nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ambtshalve of op de vordering van de
officier van justitie» vervangen door: op vordering van de officier
van justitie en in het gerechtelijk vooronderzoek tevens ambtshalve.
2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidend:
De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of anders
een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten
of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening
van de bevoegdheid zijn vervuld.
B
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
D
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ambtshalve of op vordering van de officier
van justitie» vervangen door: op vordering van de officier van justitie
en in het gerechtelijk vooronderzoek tevens ambtshalve.
2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidend:
De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of anders
een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden
voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld.
C
Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:
F
Artikel 125i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Tijdens het gerechtelijk vooronderzoek
kan de rechter-commissaris, ambtshalve of op vordering van de officier van
justitie» vervangen door: De rechter-commissaris kan, op vordering van
de officier van justitie en in het gerechtelijk vooronderzoek tevens ambtshalve.
2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidend:
De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of anders
een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten
of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening
van de bevoegdheid zijn vervuld.
Toelichting
In het voorstel van wet is aangegeven dat de bevoegdheden opgenomen in
de artikelen 105, 110 en 125i Sv buiten het gerechtelijk vooronderzoek op
vordering van de officier van justitie kunnen worden toegepast. Ten aanzien
van deze vordering is niets nader bepaald. Het komt, ter vermijding van eventuele
onduidelijkheid terzake, die erin zou kunnen resulteren dat de rechter-commissaris
ook bij het hanteren van zijn inbeslagnemingsbevoegdheid tijdens een doorzoeking
onvoldoende kader heeft, wenselijk voor nader te bepalen welke inhoud deze
vordering dient te hebben. Daartoe strekt de voorgestelde wijziging. Zij resulteert
erin dat de rechter-commissaris die buiten het gerechtelijk vooronderzoek
een doorzoeking uitvoert, in de vordering doorzoeking eenzelfde kader en begrenzing
vindt als tijdens het gerechtelijk vooronderzoek in de vordering gerechtelijk
vooronderzoek besloten is. Net als de vordering gerechtelijk vooronderzoek,
waar zij voor in de plaats komen, behoeven ook deze vorderingen niet schriftelijk
te worden gedaan. De voorgestelde formuleringen zijn geïnspireerd op
formuleringen die in de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden
voorkomen (vgl. artikel 126g, vijfde lid, Sv).
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner