29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 90 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2014

Hierbij bied ik u het rapport Justitiële Inrichting Caribisch Nederland van de Raad van de Rechtshandhaving (hierna: de Raad) aan1. Bij brief van 10 februari 2014 heb ik u reeds het rapport Stichting Reclassering Caribisch Nederland van de Raad aangeboden.2 Beide rapporten zijn het resultaat van twee recent uitgevoerde doorlichtingsonderzoeken binnen het domein van de sanctietoepassing in Caribisch Nederland. Ik wil derhalve van deze gelegenheid gebruik maken om u mijn reactie bij beide rapporten aan te bieden.

Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN)

Bevindingen Raad voor de Rechtshandhaving

De Raad is over het algemeen positief over de gang van zaken in de JICN. Een hecht team medewerkers zet op betrokken wijze een verantwoord «detentieproduct» neer. De omstandigheden waarbinnen dit alles plaatsvindt, zijn niet altijd optimaal, maar met een flinke dosis creativiteit en improvisatievermogen draait thans een professionele organisatie. De gedetineerden komen daarbij, bezien vanuit het toegepaste toetsingskader, betrekkelijk weinig tekort. Er is sprake van wederzijds respect tussen medewerkers en gedetineerden, hetgeen volgens de Raad een belangrijke basis is om binnen een penitentiaire setting met elkaar samen te werken.

Behoudens de veelal positieve bevindingen ziet de Raad op een aantal onderwerpen ruimte tot verbetering, met name op het gebied van de rechtspositie van gedetineerden. Zo beveelt de Raad aan om middelen beschikbaar te stellen om alle containercellen in gelijke mate te voorzien van warmtewerende voorzieningen. Tevens bevat het rapport een aanbeveling aan de JICN om te bewerkstelligen dat medewerkers in voldoende mate zijn geëquipeerd in het omgaan met fysieke agressie. Voorts gaat de Raad in het laatste hoofdstuk van het rapport in op de uitwisseling van detentiecapaciteit tussen de BES en de landen Aruba, Curaçao en St. Maarten, waarin zij onder andere kritisch oordeelt over het transport van gedetineerden binnen de BES-eilanden.

Beleidsreactie

In 2007 stelde het Europees Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling (kortweg: CPT) vast dat het toenmalige huis van bewaring op Bonaire in vele opzichten niet voldeed aan de eisen. Naar aanleiding van dit kritische rapport en vooruitlopend op de in gang gezette staatkundige hervormingen van de Nederlandse Antillen is de JICN een verbetertraject gestart met ondersteuning van de Nederlandse Dienst Justitiële Inrichtingen. Het positieve oordeel van de Raad over de JICN bevestigt de inspanningen die sinds 2008 zijn geleverd om het kwaliteitsniveau van de sanctietoepassing in de JICN voldoende op orde te krijgen.

Op een aantal aanbevelingen heeft de JICN reeds concreet actie ondernomen. Zo is het stelselmatig controleren van de mutaties die de bevolkingsadministratie uitvoert, thans onderdeel van het managementcontract en zijn reeds zonwerende gordijnen door de inrichting besteld. Met betrekking tot verbetermaatregelen van het gebouw, zal een nauwkeurige afweging worden gemaakt in hoeverre aanpassingen (financieel) wenselijk zijn alvorens de nieuwbouwlocatie eind 2015 in gebruik zal worden genomen. Dit geldt ook voor de aanbeveling die zich richt op het – binnen een redelijke termijn – realiseren van detentiecapaciteit op de Bovenwinden. Ik heb reeds toegezegd dat een aantal cellen van de huidige JICN-locatie wordt overgeplaatst naar Sint Eustatius, nadat de nieuwbouwlocatie in gebruik is genomen.

De Raad wendt zich bij één aanbeveling direct tot mij. Zij verzoekt mij de mogelijkheden te bezien om (handelings-)ruimte te bieden aan directieleden van detentievoorzieningen in de onderscheiden landen om zoveel mogelijk zelfstandig te handelen indien zich, naar hun gezamenlijke, professionele oordeel, de noodzaak voordoet tot urgente uitplaatsing en uitwisseling van gedetineerden. Bedoelde handelingen kunnen vervolgens -ex post- door de daarvoor (in formele zin) verantwoordelijke autoriteiten getoetst en geautoriseerd worden.

De uitwisseling van gedetineerden tussen verschillende landen is nadrukkelijk een ministeriële verantwoordelijkheid. Hiertoe is op 8 januari 2014 een onderlinge regeling ten behoeve van de samenwerking tussen de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit ondertekend door de Ministers van Justitie van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.3 Het is uiteraard geenszins de bedoeling dat vanwege procedurele eisen het overplaatsingsproces van gedetineerden – binnen de vastgestelde termijn – langer duurt dan nodig. Extra oplettendheid van de samenwerkende landen is hiertoe geboden.

