinformatie wordt momenteel onderzocht waar aanvulling noodzakelijk is op de huidige beschikbare informatie (in ieder geval ten aanzien van de routering van sanctiegegevens) met als doel meer inzicht te verkrijgen in de werkstromen en daardoor de sturing te versterken. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op het traject van de al genoemde strafrechtketenmonitor.

2. Programma’s en projecten in voorbereiding

2.1 Digitaal procesdossier strafrecht

Voor de fundamentele en ingrijpende verbetering van de prestaties van de strafrechtketen is het noodzakelijk dat de keten in den brede wordt gedigitaliseerd. In het bijzonder gaat het daarbij om een digitaal ondersteunde procesgang in het strafrecht, waarbij een digitaal procesdossier de verbindende factor is.

Werken met een digitaal procesdossier betekent dat elke ketenorganisatie de eigen producten digitaal beschikbaar stelt voor een volgende stap in de keten door ze in te voegen in een digitaal procesdossier.

Het digitaal procesdossier begint met digitale proces-verbaal van de politie en andere met opsporing belaste diensten. Verder in de keten worden bij vervolging en berechting door het OM en de Rechterlijke macht andere elektronische documenten daaraan gekoppeld. Het digitaal procesdossier maakt het mogelijk een proces sneller, doelmatiger en met minder fouten af te werken. Met specifieke procedures en waarborgen kunnen de tot het dossier behorende documenten ter inzage beschikbaar zijn voor advocaten, verdachten en benadeelden. En na afloop kan het dossier digitaal worden gearchiveerd.

Een eerste verkenning naar het werken met een digitaal procesdossier is afgerond. Op basis van deze verkenning is gekozen voor een aanpak die zich richt op het realiseren van de juridische randvoorwaarden en de noodzakelijke ketenbrede voorzieningen (digitaal depot, digitale handtekening en ketenbrede gegevensarchitectuur) om met een digitaal procesdossier te kunnen werken.

Een digitaal procesdossier vraagt ook regie op de digitale uitwisseling tussen de verschillende organisaties in de strafrechtketen. De ketenorganisaties zijn daarnaast elk verantwoordelijk voor het werken met het dossier in de eigen organisatie met het eigen ICT-systeem.

Politie en OM hebben het voornemen digitale uitwisseling van processen-verbaal en andere informatie binnen 5 jaar te realiseren. Hiertoe lopen al regionale pilots. Het digitaal strafdossier behoeft wetgeving. Dit is in paragraaf 2.3 nader toegelicht.

Hoezeer deze toekomst ook een belofte vormt, de realisatie ervan is een meerjarige operatie waarin alleen stapsgewijs vooruitgang kan worden geboekt. Zo vereist het werken met een digitaal procesdossier aanpassingen in de werkwijze en het nodige van de bedrijfsprocessensystemen van de ketenorganisaties die daar nog grote stappen in (gaan) maken. Zo wordt met de invoering van Summ-IT bij de politie, afronding in 2013 een belangrijke voorwaarde voor het kunnen werken met digitale procesdossiers vervuld.

Mede rekening houdend met dergelijke factoren wordt nu een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden en risico’s. In het najaar wordt besloten over de te nemen stappen naar een digitaal procesdossier.

2.2. Bekostiging

Door de Algemene Rekenkamer is gewezen op de mogelijkheid dat verschillen in bekostigingsmethodiek als zodanig kan leiden tot vermindering van doelmatigheid. Zo kan één instantie om financiële redenen belang hebben bij tijdige en volledige aanlevering van zaken, waar de ander dat niet heeft en dus niet vanzelfsprekend geneigd is daaraan te voldoen. Besloten is om hier gericht onderzoek naar te verrichten. De vraag die daarbij aan de orde is, is of er fricties zijn tussen ketenpartners die voortkomen uit verschillen in de methode van besturing en bekostiging, en zo dat het geval is: hoe dat zou kunnen worden opgelost? Hiernaast wordt gekeken of er, naast de meest voorkomende methode van financiering op productie (of prestatie), methoden zijn die de daaraan verbonden negatieve effecten kunnen compenseren. Het onderzoek is al gestart en zal in het najaar van 2012 worden afgerond.

2.3 Wetgeving

De verbetering van de prestaties in de strafrechtketen vraagt ook wetgeving. Daarvoor is een afzonderlijk herkenbaar wetgevingsprogramma opgesteld. Daarin staan drie projecten voorop.

1) Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen voorziet in de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen van het openbaar ministerie naar de Minister van Veiligheid van Justitie. Het openbaar ministerie levert in de nieuwe situatie alle voor tenuitvoerlegging vatbare strafrechtelijke beslissingen aan de minister, die belast is met de tenuitvoerlegging van deze beslissingen. Het openbaar ministerie behoudt de taak zaken bij de rechter aan te brengen om een beslissing te verkrijgen over de tenuitvoerlegging van de sanctie. Deze veranderingen in verantwoordelijkheidsverdeling in taken en bevoegdheden wordt neergelegd in een wetsvoorstel dat eind 2012 in consultatie wordt gezonden. Het wetsvoorstel kan naar verwachting in het eerste kwartaal van 2013 worden aangeboden aan het parlement. Beoogd moment van inwerkingtreding is 1 januari 2014.

2) Wetgeving Herziening dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden

In het strafrechtelijk vooronderzoek zullen de regelingen van de dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering, worden vereenvoudigd, zodat deze wetgeving beter uitvoerbaar is in de praktijk. Dit is vooral van belang voor de werkzaamheden van de officier van justitie als leider van het opsporingsonderzoek en voor een goede taakuitvoering door de politie. Het project sluit aan op het Actieprogramma «Minder regels meer op straat».

Het gaat dan om vier clusters van bevoegdheden die nu in meer dan 130 artikelen in het Wetboek van Strafvordering zijn neergelegd, namelijk:

  • onderzoek ter plaatse, inbeslagneming, doorzoeking;

  • onderzoek naar gegevens (in geautomatiseerd werk), vorderen gegevens;

  • observatie, infiltratie, pseudokoop- of dienstverlening, stelselmatige inwinnen van informatie, bevoegdheden besloten plaats, opnemen van vertrouwelijke communicatie en telecommunicatie;

  • onderzoek aan het lichaam, DNA-onderzoek in strafzaken, maatregelen in het belang van het onderzoek.

Deze regelingen zijn vaak gewijzigd en aangevuld en hierdoor niet meer altijd consistent. Ook ontwikkelingen in de opsporingspraktijk vragen om verheldering van de onderlinge verhouding van bevoegdheden, bijvoorbeeld met betrekking tot de inbeslagneming dan wel vordering van een elektronisch dossier en het veiligstellen van sporen en monsters. Daarom is het nodig de regelingen te stroomlijnen en herordenen en lacunes te verhelpen. Het resultaat is: minder regels en betere uitvoerbaarheid en consistentie in de regeling van de verschillende bevoegdheden, rekening houdend met nieuwe ontwikkelingen in de opsporingspraktijk.

Het Project Herziening dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden gaat na de zomer van start. Na uitwerking van een kader voor alle bevoegdheden, zullen voor de genoemde vier clusters vier afzonderlijke conceptwetsvoorstellen worden opgesteld die in 2013 in consultatie worden gegeven. De inwerkingtreding is beoogd in januari 2015.

3) Wetsvoorstel elektronisch strafdossier

Het Wetboek van Strafvordering gaat uit van papieren processtukken. Het digitaliseren van het procesdossier vraagt juridische voorzieningen voor de status van stukken in het procesdossier en heeft onder andere consequenties voor het verkeer van de verdachte met de rechter en het OM. Dit betreft onder meer de inzage in en kennisneming van processtukken door de verdachte of diens raadsman. Ook andere belanghebbenden krijgen te maken met digitalisering van procesdossiers, zoals de benadeelde partij, het slachtoffer, de getuige en de deskundige. Om het Wetboek van Strafvordering in lijn te brengen met de digitalisering van het strafproces, is een regeling nodig voor de waarborging van de authenticiteit en integriteit van elektronische processtukken. Het Wetsvoorstel elektronisch strafdossier zal het Wetboek van Strafvordering aanpassen aan de eisen van deze tijd en duidelijkheid bieden over de mogelijkheid processtukken in elektronische vorm op te stellen, om te zetten of te verzenden. Daarbij zal worden aangesloten bij het raamwerk voor de betrouwbaarheid van elektronische documenten, dat in Europees verband is ontwikkeld (STORK). Het wetsvoorstel zal normen bevatten voor de authenticiteit en integriteit van elektronische processtukken, de beveiliging van en de toegang tot elektronische processtukken. Ook biedt het de grondslag voor uitwerking in lagere regelgeving. Voorstellen daartoe kunnen tegen het eind van 2012 in consultatie worden gegeven.


X Noot
1

Dit in het verlengde van eerdere berichtgeving aan de ARK ter reactie op het conceptrapport (brief d.d. 23 januari 2012 aan de ARK, kenmerk 5 723 069, te vinden op de ARK-website: http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2012/02/Prestaties_in_de_strafrechtketen

X Noot
2

Betekent wel dat in de brief de nuancering van de Aanwijzing opsporing aan de aangever/slachtoffer begrijpelijk wordt uitgelegd.

X Noot
3

Onder meer Aanwijzing afloopberichten aan de verantwoordelijke (2008A005).

X Noot
4

Zie TK 2011–12, 33 000 VI, 11.

Naar boven