29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 74 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2013

1. Inleiding

Hierbij ontvangt u mijn reactie op de derde meting van de monitor nazorg ex-gedetineerden en bied ik u tevens de factsheet «nazorgproblematiek 18 t/m 26 jarige gedetineerden» aan1. De monitor nazorg ex-gedetineerden van het WODC is ontwikkeld om de problemen die (ex-)gedetineerden hebben op het gebied van identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en zorg in kaart te brengen. Concreet wordt in de monitor gekeken in welke mate (ex-)gedetineerden een identiteitsbewijs (ID-bewijs), inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling hebben op drie momenten in de tijd:

  • (1) op het moment dat zij een PI binnenkomen;

  • (2) op het moment dat hun detentie wordt beëindigd;

  • (3) op het moment dat zij zich zes maanden in de vrije samenleving bevinden.

De factsheet is gebaseerd op de gegevens uit de monitor maar geeft een specifiek beeld van de doelgroep 18 t/m 26 jaar.

2. Belangrijkste resultaten

Dit is de derde keer dat de monitor nazorg is uitgevoerd. De resultaten van deze meting hebben betrekking op gedetineerden die langer dan 2 weken vastzitten en zijn vergeleken met de resultaten van de twee eerdere metingen. De resultaten voor de situatie voor detentie en bij ontslag uit detentie geeft een goed beeld van de veranderingen door de tijd heen.

 

2008

2009

2010

Voor detentie

Bij ontslag

Voor detentie

Bij ontslag

Voor detentie

Bij ontslag

Identiteitsbewijs

84,7

85,3

86,0

86,0

84,2

84,2

Inkomen

77,3

58,1

72,4

61,6

71,01

61,7

Huisvesting

84,5

84,3

84,6

86,1

80,9

83,2

Schulden2

71,0

 

73,2

 

73,1

 

Zorg3

29,5

 

27,8

 

29,4

 
X Noot
1

Van de gedetineerden met inkomen voor detentie verkreeg 38,1% dit uit arbeid, 33,4% had een bijstandsuitkering en 16,7% ontving een WIA/ Wajonguitkering.

X Noot
2

In het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) is nog geen informatie bekend over schulden en zorg bij ontslag.

X Noot
3

In het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) is nog geen informatie bekend over schulden en zorg bij ontslag.

Bij ontslag uit detentie is het percentage gedetineerden dat een identiteitsbewijs heeft hetzelfde als bij binnenkomst. Dit percentage is iets lager dan in 2008 en 2009. Bij het behouden en verkrijgen van een inkomen tijdens detentie worden min of meer dezelfde resultaten als in voorgaande jaren geboekt. Bij ontslag uit detentie hebben meer gedetineerden huisvesting dan bij binnenkomst. Het percentage is wel iets lager dan in 2008 en 2009.

Situatie zes maanden na detentie

Hiervoor ben ik ingegaan op de situatie vlak na detentie. Voorts gaat de monitor in op de situatie zes maanden na detentie.

  • Zes maanden na detentie beschikt 94,0%2 van de ex-gedetineerden over een geldig legitimatiebewijs. Vergeleken met de situatie bij ontslag is er sprake van een verbetering.

  • Bijna 90% van de ex-gedetineerden heeft zes maanden na detentie een inkomen. Ruim de helft heeft een bijstanduitkering en bijna een derde heeft een andere uitkering. Een klein deel heeft inkomen uit arbeid.

  • Van de ex-gedetineerden heeft 80,8% huisvesting zes maanden na detentie. 43,3% heeft zelfstandige woonruimte zoals een huurhuis of koopwoning.

  • Van de gedetineerden is van bijna 40% zes maanden na detentie de schuld (bij de gemeenten) in beeld. Hoewel het hebben van schulden re-integratie bemoeilijkt, is het essentieel dat schulden in elk geval in beeld zijn.

  • Van de ex-gedetineerden heeft ongeveer driekwart zes maanden na detentie contact met een zorginstelling. Dit percentage is aan de hoge kant door de selectieve groep gedetineerden waarvan Amsterdam via de GGD informatie kon aanleveren. Dit hoge percentage is niet per definitie een verslechtering: door een zorgcontact kan ook aan de oplossing van een probleem gewerkt worden.

Justitieel profiel en voorspelde recidivekans en de problematiek op de leefgebieden

Voor detentie speelt de justitiële voorgeschiedenis een rol bij de situatie op de leefgebieden. Zo hebben gedetineerden die ouder waren ten tijde van de eerste veroordeling een grotere kans op inkomen voor aanvang van de laatste detentie en een kleinere kans op schulden. Als het gaat om verandering in de problematiek op de leefgebieden, dan is detentieduur het meest belangrijk. Hoe langer de detentie, des te groter de kans om legitimatie, inkomen en huisvesting te verkrijgen. Daar staat tegenover dat de kans om inkomen te verliezen tijdens detentie ook toeneemt naarmate de detentieduur stijgt.

Er is daarnaast een duidelijke samenhang tussen de voorspelde recidivekans en de situatie voor detentie. Gedetineerden met een hoge recidivekans beschikken voor detentie minder vaak over een legitimatiebewijs en huisvesting en hebben vaker schulden en zorg dan gedetineerden met een lagere recidivekans.

3. Beleidsreactie op de resultaten van de derde monitor nazorg.

De Monitor Nazorg geeft inzicht in de omstandigheden van de gedetineerden binnen het Nederlandse gevangeniswezen. Ik vind het belangrijk om te weten wie de groep gedetineerden is voor wie de problemen op de leefgebieden het grootst is en hoe de voorspelde recidivekans samenhangt met de problematiek voor detentie. Door dit in beeld te brengen kan ook beter ingespeeld worden op de wijze waarop, en aan wie we nazorg aanbieden.

Over het algemeen zijn de resultaten van de derde meting in overeenstemming met de resultaten uit de eerdere metingen. De opvallendste verschillen tussen de drie metingen zijn:

In 2008 en 2009 was de problematiek van gedetineerden op het leefgebied inkomen voor detentie minder groot dan in 2010. Van degenen met inkomen komt het inkomen in 2010 minder vaak voort uit arbeid. Ik vind het juist belangrijk dat mensen zo snel mogelijk na detentie weer een betaalde baan hebben. Met de modernisering van de penitentiaire arbeid wil ik gedetineerden beter voorbereiden op de arbeidsmarkt.

In de paragraaf over de verandering in problematiek op de leefgebieden (tabel 7 Monitor Nazorg) wordt duidelijk dat het behouden van een identiteitsbewijs, inkomen en huisvesting voor diegenen die hier voor detentie over konden beschikken, in 2010 beter gaat dan in 2009. Aan de andere kant zien we dat het verkrijgen van huisvesting van gedetineerden die voor detentie geen huisvesting hadden in 2010 relatief minder succesvol was dan in de voorgaande jaren. Omdat het ontbreken van huisvesting een grotere kans op recidive geeft vind ik het belangrijk dat een ex-gedetineerde zo snel mogelijk na detentie (eigen) huisvesting heeft. Dit vraagt niet alleen inzet van het gevangeniswezen, maar ook van gemeenten en woningbouwcorporaties.

In vergelijking met de eerste en tweede meting van de monitor nazorg ex-gedetineerden lukt het beter om detentieschade te voorkomen: de mate van verlies van legitimatiebewijs, inkomen en huisvesting tijdens detentie is gedaald. Aan de andere kant lukt het minder goed om de basisvoorwaarden voor re-integratie op het gebied van identiteitsbewijs, inkomen en onderdak te regelen voor diegenen die hier voor detentie niet over konden beschikken.

Hoe langer een gedetineerde vastzit, hoe groter de kans is dat hij aan het einde van zijn detentie beschikt over een legitimatiebewijs, inkomen en huisvesting. Aan de andere kant zie ik dat het effect van detentieduur op het gebied van inkomen tweeledig is. Voor gedetineerden die voor detentie al een inkomen hadden, resulteert een langere detentie in een grotere kans om het inkomen te verliezen. Het hebben van een inkomen direct na detentie, bij voorkeur middels betaald werk, vraagt uiteindelijk vooral de inzet van de gedetineerde zelf.

De oplossingen voor de problematiek voor (en na) detentie ligt niet alleen binnen het gevangeniswezen. Vanaf 2009 werkt het ministerie van Veiligheid en Justitie binnen het samenwerkingsmodel Nazorg samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het gevangeniswezen, gemeenten en maatschappelijke organisaties zullen zich moeten blijven inzetten om de nazorg goed te kunnen blijven organiseren. Door te laten zien voor wie het tijdens detentie beter lukt om problemen op te lossen of te voorkomen, en voor wie juist niet, kan bepaald worden of er evenveel tijd en energie in verschillende groepen gedetineerden gestoken moet worden tijdens detentie. Gezien het huidige economische klimaat en de verschillende bezuinigingen is het goed om een indicatie te hebben over hoe we de (schaarse) middelen kunnen in zetten.

4. Tot slot

Er is de afgelopen jaren van uit het samenwerkingsmodel veel in gang gezet. Ook al is het niet over de hele linie, ik constateer wel dat het op een aantal punten beter gaat. In het licht van de economisch moeilijke situatie waarin we ons bevinden ben ik dan ook gematigd positief met de uitkomsten van de monitor. Vooral het resultaat dat detentieschade beter wordt voorkomen vind ik belangrijk. En hoewel we voor een uitdaging staan in financieel moeilijke tijden, wil ik mij samen met gemeenten en andere maatschappelijk partners blijven inzetten voor een goede nazorg voor (ex-) gedetineerden. Ik ben er van overtuigd dat we er voor kunnen blijven zorgen dat ex-gedetineerden zo goed mogelijk terugkeren in de maatschappij en de kans op recidive verkleinen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

De resultaten zijn gebaseerd op informatie van een beperkt aantal gemeenten en kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden. De resultaten geven echter een indicatie van de daadwerkelijke problematiek.

Naar boven