29 258
Wijziging van de wijze van aanpassing van de kinderbijslag, de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met andere wijze van aanpassing kinderbijslagbedragen

nr. 15
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft over de brief van de regering d.d. 23 februari 2004 over de in de AKW-nota 2005 aan de orde te stellen thema's (29 258, nr. 14) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op 24 mei 2004 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Post

Vragen PvdA-fractie

1

Is de doelstelling van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) niet dat alle mensen mee betalen aan de nieuwe generatie uit een oogpunt van gemeenschappelijk belang en solidariteit?

De AKW biedt een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen aan ouders of verzorgers. Hiermee wordt beoogd ouders meer financiële ruimte te bieden om met het oog op hun ontplooiingsmogelijkheden uitgaven voor kinderen te doen. Hiermee is niet alleen het belang van het kind gediend, maar ook het gemeenschappelijk belang. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het verminderen van welvaartsverschillen tussen gezinnen met en gezinnen zonder kinderen.

De AKW wordt sinds 1 januari 1989 gefinancierd uit de algemene middelen. Het Rijk stort hiertoe een bijdrage in het Algemeen Kinderbijslagfonds. Dat betekent dat iedere belastingplichtige, met en zonder kinderen, bijdraagt in de financiering van de AKW. De solidariteit tussen mensen zonder en met kinderen wordt op deze wijze gerealiseerd.

2

Is er een parallel te trekken met de grondslag van de AOW?

De AOW garandeert een ouderdomspensioen op minimumniveau voor personen van 65 jaar en ouder. Hiermee wordt een basispensioen voor de oudedagsvoorziening geboden. De AOW-uitkeringen van de huidige generatie 65-plussers worden gefinancierd door middel van premieheffing bij mensen jonger dan 65 jaar. In dit kader kan gesproken worden van solidariteit van de jongere generatie met de generatie 65-plussers.

3

Gaat het hier om de verantwoordelijkheid van de overheid of om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van mensen voor de instandhouding van een gemeenschap?

Op grond van de AKW wordt, zoals in het antwoord op vraag 1 weergegeven, een tegemoetkoming in de kosten van kinderen geboden. Ten aanzien van de kosten van kinderen zijn ouders in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. De AKW kent dan ook geen kostendekkende kinderbijslag. De overheid ziet het evenwel, met het oog op de ontplooiingsmogelijkheden van kinderen, als zijn verantwoordelijkheid om de financiële positie van gezinnen met kinderen niet te veel in negatieve zin te laten afwijken van de financiële positie van gezinnen zonder kinderen.

4, 5, 6 en 7

Wat is op dit moment ongeveer het percentrage van de kostendekkendheid van kinderbijslag gerelateerd aan de hoogte van het inkomen?

Welke verschil is er bij de kostendekkendheid van de kinderbijslag in kleine en in grote gezinnen?

In welke mate zijn de kosten van kinderen voldoende voorzien in de bijstandsnorm als het gaat om grotere gezinnen? Kan de regering hiervan een uitwerking geven?

Zijn de gegevens van het CBS en het antwoord op bovengenoemde vragen, vóór het verschijnen van de nota over mogelijke inkomensafhankelijkheid van de AKW, beschikbaar?

Bovengenoemde vragen betreffende de kosten van kinderen zijn op dit moment niet op basis van actuele gegevens te beantwoorden aangezien de cijfers over feitelijke uitgaven van huishoudens ten behoeve van kinderen uit het laatste CBS-rapport hierover («Equivalentiefactoren 1990–1995») dateren uit 1995. Het CBS werkt op dit moment aan actualisering van deze gegevens. Ervan uitgaande dat deze gegevens op tijd beschikbaar zijn, zal in de nota naar aanleiding van het onderzoek integratie en stroomlijning kinderregelingen ingegaan worden op deze vragen over de kosten van kinderen in relatie tot andere variabelen als gezinsgrootte en inkomen.

8

In het debat van 19-11-2003 over de AKW1 heeft de regering de toezegging gedaan dat zij in overleg zou treden met de SVB over het accepteren van gemiddelde kosten zonder bonnetjes bij het vaststellen van de eigen bijdrage van het onderhoud van gehandicapte kinderen bij weekendverblijf en bij de norm de pleegzorg kosten te betrekken. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat deze toezegging niet pas volgend jaar kan worden ingevuld.

Zij vragen daarom per omgaande een reactie van de regering.

Tijdens het debat van 19 november 2003 over de AKW is toegezegd met de SVB contact op te nemen, indien zou blijken, dat de SVB bij de toets op onderhoudsbijdragen niet-aantoonbare uitgaven niet accepteert. Verder is toegezegd, dat de mogelijkheid zou worden bestudeerd om bij de bepaling van de kosten van een kind tijdens weekendverblijf thuis het bedrag van € 13 per dag te hanteren dat ook als pleegvergoeding wordt verstrekt.

Naar aanleiding van het debat is contact opgenomen met de SVB. De SVB heeft laten weten, dat het uitvoeringsbeleid is, dat in kwesties als deze zowel met aantoonbare als met niet rechtstreeks aantoonbare realistische uitgaven ten behoeve van een kind rekening gehouden wordt. Uitgegaan wordt van wat ouders zélf aan uitgaven melden. Alleen als weinig realistische bedragen worden opgegeven, wordt nader onderzoek ingesteld.

Het beleid dat de SVB in deze voert is overeenkomstig de bedoeling van de wet. Ik heb dan ook geen aanleiding gezien de SVB hierop aan te spreken.

In de beschikking op bezwaar van de vestiging van de SVB te Deventer die mevrouw Noorman-den Uyl mij tijdens het debat overhandigde, is de passage opgenomen, dat «een bijdrage niet enkel redelijk dient te zijn doch ook aantoonbaar». Deze beschikking op bezwaar moet worden beschouwd in de context van de concrete situatie.

Uit informatie van de SVB is naar voren gekomen, dat in deze casus de door betrokkene aanvankelijk opgegeven onderhoudsbijdragen door (naar later bleek de gemachtigde van) betrokkene naar boven werden bijgesteld. Tijdens de hoorzitting die naar aanleiding van het bezwaarschrift werd gehouden, bleek de bijstelling niet gebaseerd te zijn op daadwerkelijke uitgaven, maar op veronderstellingen van de gemachtigde. Vanwege deze omstandigheden oordeelde de SVB, dat betrokkene zijn onderhoudsbijdrage diende aan te tonen. Betrokkene heeft de mogelijkheid gehad om tegen de beschikking op bezwaar beroep aan te tekenen.

Met betrekking tot het hanteren van het bedrag van de pleegvergoeding als fictieve onderhoudsbijdrage bij de bepaling van de kosten van een kind tijdens weekendverblijf thuis, merk ik het volgende op.

Op grond van de Regeling vergoeding pleeggezinnen wordt een pleegvergoeding per jeugdige toegekend, waarvan de hoogte varieert van € 13,77 tot € 17,03, afhankelijk van de leeftijd. Er zijn vijf leeftijdsklassen. Bij de totstandkoming van de bedragen is onderzoek gedaan naar de kosten die pleegouders hebben in verband met pleegkinderen. Hierbij is rekening gehouden met het feit, dat pleegouders een kind in een crisissituatie moeten kunnen opvangen. Dat betekent dat van de vastgestelde bedragen in één keer een garderobe of speelgoed moet kunnen worden gekocht. Bij weekendverblijf thuis van een eigen kind is hiervan geen sprake en worden dergelijke uitgaven meer over de tijd gespreid. Het is naar mijn oordeel dan ook niet reëel de pleegvergoeding als fictieve onderhoudsbijdrage in het kader van de AKW te hanteren. In beginsel bestaat wel de technische mogelijkheid om in het kader van de AKW een fictieve onderhoudsbijdrage te introduceren. Nadeel van alleen het hanteren van een fictieve onderhoudsbijdrage is, dat met de werkelijke uitgaven van ouders aan kinderen niet langer rekening wordt gehouden. Bovendien zullen bij het bepalen van een dergelijke norm subjectieve waarderingen een rol spelen. In verband hiermee acht ik het zorgvuldiger deze kwestie, zoals gemeld in mijn brief van 23 februari jongstleden, op te nemen in de toegezegde AKW-nota 2005.

9

Wat is «2 onder b+4»?

Onderdeel 2 onder b betreft het vraagstuk rondom de inkomensafhankelijkheid van de uitkeringen op grond van de AKW en onderdeel 4 betreft het vraagstuk van de onderhoudsvoorwaarden.

Vragen VVD-fractie

10 en 13

Is de regering bereid in het kader van vereenvoudiging van regelgeving en uitvoering de mogelijkheden en de voor- en nadelen te bezien van uitvoering van de kinderbijslag door de belastingdienst?

Is de regering bereid te onderzoeken of in de kinderbijslagregeling eigentijdse beleidselementen kunnen worden ingebouwd waaronder in elk geval het beleidsuitgangspunt de arbeidsparticipatie te bevorderen?

In de AKW-nota 2005 zullen de mogelijkheden tot vereenvoudiging van regelgeving en uitvoering van de kinderbijslag aan de orde komen. Hieraan zullen eigentijdse beleidsuitgangspunten als vermindering van administratieve lasten ten grondslag liggen. Hierbij zullen ook de voor- en nadelen worden bezien van uitvoering van de kinderbijslag door de belastingdienst. Wat betreft het rekening houden met de bevordering van arbeidsparticipatie bij het bieden van tegemoetkomingen in de kosten van kinderen, kan ik opmerken, dat dit een belangrijke rol speelt in het onderzoek naar de mogelijkheden van integratie en stroomlijning van kinderregelingen. Hierop zal worden ingegaan in de nota die uw Kamer daarover zal ontvangen. Voorts worden in de huidige kinderbijslagregeling reeds ten aanzien van werkloze kinderen van 16 en 17 jaar arbeidsbevorderende eisen gesteld. Specifiek ten behoeve van het bevorderen van het combineren van arbeid en zorg voor kinderen is in 2001 de combinatiekorting ingevoerd. Deze is zowel in 2002, 2003 als 2004 verhoogd. Ter bevordering van de arbeidsparticipatie is sinds 2004 de verhoging van de combinatiekorting alleen van toepassing op alleenstaanden die werken en op tweeverdieners.

11 en 12

Wat is de meerwaarde van het knippen in onderdelen van de AKW-nota?

Is de regering bereid beide aangekondigde onderzoeken te integreren en de Kamer een integrale nota eind 2004 of begin 2005 toe te zenden?

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot een andere aanpassing van de kinderbijslagbedragen in 2004 en 2005 is desgevraagd toegezegd de AKW-systematiek in den brede te bestuderen en de Kamer hierover in 2005 een nota (AKW-nota 2005) te doen toekomen. Tijdens de plenaire behandeling van genoemd wetsvoorstel in de Eerste Kamer werd erop aangedrongen om de eveneens aan het parlement toegezegde nota naar aanleiding van het onderzoek integratie en stroomlijning van kinderregelingen te combineren met de AKW-nota. In reactie hierop is toegezegd een nota met die elementen uit de AKW-nota die te maken hebben met inkomensafhankelijkheid op hetzelfde moment, dat wil zeggen vóór 1 juli 2004, beschikbaar te laten zijn als de notitie over de kinderregelingen. Omdat het vraagstuk rondom inkomensafhankelijkheid in de AKW interfereert met het onderzoek naar de integratie en stroomlijning van kinderregelingen, is het zinvol dat dit aspect wordt meegenomen in de nota waarin over de bevindingen van dit onderzoek wordt gerapporteerd.

Het vraagstuk van de onderhoudsvoorwaarden zal integraal worden behandeld in de AKW-nota 2005, inclusief de vraag of hierbij rekening moet worden gehouden met het inkomen van ouders. Zoals hiervoor aangegeven, zullen voorts in de nota van 2005 de mogelijkheden tot vereenvoudiging van regelgeving en uitvoering van de kinderbijslag aan de orde komen.

Vragen SP-fractie

14

Is het juist dat in de AKW rekening zou kunnen worden gehouden met zowel leeftijd als inkomen?

Ja.

15 en 16

Kan in de notitie worden ingegaan worden op de voorstellen van de leden van de SP-fractie voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag? (zie o.a. http://www.sp.nl/db/nieuws/kamernieuwspage.html/1943)

Kan in de notitie ingegaan worden op het voorstel van de leden van de SP-fractie met betrekking tot de kinderkorting? (zie o.a. 29 210, nr.27 H)

Zoals eerder weergegeven, zal op het thema inkomensafhankelijkheid van de kinderbijslag worden ingegaan in de nota over het onderzoek naar de integratie en stroomlijning van de verschillende kinderregelingen. In deze notitie komen ook varianten met betrekking tot de kinderkortingen aan de orde.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), de Vries (VVD), de Wit (SP), van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), de Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), van As (LPF) en Schippers (VVD).

XNoot
1

Tweede Kamer, Handelingen 2003–2004, nr. 26, pag. 1844–1858.

Naar boven