29 268
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 7 november 2003

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Algemeen1
1. Inleiding1
2. Algemeen3
3. De gevolgen voor oudere werknemers5
4. Overgangsrecht7
5. Commentaren naar aanleiding van het wetsvoorstel8
6. Financiële gevolgen9
Artikelsgewijze toelichting9

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat ertoe strekt de vervolguitkering krachtens de werkloosheidswet af te schaffen. Deze leden hebben kennis genomen van de passage over de WW in de regeringsverklaring in het kader van het Najaarsoverleg en constateren dat de verklaring geen betrekking heeft op het voorliggende voorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het onderhavige wetvoorstel. Dit wetsvoorstel leidt er toe dat grote groepen mensen die ontslagen worden al na minimaal zes maanden in de bijstand terecht kunnen komen met vermogenstoets en partnertoets. Dit kan leiden tot het gedwongen verkopen van huizen, waarbij het nog maar de vraag is of mensen ergens anders betaalbaar kunnen gaan wonen. Partners die arbeid en zorg combineren kunnen door de partnertoets nog eens extra de klos zijn. De regering licht toe dat het conjuncturele effect van een groeiende WW-populatie bestreden dient te worden door het beperken van WW-rechten. Echter de besparing is een relatief bescheiden bedrag van 40 mln. euro in 2004. De echte winst komt pas 8 jaar later en waarschijnlijk in tijden van hoogconjunctuur. Heeft de regering zich gerealiseerd dat indien naar verwachting de economische groei zich herstelt in 2005 de negatieve effecten van de voorgenomen maatregelen de conjuncturele groei wel eens zouden kunnen remmen? Immers deze maatregelen hebben een zeer ingrijpend effect op de ontwikkeling en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, zo menen deze leden. Mensen zullen minder snel een risico bij baanverandering nemen of bereid zijn kortdurende contracten aan te gaan. Zeker mensen met een eigen huis die seizoensgebonden werk hebben zoals in de bouw zullen veel minder bereid zijn flexibele arbeidsrelaties aan te gaan. Deze leden vragen de regering op welke wijze men denkt deze negatieve effecten te gaan compenseren.

De regering heeft bij het Najaarsoverleg toegezegd dat een SER-advies gevraagd gaat worden over een tweetal voorgenomen WW-maatregelen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is ook over het voorliggende wetsvoorstel advies te vragen. Lijkt het niet voor de hand te liggen dat een wetsvoorstel dat zo verstrekkend is in samenhang met een nieuw concept van WW bezien wordt en dat de SER de gelegenheid krijgt een integrale visie te ontwikkelen op de verlenging van de arbeidsloopbaan in relatie tot de WW. Is de regering daartoe bereid?

Ziet de regering mogelijkheden om in ieder geval de beoogde besparing van 20 mln. euro in 2004 op een andere manier te realiseren zodat met de SER kan worden overlegd?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de regering om te komen tot een wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering. Deze leden zijn van mening dat bovengenoemd voorstel een effectieve financiële stimulans is om te komen tot grotere arbeidsparticipatie.

Toch zouden de leden van de VVD-fractie op een aantal punten meer duidelijk willen hebben.

