29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2015

Met deze brief ontvangt u de gebundelde beleidsreactie op de vier rapporten van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) over de reclasseringsorganisaties die in de periode maart 2014 tot en met mei 2015 zijn gepubliceerd. Het betreft de volgende rapporten:

  • Twee doorlichtingen van Reclassering Nederland (RN), regio Limburg en Rotterdam. Per abuis zijn deze rapporten niet eerder aan uw Kamer aangeboden en daarom als bijlagen bij deze brief gevoegd1.

  • Doorlichting van Bouman GGz, afdeling reclassering in Rotterdam, een instelling die onderdeel is van de Stichting Verslavingsreclassering GGz (zie bijlage bij Kamerstuk 29 270, nr. 95).

  • Doorlichting van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering – regio Rotterdam. Ook dit rapport is bijgevoegd2.

Het doel van de doorlichtingen van de drie reclasseringsorganisaties is na te gaan wat de kwaliteit van de taakuitvoering is op het gebied van maatschappelijke re-integratie, de rechtspositie, organisatieaspecten, veiligheid en taakspecialismen. In 2015 richt de IVenJ haar toezicht vooral op twee onderwerpen: het reclasseringstoezicht en de samenwerking met opdrachtgevers.

Doorlichtingen van de organisaties

Algemeen beeld

De IVenJ beoordeelt bij alle organisaties de kwaliteit van de uitvoering van de reclasseringstaken overwegend positief tot positief. Zo oordeelt de IVenJ positief over het borgen van de rechtspositie, de inhoud van de adviezen en de inzet voor de ketensamenwerking. Zo ziet de IVenJ de organisaties participeren in regionaal ketenoverleg, in regionale pilots, maar ook praktisch door het delen van huisvesting. Ook is de IVenJ overwegend positief over de professionalisering binnen de organisaties en het lerend vermogen. De IVenJ rapporteert ook aandachtspunten. Zo is zij kritisch over de vraag hoe de ambitie om een toezicht, werkstraf of advies tijdig tot stand te brengen zich verhoudt tot de toenemende vraag naar reclasseringsproducten en een krimpend budget. De aanbevelingen van de IVenJ ten aanzien van tijdigheid zijn zowel gericht aan de reclasseringsorganisaties, als aan het Openbaar Ministerie (OM). Een goede uitvoering van reclasseringsactiviteiten is immers mede afhankelijk van het OM.

Voorts heeft de IVenJ voor alle doorgelichte organisaties aanbevelingen, zoals het verbeteren van het proces voor het vaststellen van de identiteit, het verbeteren van de veiligheid op een specifieke locatie, het uitvoeren van een cliënttevredenheidsonderzoek en het zorgdragen voor een volledige verslaglegging in IRIS (het registratiesysteem van de drie reclasseringsorganisaties). De organisaties hebben deze aanbevelingen actief opgepakt. Zij zoeken hier zowel regionaal als landelijk als met de ketenpartners samenwerking, bijvoorbeeld door actieve voorlichting van medewerkers en aanpassing van werkprocessen.

Per organisatie

Voor RN geldt dat de IVenJ de kwaliteitsborging bij de interne reorganisatie als aandachtspunt zag. De IVenJ constateerde dat het ten tijde van de doorlichtingen nog te vroeg was om daar een oordeel over te vormen, hoewel zij tussen de eerste doorlichting (Limburg) en de doorlichting daarna (Rotterdam) al positieve ontwikkelingen constateerde. Bij het tussentijds toezicht een jaar later, bij RN regio Limburg, was het oordeel van de IVenJ dat er forse vooruitgang was geboekt. RN heeft hier in het reorganisatieproces veel aandacht aan besteed met kwaliteitsstandaarden, gerichte inzet van kwaliteitsfunctionarissen en een landelijk aanbod gericht op deskundigheidsbevordering. De IVenJ heeft aangekondigd dit punt bij de komende doorlichting opnieuw te zullen toetsen.

De IVenJ is positief over de invulling van de reclasseringstaken door Bouman GGz reclassering. De verbeterpunten zijn de eerder genoemde punten voor alle organisaties, de tijdige levering advies en verbetering van de uitvoering van het toezicht. Bouman GGz reclassering heeft voor de aanbevelingen uit het inspectierapport een plan van aanpak opgesteld. In het kader van het kwaliteitskeurmerk «Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector» vindt medio 2015 een audit plaats om te zien in hoeverre het plan van aanpak is gerealiseerd en de aanbevelingen van de IVenJ zijn doorgevoerd.

Het Leger des Heils regio Rotterdam heeft het onderzoek in mei ontvangen. Het oordeel van de IVenJ was overwegend positief. Naast de aanbevelingen genoemd bij alle organisaties en aanbevelingen op de hieronder beschreven taakspecialismen, heeft de IVenJ geadviseerd gebruik te maken van referenten bij het opstellen van een advies en deel te nemen aan een casusoverleg in het Veiligheidshuis. Het Leger des Heils regio Rotterdam beziet momenteel op welke manier hij de aanbevelingen van de IVenJ kan oppakken.

De reclasseringsadviezen

De IVenJ constateert dat de inhoud van de adviezen voldoet aan de verwachtingen en normen. Er wordt vaak gebruik gemaakt van diagnostische instrumenten om de adviezen te onderbouwen. De belangrijkste aanbeveling van de IVenJ gaat over de tijdige levering van adviezen en is zowel gericht aan het OM, als aan de reclasseringsorganisaties. Voor een kwalitatief goede advisering aan de Rechtspraak is een tijdig geleverd reclasseringsadvies noodzakelijk. De IVenJ ziet als een belangrijke oorzaak voor de niet-tijdige levering van adviezen, dat veel door het OM gevraagde adviezen niet of zeer laat zijn voorzien van een zittingsdatum. Dit is voor het werkproces van de reclassering een belangrijke randvoorwaarde. Met de reclasseringsorganisaties heb ik afspraken gemaakt over tijdige levering van adviezen. Daarnaast werken de ketenpartners gezamenlijk, zowel regionaal als landelijk aan het inzicht krijgen in de werkprocessen, teneinde verbetermaatregelen te kunnen nemen. Op een aantal van deze maatregelen vanuit het OM kom ik later in deze brief terug. Een ander mooi voorbeeld is een best practice in de regio Rotterdam, waar in samenwerking met een Penitentiaire Inrichting de aanlevertijden van adviezen aanzienlijk verbeterd zijn. Heel concreet voldoet het Leger des Heils regio Rotterdam in de meest recente doorlichting op dit punt overwegend aan de verwachtingen van de IVenJ. Ik zie dus signalen dat er een positieve tendens ontstaat. Of deze tendens bestendigt, moet de toekomst uitwijzen. Voor nu blijf ik dit, in samenwerking met de ketenpartners, nauwgezet volgen.

Toezicht

De IVenJ is positief over de aandacht voor begeleiding naast de controlerende taak. De kritiekpunten van de IVenJ liggen met name op het gebied van methodisch werken en tijdig starten van het toezicht. Met methodisch werken doelt de IVenJ op het meer dynamisch toepassen van toezichtovereenkomsten, doelen meer SMART formuleren, het toezicht vaker tussentijds evalueren, vaker uitvoeren van herdiagnostiek en vaker verzoeken om wijziging van de bijzondere voorwaarden. De IVenJ ziet in deze aandachtspunten een relatie met de hoge werkdruk die de reclasseringswerkers ervaren. Dit wordt ook door de reclasseringsorganisaties herkend. De aanbevelingen ten aanzien van methodisch werken, worden door de reclasseringsorganisaties ter harte genomen. Zo worden aanpassingen gedaan aan de kwaliteitsstandaarden of een verbetertraject gestart.

Gedragsinterventies

De uitvoering van gedragsinterventies voldoet vrijwel volledig aan de normen en verwachtingen van de IVenJ. De kwaliteit van de uitvoering wordt goed geborgd door een landelijk team in een samenwerking met de drie reclasseringsorganisaties. Bij de meeste organisaties is er een goede samenwerking tussen toezichthouder en trainer. De beperkte aanbeveling op dit taakspecialisme is reeds opgepakt en verwerkt in een landelijke richtlijn voor 3-gesprekken tussen mentor, trainer en gedetineerde.

Werkstraffen

In 2014 voerde alleen RN werkstraffen uit. De werkstraffen worden volgens de IVenJ op een juiste wijze uitgevoerd en er is voldoende aandacht voor de achtergrond van de werkgestrafte bij de plaatsing en er volgt een adequate reactie bij ongeoorloofd afwezigheid van de werkgestrafte of bij afwijkingen bij projectplaatsen. De IVenJ vraagt aandacht voor voldoende gevarieerd aanbod van projectplaatsen. Daarnaast acht de IVenJ de starttijd van de werkstraffen te lang. In beide regio’s signaleert de IVenJ een instroom aan werkstraffen boven het financiële kader. Om de hoge instroom op te vangen heeft mijn voorganger voor 2015 binnen het budgettaire kader, door verlaging van het tarief, ruimte gevonden om de werkstraffen uit te laten voeren, in 2015 ook door de SVG en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering

Ketensamenwerking

De IVenJ constateert dat de reclasseringsorganisaties zich inzetten voor het verbeteren van de ketensamenwerking. Een aantal aanbevelingen van de IVenJ om de uitvoering van het reclasseringswerk te verbeteren, zijn deels gericht aan het OM, deels aan de reclasseringsorganisaties. Het gaat daarbij om aanbevelingen die in het verlengde liggen van het verbeterprogramma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB). In dat kader wordt samen met ketenpartners gewerkt aan het tijdig starten van werkstraffen en reclasseringstoezichten. Het WODC heeft in het kader van het programma USB een monitor ontwikkeld waardoor er zicht is ontstaan op het presteren van de keten. Daar waar het presteren nog niet het gewenste resultaat heeft, worden verbeterinitiatieven in gang gezet om de startsnelheid te verhogen. Het tijdig starten van de tenuitvoerlegging is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ketenpartners, maar is ook één van mijn beleidsprioriteiten. Naast de inzet vanuit mijn departement wordt er ook door het OM, in samenwerking met de Rechtelijke Macht, gewerkt aan verbetering van de doorlooptijden. Zo worden er logistieke centra (zogenaamde Verkeertorens ++) ingericht door OM en ZM per arrondissement en wordt vanuit de Taskforce OM-ZM gewerkt aan flexibel omgaan met zittingscapaciteit. In de voortgangsrapportages aan uw Kamer over het Programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) komt dit uitgebreider aan bod. Ten slotte vinden er ook op regionaal niveau initiatieven plaats, om op basis van meer inzicht in de werkprocessen en de doorlooptijden verbeteringen aan te brengen.

Tot slot

Ik constateer dat de IVenJ overwegend positief is over de reclasseringsorganisaties die zijn doorgelicht. Het stemt mij tevreden dat veel van de aanbevelingen door de organisaties zijn opgepakt en inmiddels hebben geleid tot verbeteringen. Ik heb grote waardering voor de voortvarendheid waarmee dit is gedaan en de samenwerking die zij onderling en met ketenpartners zoeken.

Ik onderken de spanning tussen de beleidsprioriteit van tijdig uitvoeren en de bezuinigingen en de toegenomen instroom. Uiteraard ben ik mij zeer bewust dat dit voor de reclasseringsorganisaties een moeilijke combinatie is en dat dit druk legt op de medewerkers. Ik monitor de ontwikkelingen ten aanzien van de instroom en de uitputting van het beschikbare kader nauwgezet en ben hierover met de reclasseringsorganisaties in gesprek. Vóór de begrotingsbehandeling in november 2015 zal ik uw Kamer informeren over de financiële situatie, wachtlijsten en werkvoorraden bij de reclassering, met het oog op het begrotingsjaar 2016.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven