29 276
Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

29 oktober 2003

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om enige bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), door middel van aanpassing van enige wetten te implementeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 50, tweede lid, wordt «artikel 9, eerste lid, artikel 13, tweede lid, en artikel 15, tweede lid,» vervangen door: artikel 9, eerste lid, artikel 13, tweede lid, artikel 15, tweede lid, en artikel 89a, eerste lid,.

B

In artikel 69, eerste lid, wordt «artikel 50, eerste lid, of artikel 52, eerste lid,» vervangen door: artikel 50, eerste lid, artikel 52, eerste lid, of artikel 89g, eerste lid,.

C

Het opschrift van hoofdstuk 10 komt te luiden: HOOFDSTUK 10. TOEPASSING VAN DE EG-MEDEDINGINGSREGELS

D

In hoofdstuk 10 wordt voor artikel 88 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 87a

In dit hoofdstuk en in hoofdstuk 11 wordt onder verordening verstaan: verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1).

E

Artikel 88 komt te luiden:

Artikel 88

De directeur-generaal wordt aangemerkt als de mededingingsautoriteit voor Nederland in de zin van de verordening en oefent de krachtens artikel 5 van de verordening bestaande bevoegdheid uit om de artikelen 81 en 82 van het Verdrag toe te passen, alsmede de krachtens artikel 84 van het Verdrag bestaande bevoegdheid om te beslissen over de toelaatbaarheid van mededingingsafspraken en over het misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt.

F

In artikel 89 wordt «de hoofdstukken 3, § 4, 6, 7 en 9» vervangen door: de hoofdstukken 6, 7 en 9 en, ingeval van toepassing van artikel 84 van het Verdrag, hoofdstuk 3, § 4.

G

In hoofdstuk 10 worden na artikel 89 tien nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 89a

1. De directeur-generaal oefent de krachtens artikel 29, tweede lid, van de verordening bestaande bevoegdheid uit tot het buiten toepassing verklaren van een groepsvrijstelling.

2. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

3. Een beschikking op grond van het eerste lid treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging.

Artikel 89b

1. Met het verlenen van bijstand bij een inspectie als bedoeld in artikel 20, eerste lid, dan wel artikel 21, eerste lid, van de verordening door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, zijn belast de krachtens artikel 50, eerste lid, aangewezen ambtenaren.

2. Artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

3. Bij verzet tegen een inspectie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, verlenen de aangewezen ambtenaren de nodige bijstand om de Commissie van de Europese Gemeenschappen in staat te stellen de inspectie te verrichten, zo nodig met behulp van de sterke arm.

Artikel 89c

1. Voor het verlenen van de nodige bijstand indien een onderneming of ondernemersvereniging zich verzet tegen een inspectie als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de verordening door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is voor zover de inspectie een doorzoeking omvat, een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam.

2. De rechter-commissaris toetst het verzoek tot machtiging overeenkomstig artikel 20, achtste lid, van de verordening. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.

3. De rechter-commissaris kan bij de inspectie aanwezig zijn.

Artikel 89d

1. Voor het uitvoeren van een inspectie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de verordening door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in andere gebouwen, terreinen en vervoermiddelen dan die van ondernemingen en ondernemersverenigingen, waaronder de woningen van directeuren, bestuurders en andere personeelsleden, is een voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank te Rotterdam. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.

2. De rechter-commissaris toetst het verzoek tot machtiging overeenkomstig artikel 21, derde lid, van de verordening. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen.

3. De rechter-commissaris kan bij de inspectie aanwezig zijn.

4. Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel in afwijking van de artikelen 2, 3 en 8 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 89e

1. Een machtiging als bedoeld in artikel 89c, eerste lid, of artikel 89d, eerste lid, is met redenen omkleed en ondertekend en vermeldt:

a. de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;

b. de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging is gegeven;

c. de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen de inspectie heeft gelast;

d. de dagtekening.

2. De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die waarop zij is gegeven.

3. Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel in afwijking van artikel 6 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 89f

1. De ambtenaar die bijstand heeft verleend bij een inspectie in een woning of bij een doorzoeking van een andere plaats dan een woning, maakt op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent de inspectie.

2. In het verslag vermeldt hij:

a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;

b. de dagtekening van de machtiging en de naam van de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven;

c. de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen de inspectie heeft gelast;

d. de plaats van de inspectie en de naam van degene bij wie de inspectie is verricht;

e. de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop de inspectie is begonnen en is beëindigd;

f. hetgeen tijdens de inspectie is verricht en overigens is voorgevallen;

g. de namen of nummers en de hoedanigheid van de overige personen die aan de inspectie hebben deelgenomen.

3. Het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop de inspectie is beëindigd, toegezonden aan de rechter-commissaris die de machtiging heeft gegeven.

4. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop de inspectie is beëindigd, aan degene bij wie de inspectie is verricht, uitgereikt of toegezonden. Indien het doel van de inspectie daartoe noodzaakt, kan deze uitreiking of toezending worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van dit doel het toestaat. Indien het niet mogelijk is het afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt de rechter-commissaris of de ambtenaar die de bijstand heeft verleend, het afschrift gedurende zes maanden beschikbaar voor degene bij wie de inspectie is verricht.

5. Voor zover het een inspectie in een woning betreft, geldt dit artikel in afwijking van de artikelen 10 en 11 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 89g

1. Met het verrichten van een inspectie als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de verordening door de mededingingsautoriteit op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, zijn belast de krachtens artikel 50, eerste lid, aangewezen ambtenaren.

2. De aangewezen ambtenaren beschikken voor het verrichten van de inspectie over de bevoegdheden die hun ingevolge hoofdstuk 6 zijn toegekend ter uitoefening van toezicht en onderzoek.

Artikel 89h

1. De directeur-generaal of de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan, niet optredende als partij, bij de behandeling van een beroep bij de administratieve rechter schriftelijke opmerkingen maken ingevolge artikel 15, derde lid, eerste alinea, van de verordening, indien de directeur-generaal of de Commissie van de Europese Gemeenschappen de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De rechter kan daarvoor een termijn bepalen. Met toestemming van de rechter kunnen zij ter zitting ook mondelinge opmerkingen maken.

2. Op een verzoek ingevolge artikel 15, derde lid, tweede alinea, van de verordening verstrekt de rechter aan de directeur-generaal en de Commissie van de Europese Gemeenschappen alle in die bepaling bedoelde stukken. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun mening geven over de te verstrekken stukken.

3. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn reageren op de opmerkingen van de directeur-generaal of de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De rechter kan partijen in staat stellen op elkaars opmerkingen te reageren.

Artikel 89i

1. Indien de administratieve rechter inlichtingen of advies wil vragen ingevolge artikel 15, eerste lid, van de verordening, doet hij aan partijen schriftelijk opgave van de te stellen vragen en de te verzenden stukken.

2. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn schriftelijk hun mening omtrent de te stellen vragen en de te verzenden stukken geven.

3. De griffier zendt een afschrift van het antwoord op het verzoek om inlichtingen of van het advies aan partijen.

4. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun mening over het antwoord of het advies geven.

Artikel 89j

Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de verordening verstrekt de griffier onverwijld een afschrift van de uitspraak van de administratieve rechter met betrekking tot de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt, behalve wanneer het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad of uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft, door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de administratieve rechter de bescherming van zwaarwegende belangen van partijen of van derden daartoe aanleiding geeft, kan de griffier volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van de uitspraak.

H

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

Gegevens of inlichtingen omtrent een onderneming, welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet zijn verkregen, met uitzondering van inlichtingen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de verordening, mogen uitsluitend voor de toepassing van deze wet en de verordening worden gebruikt.

I

In artikel 91, onder 1°, wordt na «een buitenlandse instelling,» ingevoegd: anders dan een mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 12 van de verordening,.

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Wet Uitvoering EG-mededingingsverordeningen wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a tot en met d vervallen.

2. De onderdelen e en f worden geletterd tot a en b.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 28, zevende lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Ingevolge artikel 15, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) verstrekt de griffier onverwijld een afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen met betrekking tot de toepassing van artikel 81 of 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt, behalve wanneer het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad betreft, door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de griffier de bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, daartoe aanleiding geeft, kan de griffier volstaan met de verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van het vonnis, het arrest of de beschikking.

B

Na de vijfde afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

VIJFDE AFDELING ADE DIRECTEUR-GENERAAL VAN DE NEDERLANDSE MEDEDINGINGSAUTORITEIT EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 44a

1. De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken ingevolge artikel 15, derde lid, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), indien deze de wens daartoe te kennen heeft gegeven. Met toestemming van de rechter kan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen ook mondelinge opmerkingen maken. De rechter kan daartoe een roldatum bepalen.

2. Op een verzoek ingevolge artikel 15, derde lid, tweede alinea, van de verordening verstrekt de rechter aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen de in die bepaling bedoelde stukken. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun mening over de te verstrekken stukken geven.

3. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn op de opmerkingen van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit of de Commissie van de Europese Gemeenschappen reageren.

C

Het opschrift van de zevende afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek komt als volgt te luiden:

ZEVENDE AFDELINGINLICHTINGEN OVER BUITENLANDS RECHT EN COMMUNAUTAIR MEDEDINGINGSRECHT

D

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «(Trb. 1968, 142)» ingevoegd: dan wel inlichtingen of advies wil vragen ingevolge artikel 15, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1).

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De rechter stelt de inhoud van het verzoek om inlichtingen of advies in een tussenbeslissing vast. Voor zover het inlichtingen over buitenlands recht betreft, neemt hij artikel 4 van de Overeenkomst daarbij in acht.

E

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «inlichtingen» ingevoegd: of van het advies.

2. In het tweede lid wordt na «het antwoord» ingevoegd: of het advies.

ARTIKEL IV

1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt:

a. in de in artikel I voorgestelde artikelen 88, 89a en 89h «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad;

b. in het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 90 «deze wet en de verordening» vervangen door: deze wet, de verordening, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet;

c. in de in artikel III, onderdeel A, voorgestelde vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit»;

d. artikel 5b, tweede lid, van de Mededingingswet vervangen door:

2. Onze Minister kan de raad instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede metbetrekking tot het door de raad in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), met dien verstande dat een instructie voor een standpunt in een adviescomité waarin individuele zaken worden besproken, geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten van een individueel geval.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan deze wet, dan wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerstgenoemde wet:

a. in de artikelen 88, 89a en 89h van de Mededingingswet «directeur-generaal» telkens vervangen door: raad;

b. in de vijfde afdeling A van de eerste titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering «directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: «raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit».

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken 27 639) tot wet is of wordt verheven en deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop de eerstgenoemde wet in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

a. artikel I , onderdeel K, komt te luiden:

K

In artikel 90 wordt «deze wet en de verordening» vervangen door: deze wet, de verordening, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet;

b. het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 5b, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister kan de raad instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, alsmede met betrekking tot het door de raad in te nemen standpunt in een adviescomité als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), met dien verstande dat een instructie voor een standpunt in een adviescomité waarin individuele zaken worden besproken, geen betrekking heeft op de mededingingsaspecten van een individueel geval.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 mei 2004. Indien het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 april 2004, treedt zij in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Justitie,

Naar boven