De leden van de SP-fractie willen zich in de eerste plaats ten scherpste verzetten tegen de wijze van afkondigen van het voorgenomen wetsvoorstel. Om dit te doen op een warme zomernamiddag terwijl de Tweede Kamer nog met zomerreces was, zonder enig debat in de Kamer, getuigt naar het oordeel van de leden van de SP-fractie van een instelling die niet anders kan worden omschreven als «de arrogantie van de macht». De invoering van het wetsvoorstel per 11 augustus 2003 terwijl op dat moment zelfs nog geen advies van de Raad van State was gevraagd, en adviesorganen als SER en RWI waren gepasseerd, getuigt naar het oordeel van deze leden van minachting van de parlementaire democratie en is een aantasting van de rechtsstaat.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis van het voorliggende wetsvoorstel. Al bij de vooraankondiging ervan hebben zij aangegeven onaangenaam verrast te zijn door de plannen, zeker voor zover die betrekking hebben op de bijbehorende terugwerkende kracht. Hiermee wordt het parlement voor voldongen feiten geplaatst. Dit, gecombineerd met de enorme spoed die nu bij de behandeling is geboden, maakt deze leden weinig enthousiast over het wetsvoorstel. Kan worden toegelicht waarom de regering tot 21 oktober heeft gewacht met de indiening van het wetsvoorstel, terwijl er kennelijk zoveel haast was en het advies van de Raad van State al op 3 september werd uitgebracht? Zó ingrijpend zijn de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel toch niet? De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren in dit kader welke bezwaren zouden zijn verbonden aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel ná 1 januari 2004, mede in het licht van het feit dat wordt voorzien in terugwerkende kracht.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. De leden van de SGP-fractie steunen in hoofdlijnen de afschaffing van de vervolguitkering om daarmee de collectieve lastendruk te verminderen. De aan het woord zijnde leden constateren dat het voorstel vooral is ingegeven door de bezuinigingen. Had het niet meer voor de hand gelegen om een dergelijke maatregel te treffen in tijden dat het economisch gezien goed gaat in plaats van tijdens een recessie, zo vragen deze leden.

2. Algemeen

De kern van de werkloosheidswet (WW) is naar oordeel van de leden van de CDA-fractie de loondervingsfunctie bij werkloosheid. Door afschaffing van de vervolguitkering op minimumniveau neemt met de causaliteit tussen premie en uitkering toe en krijgt het verzekeringskarakter van de werkloosheidswet als werknemersverzekering meer vorm. Zowel de premieafdracht als de werkloosheidsuitkering zijn immers inkomensafhankelijk.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering een overzicht te verschaffen van de historische ontwikkeling van de uitkeringsduur bij de werkloosheidsverzekering.

Deze leden onderschrijven het belang van participatie en zien de noodzaak om mensen betrokken te houden bij de arbeidsmarkt. Het regeringsbeleid is naar oordeel van deze leden op alle fronten hierop gericht. Het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid moeten klaar zijn voor de toekomst. Participatie van jong en oud is van belang om in de toekomst de vergrijzing op te kunnen vangen, de maatschappij kan zich niet langer permitteren mensen langdurig in een uitkeringssituatie te laten verkeren. Deze leden vragen dan ook op welke termijn de regering verwacht een 100% sluitende aanpak te bereiken voor WW-gerechtigden die niet zelfstandig in staat zijn zelf de weg naar de arbeidsmarkt te vinden. Welke prestatieafspraken zijn er op dit vlak gemaakt met het CWI?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoeveel uitkeringsgerechtigden verhoudingsgewijs gebruik maken van de gehele hun ter beschikking staande uitkeringsperiode.

De regering kiest ervoor om met de afschaffing van de WW-vervolguitkering mensen sneller in de bijstand te doen belanden, aldus de leden van de PvdA-fractie. De hoogte van de WW-vervolguitkering is hetzelfde als de bijstandsuitkering. Het verschil zit in de partnertoets en in de vermogenstoets. Beide factoren kunnen er toe leiden dat bij een verdienende partner of bij een vermogen zoals in een eigen huis het recht op bijstand vervalt. De leden van de PvdA-fractie vragen of de besparing alleen voorkomt uit de groep waarvoor geen bijstandsrecht bestaat. Hoe veel mensen zullen naar verwachting in 2004 geen bijstand (dus niets) in plaats van WW-vervolguitkering krijgen? Bij hoeveel mensen is geraamd dat de oorzaak van het geen recht hebben op bijstand ligt aan het hebben van een verdienende partner? Bij hoeveel mensen gaat het om het hebben van een eigen vermogen? In hoeveel gevallen zit dat vermogen in het eigen huis? Wat zijn de betreffende cijfers van de genoemde groepen in de raming over 2005, 2006 en volgende jaren?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke inkomensgevolgen het wetsvoorstel heeft voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen in het huidige WAO-systeem en als naast deze wet ook het nieuwe arbeidsongeschiktheidssysteem ingevoerd zal worden. Welke bezuinigingen zijn hiervoor ingeboekt? Klopt het dat mensen die arbeid en zorg combineren dubbel getroffen worden? Wat is het weglekeffect naar de bijstand?

De leden van de PvdA-fractie hebben grote moeite met het feit dat mensen in sommige beroepsgroepen waar bijvoorbeeld op arbeidscontracten gewerkt wordt het eigen huis snel op gegeten moet worden. Denk aan ICT-ers of mensen in de bouw. Heeft de regering zich gerealiseerd dat het afschaffen van de WW-vervolguitkering dit tot gevolg zal hebben? Zo ja wat zijn de overwegingen? Heeft de regering overwogen om de WW-vervolguitkering in plaats van af te schaffen te beperken tot één jaar zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat zijn de financiële effecten van een beperking tot één jaar in 2004, 2005, 2006 en verder jaren Om hoeveel mensen gaat het dan? Heeft de regering overwogen om verschil te maken tussen mensen onder de 57,5 jaar en boven de 57,5 jaar, nu de regering bij de Wet Werk en Bijstand (WWB) ook onderkend heeft dat er een verschil in arbeidsmarktkansen is naarmate iemand langer werkloos is en daar bij de sollicitatieplicht ook rekening mee gaat houden?

Heeft de regering zicht op de sectoren en beroepsgroepen die meer dan gemiddeld getroffen worden door deze maatregel? Zo ja welke en in welke mate, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie menen dat een zekere compensatie geboden kan worden door mensen die aan het eind van een loongerelateerde WW-uitkering de bijstand instromen een beperkte vermogenstoets te geven. Te denken valt aan een vermogenstoets die gedurende 12 maanden gelijk is aan de vermogenstoets uit de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Het gevolg zal zijn dat werkloosheid lang niet altijd gepaard gaat met het verlies van het eigen huis en het opbouwen van stevige schulden. Is de regering bereid deze maatregel te accepteren? Wat zijn de kosten van deze maatregel?

Ook jongere werknemers, zeker de tweeverdieners die via deeltijd arbeid en zorg delen, worden onevenredig getroffen door deze maatregelen Immers, zij ontvangen na de WW geen vervolguitkering meer, komen vanwege de partner toets niet in aanmerking voor bijstand en geraken snel in een schuldpositie. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering dit neveneffect heeft onderkent.

Heeft de regering overwogen om compenserende maatregelen te treffen waardoor tweeverdieners die arbeid en zorg combineren niet onevenredig door deze maatregel getroffen worden? Immers, de alleenverdiener kan wel een beroep op de bijstand doen. De tweeverdiener niet. Heeft de regering een bepaalde voorkeur voor een samenlevingsvorm nu tweeverdieners zo nadrukkelijk benadeeld worden in het onderhavige wetvoorstel? De leden van de PvdA-fractie vragen een nadere motivering van de regering tegen de ongelijke behandeling van tweeverdieners versus kostwinners.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er als gevolg van de afschaffing van de WW-vervolguitkering 40 000 mensen extra in de bijstand terecht komen in 2004. Hoeveel extra reïntegratie subsidie krijgen de gemeenten om deze massieve toeloop op te vangen? In hoeverre gaat het om oudere werknemers? Zouden de gemeenten niet moeten kunnen beschikken over meer gesubsidieerde banen om mensen toch aan de slag te houden indien de markt dat niet meer wil? Hoeveel reïntegratiebudget stelt de regering ter beschikking? Vindt de regering dat indien het UWV tijdens de eerste WW-periode geen reïntegratie middelen op een werkloze heeft ingezet de gemeenten dan van het UWV een reïntegratie budget dient mee te krijgen? Zou met de afschaffing van de WW-vervolguitkering het reïntegratiebudget bij de gemeente niet ook uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) gefinancierd moeten worden? De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering om een reactie op het FNV-voorstel dat tijdens een hoorzitting van de Tweede Kamer d.d. 5 november 2003 over deze wet gedaan is, om de handhaving van de WW-vervolguitkering in 2004 te financieren uit een tijdelijke premieverhoging.

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat in de gevallen dat de WW-uitkering de opbouw van pensioenrechten waarborgt bij de invoering van de nieuwe wet voor deze mensen direct een pensioengat ontstaat. Zijn er mogelijkheden om dat pensioen gat te dichten? Zo ja, op welke wijze? Zou dat al meteen kunnen voor de mensen die per 1 januari 2004 werkloos worden aan het eind van hun WW-uitkering?

Deze leden vragen of het verhogen van de vrijstelling met betrekking tot het eigen huis niet ook goed zou passen in het beleid dat aflossing van hypotheken wil bevorderen.

Wat zijn de geschatte budgettaire voordelen indien hierdoor wordt gestimuleerd om hypotheken af te lossen? Dit te meer nu het huurwaardeforfait wordt afgeschaft c.q. verhoogd bij gehele of gedeeltelijke aflossing van de hypotheek per 1 januari 2005.

De leden van de SP-fractie vinden dat het wetsvoorstel in die zin dient te worden aangepast, dat het afsluiten van sociale plannen en afvloeiingsregelingen bij reorganisaties, massaontslagen, etc. in alle gevallen mogelijk blijft.

De leden van de de SP-fractie zijn van oordeel dat het een loffelijk streven is van deze regering activerende maatregelen te nemen waardoor mensen die daartoe in staat zijn zo kort mogelijk gebruik behoeven te maken van een uitkering. Deze leden zijn van oordeel dat ieder die dat kan ook moet werken. Maar als deze activerende maatregelen er slechts uit bestaan dat het recht op uitkering wordt beperkt of afgeschaft, zonder dat hier stimulerende maatregelen die mensen weer aan het werk kunnen helpen tegenover staan, dan is er naar het oordeel van de SP-fractie geen sprake van activerende maatregelen, maar van afbraak van ons sociaal zekerheidsstelsel.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan toelichten hoeveel werknemers jonger dan vijftig jaar gebruik maken van de vervolguitkering en hoeveel werknemers ouder dan vijftig jaar.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering of voor werknemers die jonger zijn dan vijftig jaar en die daarom na twee jaar op de bijstand zijn aangewezen niet het risico bestaat dat zij hun vermogen «verbrasssen». Dit, om te voorkomen dat de overheid middels de vermogenstoets de regie over het vermogen overneemt. Zullen werknemers met weinig kans op arbeid hierdoor zich niet bewust gaan terugtrekken van de arbeidsmarkt, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

3. De gevolgen voor oudere werknemers

De leden van de CDA-fractie constateren met de regering dat de WW gebruikt is als uittredingsroute voor oudere werknemers. Nog geen 35% van de mensen tussen de 55 en 65 jaar heeft een betaalde baan. Veel oudere werknemers zouden graag willen blijven werken, als het qua inhoud en duur zou passen bij hun levensfase. De regering heeft ter bevordering van de participatie van ouderen op de arbeidsmarkt verschillende samenhangende voorstellen gedaan. De leden van de CDA-fractie benadrukken in dit verband wederom dat er een cultuuromslag bij werkgevers, werknemers en uitvoeringsinstanties noodzakelijk is. Zij vragen hoe de regering deze omslag in het bijzonder bij deze uitvoeringsinstanties wil bevorderen?

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) fungeert als vangnet voor werknemers die boven de 50 jaar werkloos worden, zij krijgen na afloop van de WW-uitkering een IOAW uitkering, aldus de leden van de CDA-fractie. Voor deze oudere werknemers blijft net als bij de vervolguitkering het vermogen buiten beschouwing, maar wordt er voortaan wel eerder getoetst op het inkomen van de partner.

De regering gaat expliciet in op de gevolgen voor oudere werknemers, maar kan de regering ook nader ingaan op de gevolgen voor jongeren werknemers?

De leden van de PvdA-fractie hebben zich gerealiseerd dat de effecten van deze maatregel de oudere werknemers met een lang, 30-, 40-jarig arbeidsverleden zwaar treffen. Immers, indien zij ouder zijn dan 57,5 wacht hen de IOAW aan het eind van hun WW-uitkering. De daarin besloten partnertoets maakt dat oudere werknemers afhankelijk zijn van het inkomen van hun verdienende partner hetgeen er toe kan leiden dat geheel geen uitkering wordt ontvangen. Na 40 dienstjaren lijkt dat de leden van de PvdA-fractie uiterst wrang. Heeft de regering onder ogen gezien dat dat de effecten zijn van hun voorgenomen beslissing? Zo ja hoe wordt dat dan door de regering gewogen? Om hoeveel mensen met de leeftijd van 57.5 jaar of ouder die geen uitkering meer krijgen gaat het bij de berekening van de «winst» van dit wetsvoorstel? En om hoeveel mensen jonger dan 57,5 gaat het die wel een beroep kunnen doen op de IOAW? Kan de regering de cijfers verschaffen over de jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008?

Wat zijn de kosten van het handhaven van de lange WW-vervolguitkering voor mensen die 57,5 jaar of ouder zijn in 2004, 2005 en verdere jaren, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Heeft de regering overwogen om voor deze categorie de WW-vervolguitkering te handhaven? Zo ja, wat zijn dan de verschillende argumenten om toch ook deze groep mensen te treffen?

Bij de behandeling van de WWB in de Eerste kamer heeft de regering toegezegd dat na een eerste keuring en de overtuiging van de gemeenten dat er geen plaats op de arbeidsmarkt is voor een werknemers ouder dan 57,5 jaar de sollicitatieplicht kan vervallen. Gaat dat ook gelden voor het UWV zo vragen deze leden.Wat betekent dat voor de invoering van deze wet?

In de IOAW dient naar het oordeel van de leden van de SP-fractie de partnertoets te worden geschrapt, gelijktijdig met de eventuele datum van ingang van de afschaffing van de vervolguitkering WW. In alle gevallen dient te worden voorkomen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte of oudere werknemers in de positie komen dat zij door afschaffing van de vervolguitkering geen enkele aanspraak meer maken op enigerlei uitkering. Dit geldt met name voor werknemers van 57,5 jaar en ouder, die 3,5 jaar aanspraak kunnen maken op de vervolguitkering. Deze categorie werknemers zou nu in de positie kunnen komen, wanneer zij een partner hebben met een inkomen boven bijstandsniveau, dat zij geen enkele aanspraak meer maken op een uitkering gedurende de 3,5 jaar die hen scheidt van de pensioendatum. Dit is in de ogen van de leden van de SP-fractie zonder meer asociaal en gaat in tegen alle normen en waarden van een beschaafde maatschappij.

De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich voorstellen dat het afschaffen van de vervolguitkering oudere werknemers stimuleert langer door te werken. De beoogde stimulering van werkloze ouderen om weer aan het arbeidsproces te gaan deelnemen is naar hun oordeel echter nauwelijks meer dan een theoretische mogelijkheid, zeker in de huidige economische conjunctuur. Voor vergroting van de arbeidsmarktkansen van werkloze ouderen is uiteraard meer nodig dan het geven van financiële prikkels aan de ouderen zelf; minstens zo belangrijk is de opstelling van werkgevers. Deelt de regering de opvatting dat het reëel is te verwachten dat deze maatregel meer zal bijdragen aan het voorkomen van ontslag dan aan arbeidsinpassing van ouderen?

4. Overgangsrecht

De leden van de CDA-fractie zijn voor een zorgvuldig overgangsrecht en onderschrijven de in dit voorstel gehanteerde lijn waarbij rekening gehouden is met het Toetsingskader overgangsrecht. Kan de regering ingaan op de weging van «het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheids-/vertrouwensbeginsel» zoals eerder door de regering overwogen in de Notitie Overgangsrecht? Deze leden maken uit het betoog van de regering op dat de toekenning van de vervolguitkering juridisch en overgangsrechtelijk als opzichzelfstaande gebeurtenis gezien moet worden.

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat de in de uitspraak bepaalde datum van einde dienstbetrekking geldt als peildatum voor het overgangsrecht? De uitspraak zelf kan dus gedaan zijn na 11 augustus jl? Ten aanzien van de aanzegging geldt dat de verzenddatum van de aanzeggingsbrief de peildatum is, ook als het feitelijke einde dienstbetrekking na 11 augustus jl. ligt? Heeft het voorliggende voorstel nog bijzondere gevolgen voor sociale plannen die rond deze datum hun werking hebben en in hoeverre is daar rekening mee gehouden? Voorziet de regering geen handhavingproblemen ten aanzien van het overgangsrecht bij werkhervatting?

De regering heeft de overgangsregeling enigszins aangepast. Echter de leden van de PvdA-fractie dringen er bij de regering op aan om de overgangsregeling geheel te schrappen. Niet alleen past een regeling met terugwerkende kracht niet in het beginsel van rechtszekerheid dat de overheid dient te bewaken. Zo'n ingreep tast ook het vertrouwen van de burger in de overheid aan. Daarbij zijn in vergelijking met andere maatregelen de besparingen in 2004 bescheiden, namelijk 20 miljoen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de PvdA-fractie deze ingreep dan ook niet. Overigens bleek recent dat de sociale partners de terugwerkende kracht van de maatregel afwijzen. Ook het UWV heeft geadviseerd af te zien van het voornemen om de duur van de vervolguitkering te beperken voor het lopende bestand. De leden van de fractie van de PvdA willen graag inzicht in het advies van het UWV en de overwegingen van de regering om dit advies niet over te nemen.

De leden van de VVD-fractie zetten vraagtekens bij tot 11 augustus 2003 laat ingaan, zonder dat bij de Tweede Kamer een voorstel was ingediend. De leden van de VVD-fractie zouden graag van de regering vernemen waarom en op basis van welke argumenten voor deze werkwijze is gekozen.

Welke dwingende redenen zijn er voor deze terugwerkende kracht? Is terugwerkende kracht eerder toegepast in de sociale wetgeving?

Indien wordt uitgegaan van inwerkingtreding na aanvaarding in de Eerste Kamer en vermelding in de Staatscourant, is dan een overgangsregeling zoals nu voorgesteld nog nodig?

Met name de situatie van ouderen heeft de aandacht van de leden van de VVD-fractie. De noodzaak kan ontstaan het eigen huis te moeten «opeten».

Zou het niet zinvol zijn het vrije bedrag (vrijstelling) m.b.t. de eigen woning te heroverwegen? Wat zijn de budgettaire gevolgen indien dit bedrag met € 10 000, € 25 000, € 50 000, of € 100 000 wordt verhoogd?

Kan de regering deze vier varianten berekenen, met naast de budgettaire gevolgen ook aangegeven voor hoeveel mensen er daardoor wordt voorkomen dat zij het eigen geld, gestoken in het eigen huis, moeten gaan opmaken.

Een wetsvoorstel dat belastende consequenties heeft voor rechthebbenden mag naar het oordeel van de leden van de SP-fractie nimmer met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, dan vinden deze leden dat de ingangsdatum gelijk dient te zijn aan de datum waarop het wetsvoorstel door beide Kamers zal zijn aangenomen en dienen de rechthebbenden die hun recht verloren hebben na 11 augustus 2003 en tot de datum waarop het wetsvoorstel rechtsgeldig en na parlementaire behandeling in beide Kamers in werking zal treden onverminderd recht te behouden op de vervolguitkering.

Hoewel de Raad van State geen overwegende bezwaren heeft tegen het voorgestelde overgangsrecht, hebben de organisaties die voor de hoorzitting in de Tweede Kamer op 5 november zijn uitgenodigd daarbij wel kritische kanttekeningen geplaatst. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben begrepen dat de belangrijkste reden om te kiezen voor terugwerkende kracht is het voorkomen van aankondigingseffecten en calculerend gedrag. De vakcentrales wijzen erop dat het calculerend gedrag juist een effect zou kunnen zijn van het afschaffen van de vervolguitkering. Zij wijzen op de mogelijkheid dat WW-gerechtigden zich gedurende de periode waarin ze een loongerelateerde uitkering ontvangen weinig serieuze pogingen zullen ondernemen om terug te keren op de arbeidsmarkt. In hoeverre is dit verdisconteerd in de berekening van de financiële gevolgen? Voorts wijzen de bonden op de mogelijkheid van compensatie van inkomensverlies via sociale plannen. Heeft de regering er zicht op in welke mate na 11 augustus 2003 compensatieregelingen voor het vervallen van de vervolguitkering zijn bedongen? Een en ander kan overigens tot forse lastenverzwaringen voor de werkgever leiden en per saldo tot minder werkgelegenheid. Deelt de regering die taxatie? Is overigens bekend of de aankondiging van het wetsvoorstel heeft geleid tot het stopzetten van reorganisaties?

5. Commentaren naar aanleiding van het wetsvoorstel

Het heeft de leden van de PvdA-fractie hogelijk verbaasd dat er geen reactie van de sociale partners gevraagd is op deze voorstellen. Is de regering als nog bereid om hen om een reactie te vragen? Dit klemt des te meer daar de effecten van de voorgenomen regeling zeer ver strekkend zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in welke mate de sociale partners zijn betrokken bij de voorbereidingen en totstandkoming van dit wetsvoorstel. Klopt het dat de regering de vakcentrales had toegezegd over de WW te zullen overleggen, maar dat het daar voor wat betreft dit onderdeel niet van is gekomen vóór 11 augustus? Waarom is dit element niet voorgelegd aan de SER in het kader van het advies over diverse aspecten met betrekking tot de WW?

6. Financiële gevolgen

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting van de ramingen ten opzichte van het hoofdlijnenakkoord en het strategisch akkoord.

De leden van de CDA-fractie vragen of er door dit voorstel nog effecten te verwachten zijn ten aanzien van de doelstelling van administratieve lastenvermindering en de doelstelling van vereenvoudiging van regelgeving?

De leden van de PvdA-fractie vragen of er daadwerkelijk sprake is van een besparing in de Toeslagenwet. Immers, indien men met een WW-vervolguitkering een toeslag vanwege de TW krijgt zal men in de nieuwe situatie altijd een bijstandsuitkering krijgen? Graag commentaar

De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat de WW-vervolguitkering volledig gefinancierd wordt uit het Algemeen Werkloosheidsfonds en dat werkgevers en werknemers hiervoor de premies betalen. Klopt het dat de systematiek van premievaststelling zo is vormgegeven dat in economisch goede tijden een hogere premie wordt vastgesteld om zo een buffer te krijgen voor economisch slechtere tijden? Wat is de rechtvaardiging om de opgebouwde buffer voor economisch slechtere tijden nu in stand te houden in plaats van te gebruiken voor de reden waarom werkgevers en werknemers hem opgebouwd hebben, namelijk werkloosheidsuitkeringen in economisch slechte tijden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering meer inzicht te bieden in de berekeningen die ten grondslag liggen van het verwachte weglekeffect van uitkeringslasten naar het Fonds Werk en Inkomen. Juist voor oudere werklozen geldt dat ze veelal een beroep moeten doen op de WWB dan wel de IOAW, omdat ze noch aan het werk komen, noch een werkende partner hebben.

Kan daarnaast worden toegelicht hoeveel personen naar verwachting zullen worden geconfronteerd met de middelentoets?

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I. Wijziging Werkloosheidswet

Onderdeel E, subonderdeel 1

De leden van de CDA-fractie vragen of dit onderdeel E niet net zoals onderdeel G overgangsrecht betreft.

Artikel III. Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er voor is gekozen de bovengrens van 57,5 in artikel 2, onderdeel a, ten tweede, geheel te laten vervallen. Bestaat er nu geen overlapping met artikel 2 onderdeel b? Waarom is de grens van 57,5 niet aangepast en gesteld op 60 jaar? Waarom is ervoor gekozen de ondergrens van 50 jaar niet met de 57,5 jaar op te trekken?

Artikel IV Inwerkingtreding

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om meer duidelijkheid over de beoogde datum van inwerkingtreding. In de toelichting wordt summier aangegeven wat het gevolg is van invoering ná 1 januari 2004. Kan dit nader worden verduidelijkt?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven