29 254
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met het horen van getuigen en enkele verwante onderwerpen

nr. 5
NADER RAPPORT

Hieronder is het nader rapport d.d. 8 oktober 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 juni 2003, no. 03.002733, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies betreffende het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het horen van getuigen en enkele verwante onderwerpen, rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 augustus 2003, no. W03.03 0228/I, moge ik U hierbij aanbieden.

Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Hij geeft U in overweging het voorstel te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, is het college van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege dient te blijven.

Na toezending van het wetsvoorstel aan de Raad van State is gebleken dat er aanleiding is om enige wijzigingen van ondergeschikte aard voor te stellen die samenhangen met de op 1 juli jongstleden in werking getreden wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van de raadsheer-commissaris en enige andere onderwerpen (raadsheer-commissaris), Stb. 143. In de eerste plaats wordt voorgesteld artikel 21, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan te passen. Nu de rechter of raadsheer die als rechter- of raadsheer-commissaris enig onderzoek in de zaak heeft verricht, onder bij genoemde wet bepaalde voorwaarden zelfs aan de berechting mag deelnemen, is er geen aanleiding deze rechter of raadsheer in die gevallen uit te sluiten van de behandeling door de raadkamer. Voorts wordt voorgesteld een verwijzing in artikel 260, derde lid, Sv aan te passen, enkele technisch-jurisdische correcties aan te brengen in artikel 360 Sv en het voormalige artikel 422, vijfde lid, Sv, dat ten onrechte was vervallen, weer toe te voegen. Tenslotte wordt voorgesteld te voorzien in een met artikel 46 Wet RO corresponderende bepaling voor de raadsheer-commissaris bij de gerechtshoven.

Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven