29 276
Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

Artikel I, onderdeel D, aanhef, luidde: Voor artikel 88 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende.

In het in artikel I, onderdeel D, opgenomen artikel 87a kwam de zinsnede «en in hoofdstuk II» niet voor.

Artikel I, onderdeel G, aanhef, luidde: Na artikel 89 worden tien nieuwe artikelen ingevoegd, luidende.

Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89b, eerste en derde lid, luidde:

1. Met het verlenen van bijstand bij een inspectie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 20, eerste lid, dan wel artikel 21, eerste lid, van de verordening, zijn belast de krachtens artikel 50, eerste lid, aangewezen ambtenaren.

3. Bij verzet tegen een inspectie door de Commissie verlenen de aangewezen ambtenaren de nodige bijstand zo nodig met behulp van de sterke arm.

Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89c, eerste lid, luidde:

1. Voor het verlenen van de nodige bijstand indien een onderneming of ondernemersvereniging zich verzet tegen een inspectie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 20, eerste lid, van de verordening, is voor zover de inspectie een doorzoeking omvat, een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam.

Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89d, eerste lid, luidde:

1. Voor het uitvoeren van een inspectie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 21, eerste lid, van de verordening in andere gebouwen, terreinen en vervoermiddelen dan die van ondernemingen en ondernemersverenigingen, waaronder de woningen van directeuren, bestuurders en andere personeelsleden, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechtercommissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam

In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89e, tweede lid, kwam de zinsnede «na die» niet voor.

In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89f, tweede lid, onder d, en vierde lid, stond in plaats van de zinsnede «degene bij wie», telkens de zinsnede «de rechtspersoon of natuurlijke persoon bij wie».

Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89g, eerste lid, luidde:

1. Met het verrichten van een inspectie door de mededingingsautoriteit op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 22, tweede lid, van de verordening, zijn belast de krachtens artikel 50, eerste lid, aangewezen ambtenaren.

In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89h, eerste lid, kwam de zinsnede «eerste alinea» niet voor.

Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89j, luidde:

Artikel 89j

Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de verordening verstrekt de griffier of de secretaris onverwijld een afschrift van de uitspraak van de administratieve rechter met betrekking tot de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt, behalve wanneer het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad of uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft, door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de griffier of de secretaris de bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, daartoe aanleiding geeft, kan de griffier of de secretaris volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van de uitspraak.

In artikel I kwamen de onderdelen H en I niet voor.

In artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 44a, eerste lid, kwam de zinsnede «eerste alinea» niet voor.

Artikel IV luidde:

Artikel IV

1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in de in artikel I voorgestelde artikelen 88, 89a en 89h «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad, en wordt in de in artikel III, onderdeel A, voorgestelde vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit».

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, dan wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerstgenoemde wet in de artikelen 88, 89a en 89h van de Mededingingswet «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad, en wordt in de vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit».

Memorie van toelichting

Hoofdstuk I, paragraaf 3.2, luidde:

3.2 Aanwijzen van de nationale mededingingsautriteit

Het belangrijkste element uit de verordening dat implementatie behoeft, is de aanwijzing van de nationale mededingingsautoriteit in de zin van de verordening. Deze nationale mededingingsautoriteit is bevoegd tot toepassing van de artikelen 81 (inclusief het derde lid) en 82 van het EG-Verdrag. Uit deze algemene bepaling vloeit voort dat de directeur-generaal (in de praktijk uiteraard de ambtenaren van de NMa) de feitelijke taken verricht die de verordening aan de nationale autoriteiten opdraagt. Een voorbeeld hiervan is de deelname van nationale mededingingsautoriteiten aan het adviescomité (artikel 14 van de verordening). Voor de bespreking van andere dan individuele zaken door het adviescomité, kan een lidstaat een extra vertegenwoordiger aanwijzen.

Naast de aanwijzing van de directeur-generaal van de NMa dient ook voorzien te worden in de toekenning van de in de verordening voorziene publiekrechtelijke bevoegdheden, zoals bij voorbeeld de bevoegdheid om een groepsvrijstelling buiten toepassing te verklaren (artikel 29 van de verordening). Het is noodzakelijk nadere regels te stellen over de procedure voor een dergelijk besluit. Met de wijziging van de Mededingingswet wordt daarin voorzien (onderdeel G, artikel 89a).

In hoofdstuk I, paragraaf 3.3, kwamen de laatste drie alinea's niet voor.

De toelichting op het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89a luidde:

De bevoegdheid van een nationale mededingingsautoriteit tot het buiten toepassing verklaren van een groepsvrijstelling wordt niet meer aan een vrijstellingsverordening gekoppeld maar rechtstreeks in artikel 29, tweede lid, van de verordening uitgewerkt. De bevoegdheid van de directeur-generaal wordt in het voorgestelde artikel 89a hiermee in overeenstemming gebracht.

In de formulering van het tweede en derde lid is rekening gehouden met de – nog niet in werking getreden – Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb.

In de toelichting op het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89c, luidde de eerste volzin:

Artikel 20, zevende lid, van de verordening biedt de mogelijkheid dat, in het geval een onderneming of ondernemingsvereniging zich tegen een inspectie verzet, voor het verlenen van de nodige bijstand door de nationale ambtenaren voorafgaande toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist.

In de toelichting op het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89c, kwam de laatste alinea niet voor.

In de toelichting op het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 89d, kwamen de laatste drie volzinnen niet voor.

De toelichting op artikel I, onderdelen H en I, kwam niet voor.

In de toelichting op artikel III, onderdeel A, kwam de laatste volzin van de derde alinea niet voor.

De toelichting op artikel IV luidde:

In het voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) wordt het bestuursorgaan van de NMa de raad van bestuur. Dit artikel bevat een zogenaamde samenloopbepaling die een regeling treft zowel voor het geval dat de wet tot verzelfstandiging van het bestuursorgaan van de NMa eerder in werking treedt dan deze wet als voor het omgekeerde geval.

In hoofdstuk III luidde de tabel implementatie bij artikel 12:

Geen implementatie nodig, bepaling werkt rechtstreeks. Artikelen 90 en 91 van de Mededingingswet hebben slechts betekenis voor gevallen die niet onder artikel 12 van verordening 1/2003 vallen.

In hoofdstuk III luidde de tabel implementatie bij artikel 13:

Geen implementatie nodig. Dit artikel schept rechtsgrondslag ingeval nationale regeling besluit eist. Dit is in Nederland niet het geval.

In hoofdstuk III, tabel implementatie bij artikel 15, kwamen de vermelding «onderdeel G» niet voor.

In hoofdstuk III luidde de tabel implementatie bij artikel 28:

Geen implementatie nodig, bepaling werkt rechtstreeks.

In hoofdstuk III waren de artikelen 34 en 35 genummerd als 32 en 33.

Naar boven