Stichting Reclassering Caribisch Nederland (SRCN)

Bevindingen Raad voor de Rechtshandhaving

De Raad concludeert dat de SRCN over het algemeen op consciëntieuze wijze inhoud geeft aan de reclasseringswerkzaamheden, waarbij op een positieve wijze wordt omgegaan met de reclassent en zijn rechtspositie. De SRCN wordt als een gewaardeerde ketenpartner beschouwd en bestaat uit een team van medewerkers dat veel potentie heeft en vol enthousiasme, bevlogenheid, creativiteit en een hoge mate van betrokkenheid omgaat met de uitvoering van de reclasseringstaken.

Uit de inspectie blijkt dat de uitvoering van de verschillende reclasseringstaken door de SRCN op verschillende punten voldoet aan de verwachtingen van de Raad. De Raad constateert echter ook dat de komende jaren op een aantal punten verbetering nodig is en doet hiertoe aanbevelingen. Zo acht zij de professionalisering van de organisatie noodzakelijk, waarbij de SRCN zich dient te richten op het bevorderen van de deskundigheid van medewerkers in het reclasseringswerk en het creëren van een solide fundament in de vorm van methodisch werken voor de verschillende reclasseringstaken. Hiertoe adviseert de Raad te investeren in de implementatie van praktische werkinstructies, casuïstiek- en caseloadbespreking en/of diagnostisch meetinstrument om te komen tot risicotaxatie en -beheersing.

De Raad erkent dat diverse complicerende factoren het «professionaliseringsproces» bemoeilijken en vertragen. Het verloop van gekwalificeerd personeel bij de SRCN is moeilijk op te vangen door het gebrek aan vervangend gekwalificeerd personeel op de BES eilanden. Dit compliceert de borging van de opgebouwde kennis en ervaring. Daarnaast heeft de SRCN te maken met een grote geografische afstand waarover de aansturing en uitvoering van de taken moet plaatsvinden, hetgeen de uitvoering van de reclasseringstaken op de Bovenwindse eilanden bemoeilijkt. Anderzijds maakt juist de kleinschaligheid van de eilanden het lastig om de professionele afstand in acht te nemen, vanwege het gegeven dat velen elkaar op de eilanden kennen.

Beleidsreactie

Allereerst constateer ik dat de Raad een gedegen onderzoek heeft gedaan naar de (uitvoering van de) reclasseringswerkzaamheden op Caribisch Nederland. Het rapport geeft wat mij betreft een getrouw beeld van de lokale situatie en ik ben verheugd dat de SRCN volgens de Raad een gewaardeerde ketenpartner is in de Justitieketen in Caribisch Nederland. De Raad stelt in zijn rapport dat het wenselijk is om de komende jaren te professionaliseren, bijvoorbeeld op het gebied van de reclasseringswerkers en het ontwikkelen van een methodisch fundament in de uitvoering van de reclasseringswerkzaamheden.

Tegen deze achtergrond heb ik de SRCN verzocht naar aanleiding van het inspectierapport en met inachtneming van de beperkte beschikbare financiële middelen een meerjarenplan op te stellen ter bevordering van de professionalisering van de reclasseringswerkers en het creëren van een methodisch fundament als basis voor de uitvoering van de reclasseringsactiviteiten. Hierbij zal expliciet rekening worden gehouden met de omstandigheden, mogelijkheden en beperkingen van Caribisch Nederland en het beschikbare financiële kader, alsmede met de positie van het slachtoffer.

Het meerjarenplan zal ten minste bestaan uit de onderdelen: methodisch instrumentarium, procedures & organisatie en opleiding & vakmanschap. De investeringen van de SRCN op deze verschillende onderdelen zullen gericht zijn op de uitbreiding en borging van methodische instrumentaria en werkprocessen voor alle reclasseringstaken, waarbij aandacht voor het slachtoffer geïntegreerd is. Daarnaast zal worden gestreefd naar de «vakvolwassenheid» van de medewerkers van het team, waardoor de kwaliteit van de uitvoering en verankering van de kennis en expertise gewaarborgd is. Ik verwacht dit meerjarenplan vóór de zomer van 2014 te ontvangen.

Tot slot

Ik ben verheugd te constateren dat de Raad met betrekking tot zowel de JICN als de SRCN, twee belangrijke partners in de justitieketen in Caribisch Nederland, over het algemeen positief oordeelt. Ik zal erop toezien dat het bereikte kwaliteitsniveau bij beide organisaties wordt geborgd, alsmede dat de aandachtspunten die nog verdere verbetering behoeven, daar waar past binnen de financiële en contextuele mogelijkheden, worden opgepakt. De uitvoering van de aanbevelingen zal ik nauwgezet monitoren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 29 270, nr. 88

Naar boven