nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef van artikel II komt te luiden:
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:.
2. Artikel II, onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 8:4, van de Algemene wet bestuursrecht worden de onderdelen
g tot en met l vervangen door:
g. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen,
het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag
bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring
in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale
staten en van de gemeenteraad,
h. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte
krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot
verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op
verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit
is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985,
i. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris,
j. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, of
k. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15.
3. Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
In artikel 18, vierde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
wordt «8:4, aanhef en onderdeel k» vervangen door: 8:4, aanhef
en onderdeel j.
4. De aanhef van artikel IV komt te luiden:
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
5. Artikel IV, onderdeel E komt te luiden:
E
Artikel 27 komt te luiden:
Artikel 27
1. Voor de toepassing van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht treden de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, 's-Gravenhage
en Breda in de plaats van de andere rechtbanken in hun ressort.
2. In afwijking van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
en van het eerste lid, is slechts de rechtbank te Haarlem bevoegd, indien
het beroep betreft:
a. een uitnodiging tot betaling dan wel
b. een voor bezwaar vatbare beschikking die is gegeven op grond van wettelijke
bepalingen in de zin van de Douanewet.
3. Artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing
indien beroep is ingesteld bij de douanekamer van de rechtbank te Haarlem.
6. In artikel IV, onderdeel K wordt na artikel 27r een artikel toegevoegd,
luidende:
Artikel 27s
Indien het gerechtshof van oordeel is dat de uitspraak is gedaan door
een andere rechtbank dan de bevoegde, kan het de onbevoegdheid voor gedekt
verklaren en de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.
7. Artikel XXIV, eerste lid, komt te luiden:
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16
van de Tijdelijke referendumwet.
Toelichting
Onderdelen 1, 3 en 4
De verwijzingen naar het wetsvoorstel rechtsreeks beroep kunnen vervallen,
nu dit inmiddels tot wet is verheven (Stb. 2004, 220) en op 1 september
2004 in werking zal treden (Stb. 2004, 270).
Onderdeel 2
De wijziging van artikel 8:4 wordt anders geformuleerd, teneinde een technische
onvolkomenheid te herstellen, die is ontstaan doordat de wijzigingen van artikel
8:4 die zijn opgenomen in de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Stb. 2004,
214) en de Wet rechtsreeks beroep (Stb. 2004, 220) in een andere volgorde
in werking treden dan was voorzien.
Onderdeel 5
Bij de eerste nota van wijziging is voorgesteld om de beroepen inzake
rijksbelastingen te concentreren bij vijf rechtbanken, terwijl voor besluiten
inzake heffingen van de decentrale overheden alle negentien rechtbanken bevoegd
zullen zijn. Er zijn echter ook enkele besluiten van bestuursorganen van de
centrale overheid, waartegen wel de fiscale rechtsgang openstaat, maar die
geen «besluiten inzake rijksbelastingen» zijn. Een voorbeeld is
de vaststelling door de inspecteur van het rekenvermogen voor de toepassing
van de Huursubsidiewet (art. 34 Huursubsidiewet). Het ligt voor de hand ook
beroepen tegen deze besluiten bij de vijf rechtbanken te concentreren. Het
nieuwe eerste lid van artikel 27 Awr voorziet daarin.
Onderdeel 6
De Wet op de Raad van State, de Beroepswet en de Wet bestuursrechtspraak
bedrijfsorganisatie geven de appèlrechter de bevoegdheid om een uitspraak
die is gedaan door een relatief onbevoegde rechtbank als bevoegdelijk gedaan
aan te merken. Dit voorkomt dat een inhoudelijk juiste uitspraak louter om
die reden moet worden vernietigd. Het wetsvoorstel voorziet nog niet in een
soortgelijke bevoegdheid voor het gerechtshof. De veronderstelling was dat
daaraan geen behoefte zou bestaan, omdat in het oorspronkelijke wetsvoorstel
per ressort maar één rechtbank bevoegd zou zijn. Bij de thans
voorgestelde regeling van de relatieve competentie gaat deze veronderstelling
niet meer op en kan aan de mogelijkheid om de relatieve onbevoegdheid voor
gedekt te verklaren wel behoefte bestaan.
Onderdeel 7
Nu het wetsvoorstel enige vertraging heeft opgelopen, is het wenselijk
om de mogelijkheid te openen dat het wetsvoorstel binnen de zes-weken-termijn
van de Tijdelijke referendumwet in werking treedt, teneinde de beoogde invoeringsdatum
van 1 januari 2005 te kunnen halen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner