29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 61 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2011

In mijn brief d.d. 4 juni 2011 heb ik uw Kamer bericht over mijn uitwerking van het programma Modernisering Gevangeniswezen1.

Zoals aangekondigd hecht dit kabinet belang aan het verder terugdringen van de recidive om op die manier de veiligheid in Nederland te vergroten. Een goede voorbereiding van gedetineerden op hun terugkeer in de samenleving is daarbij onontkoombaar. Een succesvolle terugkeer in de samenleving vraagt allereerst om de inzet van de gedetineerde. Een gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor de invulling van zijn detentieperiode. Dit geldt tevens voor de detentiefasering: vrijheden worden gekoppeld aan de delictgeschiedenis (herhaaldelijke recidive), het gedrag en de motivatie van de gedetineerde. In deze brief heb ik tevens kort mijn visie op detentiefasering geschetst. De detentiefasering dient een integraal onderdeel te vormen van het detentie- en re-integratieplan. Tevens ben ik van mening dat het verlof op een andere wijze dient te worden ingezet. In bijgaande brief treft u de uitwerking op deze visie aan.

1. Het huidige stelsel

De huidige detentiefasering bestaat uit verschillende modaliteiten. Elke modaliteit heeft haar eigen juridisch kader voor de toekenning en de invulling:

  • 1. Algemeen verlof (verlof vanuit een gesloten inrichting). Dit kan na één derde deel van de straf en de laatste 12 maanden van de detentie plaatsvinden en betreft elke twee maanden een weekendverlof van maximaal 60 uur.

  • 2. Vanaf de laatste 18 maanden van de detentie kan overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (BBI) plaatsvinden. Vanuit een BBI kan regimesgebonden verlof worden toegekend, dit bestaat uit een maandelijks weekendverlof van maximaal 60 uur. Een zelfmelder (een persoon die zich zelf meldt bij de penitentiaire inrichting) wordt standaard in een BBI geplaatst tenzij deze een straf van meer dan 2 jaar heeft.

  • 3. De laatste 6 maanden voor de v.i.-datum óf voorafgaande aan een penitentiair programma, kan plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (ZBBI) plaatsvinden. Vanuit een ZBBI wordt regimegebonden verlof toegekend, dit bestaat uit een wekelijks weekendverlof van maximaal 60 uur.

  • 4. Het verrichten van arbeid buiten de inrichting vanuit een BBI of ZBBI.

  • 5. De deelname aan een Penitentiair programma (PP): de gedetineerde neemt deel aan een reïntegratieprogramma buiten de gevangenis en verblijft op een goedgekeurd verlofadres in beginsel onder elektronisch toezicht.

  • 6. Incidenteel verlof voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is of t.b.v. studie of voorbereiding op de invrijheidstelling2

Het huidige stelsel kent niet op alle onderdelen een logische samenhang. Aan het toekennen van verlof is bijvoorbeeld geen concreet re-integratiedoel verbonden. Dit acht ik onwenselijk en wil ik dan ook veranderen.

Verder is in 2008 de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) opnieuw ingevoerd, die gekenmerkt wordt door een terugkeer in de samenleving onder voorwaarden en onder toezicht. De periode van detentiefasering en van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) zijn thans nog te veel aparte fenomenen. Dit is echter niet de insteek geweest bij de totstandkoming van de wet v.i.. De periode van detentiefasering en de mogelijkheden van de vi-regeling moeten meer in onderlinge samenhang worden bezien, zodat de regelingen elkaar aanvullen en ondersteunen.

Tevens geldt dat detentiefasering in de praktijk vaak als recht wordt gezien, hoewel de Penitentiaire beginselenwet geen recht op detentiefasering kent. Dit leidt er toe dat gedetineerden de toekenning van vrijheden, zoals verlof, ervaren als een vrijblijvende vanzelfsprekendheid. Ik ben echter van mening dat verlof nooit vrijblijvend kan zijn, maar altijd moet bijdragen aan de terugkeer van de gedetineerde in de maatschappij. Gedetineerden dienen in aanmerking te komen voor vrijheden als zij dit ook hebben verdiend. Daarnaast ben ik, mede vanuit de gedachte dat verlof gekoppeld moet zijn aan terugkeer in de maatschappij, van mening dat gedetineerden op dit moment te snel in aanmerking komen voor detentiefasering. Met mijn voorstellen wil ik er voor zorgen dat de toegekende vrijheden meer in verhouding komen te staan met de opgelegde straf en daardoor beter zijn uit te leggen aan de maatschappij, slachtoffers en nabestaanden.

2. Nieuwe uitgangspunten voor de detentiefasering

Bij de nieuwe inrichting van de detentiefasering zijn de volgende uitgangspunten leidend:

  • 1. de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde: zijn gedrag en motivatie zijn bepalend;

  • 2. een nieuwe balans tussen detentie en externe vrijheden: externe vrijheden dienen een concreet resocialisatiedoel;

  • 3. de aansluiting van de detentiefasering op de v.i.;

  • 4. meer rekening houden met de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden.

Eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde

De eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden krijgt vorm in het systeem van «promoveren» en «degraderen». Van een gedetineerde wordt eigen inzet verwacht voor zijn terugkeer in de samenleving. Interne vrijheden (meer bewegingsruimte binnen de muren) en re-integratieactiviteiten kunnen worden verdiend als de gedetineerde aangetoond heeft dat hij om kan gaan met verantwoordelijkheden en zich wil inzetten voor zijn detentie- en re-integratieplan. Het gaat hier steeds om een persoonsgerichte aanpak. Als de rechter een schadevergoedingsregeling heeft opgelegd, wordt verwacht dat de gedetineerde dit betaalt. Verlof wordt niet meer standaard verleend, de gedetineerde moet zelf expliciet aangeven, waarom dit aan hem moet worden verleend.

Overigens houdt de persoonsgerichte aanpak ook in dat er rekening wordt gehouden met de (on)mogelijkheden van een gedetineerde en dat, waar nodig, extra begeleiding en ondersteuning van de gedetineerde wordt aangeboden. Het personeel heeft een belangrijke rol bij het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid bij gedetineerden die hierbij, bijvoorbeeld door hun verstandelijke beperking, hulp nodig hebben. Dit is onderdeel van de motiverende bejegening waarin het personeel van het gevangeniswezen de afgelopen jaren in is geschoold.

Nieuwe balans tussen detentie en externe vrijheden

Een nieuwe balans tussen de periode van detentie en de periode waarin externe vrijheden worden toegekend acht ik noodzakelijk. Naar mijn mening komen gedetineerden op dit moment te snel in aanmerking voor detentiefasering. De toegekende externe vrijheden moeten meer in verhouding staan met de opgelegde straf en meer uit te leggen zijn aan de maatschappij, slachtoffers en nabestaanden. Zoals ik al aangaf moeten externe vrijheden worden verdiend en alleen verleend met het oog op een concreet resocialisatiedoel. Nu kan het bijvoorbeeld voorkomen dat iemand met een gevangenisstraf van 2 jaar direct na zijn veroordeling in aanmerking komt voor plaatsing in een BBI en hij maandelijks een weekend verlof heeft van 60 uur zonder toezicht. Hierin wil ik wijzigingen aanbrengen.

Beter benutten van voorwaardelijke invrijheidstelling

De periode van v.i. kan worden gebruikt om activiteiten en interventies die tijdens detentie of tijdens de deelname aan een programmatisch verlof zijn gestart, maar nog niet zijn afgerond, door te laten lopen in de fase van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor gedetineerden die tijdens detentie geen inzet hebben getoond om verantwoordelijkheid te willen dragen voor zijn toekomst, geldt dat de noodzakelijke resocialisatieactiviteiten uitsluitend tijdens de v.i. moeten plaatsvinden in de vorm van een bijzondere voorwaarden bij de v.i. zo nodig met elektronisch toezicht

Op deze wijze vormt de voorwaardelijke invrijheidstelling een passende afsluiting van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die gepaard kan gaan met een toename van vrijheden en die verbonden is aan de bereidheid van de gedetineerde om verantwoordelijkheid te dragen voor zijn eigen toekomst. Dit komt onder andere tot stand door een verbeterslag te maken in de advisering van DJI over de invulling van de v.i.. Bij gebleken misdragingen, (poging) tot ontvluchtingen of ongeoorloofde afwezigheid en een hoog recidiverisico zal DJI in haar advies aan het openbaar ministerie inzetten op uit- of afstel van de v.i. Tevens zullen de opgelegde voorwaarden, zoals een locatieverbod, tijdens de detentieperiode en de v.i.-periode beter op elkaar worden aangesloten.

Meer rekening houden met de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden

Bij het toekennen van eventuele vrijheden wil ik dat meer rekenschap wordt gegeven aan de veiligheid van de samenleving, de belangen van slachtoffers en nabestaanden en de roep uit de samenleving om een strengere aanpak. Maatschappelijke aspecten, zoals de belangen van slachtoffers en nabestaanden, inschatting van het recidiverisico, vluchtgevaar, en (de ernst van) het gepleegde delict dienen expliciet bij deze afweging te worden betrokken. Ook ben ik van mening dat er meer gebruik moet worden gemaakt van controlemiddelen, zoals het inzetten van elektronisch toezicht, een meldplicht of het verbinden van voorwaarden aan het verlof, zoals een contactverbod.

Tevens acht ik in ieder geval een strengere aanpak wenselijk voor de groep gedetineerden die na het begaan van een (eerder) ernstig gewelds- of zedendelict recidiveren. Dit geldt ook voor de gedetineerden die op de lijst staan van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM). Bij hen geldt dat zware eisen worden gesteld aan eventuele detentiefasering en zij kunnen alleen in de laatste fase van hun detentie eventueel in aanmerking komen voor re-integratie- en resocialisatieactiviteiten.

3. Voorstellen nieuwe vorm van detentiefasering

In de nieuwe vorm van detentiefasering zijn de volgende stappen te onderscheiden:

  • 1) Basisprogramma

  • 2) Plusprogramma

  • 3) Programma met externe vrijheden. Onder externe vrijheden wordt verstaan:

    • a) kort re-integratieverlof;

    • b) programmatisch re-integratieverlof voor externe arbeid, opleiding of zorg;

    • c) programmatisch re-integratieverlof voor een extern verblijf op een verlofadres of in een zorginstelling in combinatie met externe arbeid, opleiding of zorg;

Basisprogramma

Het basisprogramma is een programma met beperkte re-integratieactiviteiten. Het programma bestaat uit de wettelijke basisactiviteiten, zoals recreatie, luchten en arbeid. De gedetineerden zitten achter de deur op momenten dat re-integratieactiviteiten voor andere gedetineerden zijn gepland (terugkeeractiviteiten, gedragsinterventies of scholing).

Alle gedetineerden die in het gevangeniswezen instromen als preventief gehechte, arrestant of zelfmelder starten met een basisprogramma. Gedetineerden komen in aanmerking voor een plusprogramma als kans op succes aanwezig is en als de motivatie en/of houding van de gedetineerde hiertoe aanleiding geeft. Dit houdt in dat ook niet (steeds) opnieuw bij een zelfde gedetineerde activiteiten zullen worden aangeboden.

Plusprogramma

Een plusprogramma betekent dat gedetineerden een meer individueel dagprogramma krijgen en dat er in hen wordt geïnvesteerd door het aanbieden van scholing, terugkeeractiviteiten en gedragsinterventies. Ook kan de gedetineerde in aanmerking komen voor specifiek werk binnen de inrichting, zoals schoonmaakwerk, schilderwerk of werk in de winkel of keuken. Het betreft hier werk waar ook een (vak)scholing aan gekoppeld kan worden.

Programma met externe vrijheden

Door gedetineerden vanuit een penitentiaire inrichting geleidelijk meer activiteiten gericht op re-integratie buiten de inrichting te geven en door hen wanneer mogelijk onder toezicht buiten de inrichting te laten verblijven, wordt hun terugkeer in de maatschappij verder voorbereid.

De periode waarin een gedetineerde in aanmerking kan komen voor externe vrijheden, wordt beperkt van 18 maanden voor de v.i.-datum naar twaalf maanden voor de v.i.-datum. Tevens geldt als algemene eis dat ten minste de helft van de nettostraf (opgelegde straf minus de v.i.) dient te zijn uitgezeten. De overige eisen zijn opgenomen in het toetsingskader (zie paragraaf 6).

De huidige extramurale modaliteiten: algemeen verlof, regimesgebonden verlof en het penitentiair programma komen te vervallen. Hiervoor in de plaats komt: kort re-integratieverlof of programmatisch re-integratieverlof, bestaande uit externe arbeid, opleiding of zorg, extern verblijf op een verlofadres of in een zorginstelling in combinatie met externe arbeid, opleiding of zorg. Ook het onderscheid tussen een BBI en ZBBI komt te vervallen, deze inrichtingen zullen worden aangeduid als minder beveiligde inrichting.

A. Kort re-integratieverlof

Het verlenen van kort re-integratieverlof heeft tot doel om de gedetineerden voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving. Het verlof wordt alleen toegekend als er sprake is van een concreet re-integratiedoel. Hierbij kan gedacht worden aan verlof voor het ophalen van een identiteitsbewijs, een sollicitatiegesprek, het inschrijven bij een woningcorporatie of hereniging met het gezin. Het verlof zal in tegenstelling tot het huidige regimesgebonden en algemeen verlof vooral door de week worden verleend. De instanties waar de re-integratiezaken geregeld dienen te worden zijn immers alleen tijdens kantooruren open. Dit betekent dat het standaard weekendverlof verdwijnt en de penitentiaire inrichtingen die voorheen ZBBI’s waren ook in de weekends open blijven.

Tevens wordt de duur van het verlof gewijzigd. Het korte reïntegratieverlof zal ten hoogste 24 uur per keer bedragen, tenzij er sprake is van de laatste twee maanden voor een extern verblijf of voor de v.i.-periode. Dan kan het verlof maximaal 48 uur bedragen, om de overgang naar meer vrijheid te faseren.

B. Programmatisch re-integratieverlof voor externe arbeid, opleiding of zorg

In het programma met externe vrijheden is het mogelijk om buiten de inrichting te werken, een opleiding te volgen of een zorgprogramma te doorlopen. ’s Avonds verblijft de gedetineerde in de penitentiaire inrichting.

C. Programmatisch re-integratieverlof voor een extern verblijf op verlofadres of zorginstelling

De laatste stap in de detentiefasering is een programmatisch verlof voor externe arbeid, opleiding of zorg van minimaal 32 uur in combinatie met verblijf in een 24-uurs nazorginstelling, een zorginstelling of op een geschikt verlofadres. De duur van dit programmatisch verlof is ten hoogste een zesde deel van de nettostraf. Deze vorm van verlof vindt plaats onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de reclassering en wordt altijd gekoppeld aan toezicht van de reclassering en vindt zo nodig onder elektronisch toezicht plaats.

Naast de algemene instroomeisen, gelden voor het programmatisch re-integratieverlof aanvullende instroomeisen:

  • tenminste één goed verlopen kortdurend re-integratieverlof,

  • de gedetineerde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van ten minste zes maanden.

  • passend in het detentie en re-integratieplan.

Toezicht op verlof

Bij de toekenning van re-integratieverlof wordt aangesloten bij de gedachte achter «redesign toezicht» van de reclassering. De mate van (elektronisch) toezicht en de opgelegde voorwaarden worden bepaald aan de hand van het risicoprofiel van de gedetineerde. Deze werkwijze verschilt met de huidige situatie, bijvoorbeeld bij een penitentiair programma waar dit toezicht niet afhankelijk is van het getaxeerde risico, maar standaard is gedurende een vastgestelde periode.

Bij laag risico betekent dat een beperkte inzet van toezichtmiddelen. Bij hoog risico zal worden bezien of het recidiverisico kan worden beperkt door het stellen van voorwaarden, zoals een contact of gebiedsverbod ter bescherming van slachtoffers en nabestaanden. Voorwaarden kunnen zijn dat iemand zich meldt bij de reclassering, telefonisch contact heeft of onder elektronisch toezicht wordt geplaatst bij een weekendverlof voorafgaand aan een programmatisch verlof of de v.i..

Incidenteel verlof

Het incidenteel verlof zal blijven bestaan vanwege het specifieke karakter ervan, dat los staat van re-integratie. Tijdens de detentie kan er sprake zijn van bijzondere gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Het betreft hier bijvoorbeeld een sterfgeval in de familie. De gedetineerde dient, als de veiligheid van de samenleving kan worden gewaarborgd, in de gelegenheid te worden gesteld om deze gebeurtenissen zo nodig met begeleiding of met elektronisch toezicht bij te wonen. Om dit moment kan echter incidenteel verlof ook in het kader van re-integratie worden verleend. Die mogelijkheid komt te vervallen, omdat voor dergelijke activiteiten het kort re-integratieverlof is bedoeld.

4. Toetsingskader

Of er sprake is van promoveren of dat het gedrag en de motivatie van de gedetineerde aanleiding is tot degraderen, is steeds een persoonsgerichte beoordeling. Deze wordt verricht door het Multi Disciplinair Overleg (MDO) op basis van een toetsingskader. In de beslissing worden onder meer de volgende toetsingselementen meegewogen:

  • aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

  • delictgeschiedenis/mate van recidive;

  • bereidheid tot verandering (willen);

  • gedrag (nakomen van afspraken, motivatie, werkhouding, middelengebruik);

  • detentieduur;

  • risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of nabestaanden;

  • risico voor maatschappelijke onrust;

  • kans op onttrekking;

  • advies ketenpartners (advies van openbaar ministerie, reclasseringsorganisaties en de politie)

Eén van de elementen uit het toetsingskader is de delictgeschiedenis. Ik acht het namelijk niet verantwoord om te blijven investeren in gedetineerden van wie is vast te komen staan dat eerdere inspanningen geen toegevoegde waarde hebben gehad. Dit betekent dat er bij herhaalde recidive slechts een (wettelijk) minimumaanbod van re-integratieactiviteiten in het detentie- en re-integratieplan wordt opgenomen, tenzij een specifieke persoonsgerichte beoordeling in uitzonderingssituaties aanleiding geeft hiervan af te wijken. Deze categorie gedetineerden komt dan ook in principe niet in aanmerking voor een programma met externe vrijheden. Eventueel noodzakelijke re-integratieactiviteiten zullen plaatsvinden (in de vorm van bijzondere voorwaarden) tijdens de v.i.

Promotie en degradatie

De directeur van de inrichting bepaalt of een gedetineerde kan promoveren van een basisprogramma naar een plusprogramma. Dit gebeurt op advies van MDO. De plaatsing in een programma met externe vrijheden is een besluit van de selectiefunctionaris op basis van een gemotiveerd verzoek van de gedetineerde en een selectieadvies van de directeur. Dit selectieadvies behelst het advies van ketenpartners, de visie van het MDO en de visie van de vrijhedencommissie.

5. Arbeid

De persoonsgerichte benadering gaat ook gelden voor arbeid tijdens detentie. Een gedetineerde kan in de toekomst, als er sprake is van promoveren, in aanmerking komen voor meer vakmatige arbeid en arbeid binnen de facilitaire dienst. Aan die vakarbeid kan bij een langere straf een vakopleiding gekoppeld worden. De opgelegde straf is hiervoor nu bepalend, straks gaat daarbij ook nadrukkelijk het gedrag van de gedetineerde een rol spelen.

Tijdens het algemeen overleg van 14 september 2011 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de wijze waarop arbeid in detentie in andere West-Europese landen is georganiseerd. Inmiddels heb ik dit onderzoek uitgevoerd. Specifiek heb ik naar de volgende onderwerpen gekeken: het aantal uren arbeid, de hoogte van het arbeidsloon en is arbeid een plicht of een recht. Hieronder treft u een kort overzicht aan per land.

Verenigd Koninkrijk

Volgens de regelgeving in het Verenigd Koninkrijk zijn alle veroordeelde gevangenen verplicht om te werken. Preventief gehechten zijn niet verplicht om te werken, maar mogen dit wel. Gedetineerden mogen maximaal 10 uur per dag werken. In de praktijk zijn gedetineerden gemiddeld 22 uur per week bezig met doelgerichte activiteiten zoals arbeid of educatie. Gedetineerden verdienen gemiddeld £9,60 (plm. € 11,–) per week. Het daadwerkelijke bedrag dat gedetineerden ontvangen verschilt per soort arbeid dat wordt verricht maar ook per penitentiaire inrichting. De directeur van de penitentiaire inrichting bepaalt het minimale en maximale bedrag.

Op 26 september 2011 is in het Verenigd Koninkrijk de «PrisonersEarningsAct» in werking getreden. Deze wet zorgt ervoor dat gevangenen die netto meer dan £20,– (plm. € 23,–) per week verdienen (voornamelijk gevangenen die buiten de gevangenis werken), over dat deel van hun netto salaris dat boven dit bedrag uitkomt een heffing van 40% krijgen. Deze heffing wordt gedoneerd aan Victim Support, een liefdadigheidsinstelling gericht op slachtofferhulp. Met een dergelijke wet wordt ook de belastingbetaler deels ontzien van het betalen voor de gevolgen van misdaad.

België

In België heeft de gedetineerde het recht om deel te nemen aan de in de gevangenis beschikbare arbeid. Ongeveer 50% van de gedetineerden werkt of volgt een opleiding. In België wordt in de werkplaatsen tussen de 25 en 40 uur per week gewerkt. Het is aan de directie van een gevangenis om het aantal uur dat in hun werkplaats arbeid wordt verricht te bepalen. Het minimale uurtarief is € 0,62 en het maximale uurtarief is € 3,50. Als een gedetineerde het examen van een beroepsgerichte opleiding haalt, krijgt hij een bonus van € 0,10 per gevolgd lesuur.

Duitsland

In Duitsland kan de deelstaat zelf bepalen hoe arbeid in detentie wordt georganiseerd. Er wordt altijd naar gestreefd om een gedetineerde die veroordeeld is overdag te laten werken. Ongeveer 50% van de gedetineerden die veroordeeld zijn heeft werk, van de preventief gehechten heeft 10% werk. Een gedetineerde die veroordeeld is en geen werk heeft, kan als compensatie voor het feit dat er geen werk is zakgeld aanvragen bij de sociale dienst van de gemeente (€ 30 per maand). In Duitsland verschilt het aantal uur dat een gedetineerde werkt per deelstaat en het is mede afhankelijk of de gevangenis voldoende werkopdrachten heeft ontvangen en hoeveel capaciteit de gevangenis heeft om gedetineerden te laten werken. Een gedetineerde die werkt, verdient gemiddeld tussen € 120 en € 180 per maand. Soms werkt een gedetineerde op basis van stukloon. Het loon wordt in drie elementen onderverdeeld: zakgeld, kledinggeld en «overbruggingsgeld» voor wanneer de gedetineerde wordt vrijgelaten.

Zweden

In Zweden is er een verplichting om arbeid of een alternatieve bezigheid te verrichten voor 6 tot 8 uur op weekdagen. In preventieve hechtenis is het verrichten van arbeid vrijwillig. Het arbeidsloon is 11 kronen (plm. € 1,–) per uur. Bij weekenddienst kan het salaris 150% zijn. De vergoeding wordt één keer per twee weken uitbetaald, daarvan wordt 10% op een «verlof-rekening» gezet, waaruit onder andere de thuisreis na vrijlating betaald moet worden.

Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek wil ik de mogelijkheden nader onderzoeken om in Nederland meer te differentiëren in het aanbod van arbeid. Dit betekent ook dat als iemand niet meer gemotiveerd is of slecht gedrag vertoont, arbeid als uiterste consequentie wordt stopgezet. De eventuele gevolgen voor het «recht op arbeid» zoals dat omschreven is in de Penitentiaire Beginselenwet worden momenteel nader bestudeerd. Tevens zie ik interessante aanknopingspunten in de beloningssystematiek, zoals dat recentelijk is vastgelegd in de PrisonersEarningsAct uit het Verenigd Koninkrijk. Deze plannen werk ik momenteel nader uit, begin volgend jaar informeer ik uw Kamer over eventuele wijzigingen in het beleid rond arbeid in detentie.

6. Tot slot

Voor medewerkers in een penitentiaire inrichting betekent de invoering van een nieuwe vorm van detentiefasering een andere werkwijze en tevens een cultuuromslag. Zij krijgen een belangrijke rol bij het stimuleren van gedetineerden om hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun periode in detentie te vergroten. Omdat er al veel veranderingen in het gevangeniswezen gaande zijn wil ik dit beleid dan ook gefaseerd invoeren.

Het systeem van «promoveren» en «degraderen» wordt verder in de praktijk ontwikkeld. Dit jaar hebben de penitentiaire inrichtingen het avond- en weekendprogramma en het persoonsgerichte dagprogramma ingevoerd. De basis voor het plusprogramma is hiermee al gedeeltelijk gelegd, volgend jaar gaan ze aan de slag met het invoeren van het systeem van promoveren en degraderen. Dit zal uiteindelijk eind 2012 in alle penitentiaire inrichtingen zijn ingevoerd. Tevens wil ik volgend jaar starten met een pilot om vanuit een gesloten inrichting externe vrijheden toe te kennen. Dit omdat er in verband met de uitvoering van het Masterplan Gevangeniswezen per 1 januari 2013 minder beveiligde capaciteit wordt gesloten.

Tevens vraagt de nieuwe opzet van de detentiefasering om aanpassing van wet- en regelgeving. Dit vergt enige tijd, ik verwacht dan het nieuwe beleid in 2013 kan worden ingevoerd. De voorstellen voor aanpassing op het gebied van de wetgeving kan uw Kamer begin volgend jaar verwachten.

Het personeel zal ook worden voorbereid op de nieuwe werkwijze. De basis hiervoor ligt in de doorontwikkeling van de MGW-thema’s, zoals vakmanschap, motiverende bejegening en leiding geven als professie. Ook zal het personeel gericht geschoold worden in de nieuwe wet- en regelgeving.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 270, nr. 52.

X Noot
2

Art. 30 en 31 RTVI.

Naar boven