29 251
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van beroep bij de rechtbank, alsmede van hoger beroep bij het gerechtshof, in belastingzaken (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 juli 2004

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van artikel II komt te luiden:

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:.

2. Artikel II, onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 8:4, van de Algemene wet bestuursrecht worden de onderdelen g tot en met l vervangen door:

g. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten en van de gemeenteraad,

h. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding, of het besluit is genomen op grond van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985,

i. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris,

j. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid, of

k. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15.

3. Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

In artikel 18, vierde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt «8:4, aanhef en onderdeel k» vervangen door: 8:4, aanhef en onderdeel j.

4. De aanhef van artikel IV komt te luiden:

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:

5. Artikel IV, onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

1. Voor de toepassing van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht treden de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, 's-Gravenhage en Breda in de plaats van de andere rechtbanken in hun ressort.

2. In afwijking van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en van het eerste lid, is slechts de rechtbank te Haarlem bevoegd, indien het beroep betreft:

a. een uitnodiging tot betaling dan wel

b. een voor bezwaar vatbare beschikking die is gegeven op grond van wettelijke bepalingen in de zin van de Douanewet.

3. Artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing indien beroep is ingesteld bij de douanekamer van de rechtbank te Haarlem.

6. In artikel IV, onderdeel K wordt na artikel 27r een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 27s

Indien het gerechtshof van oordeel is dat de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan het de onbevoegdheid voor gedekt verklaren en de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.

7. Artikel XXIV, eerste lid, komt te luiden:

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Toelichting

Onderdelen 1, 3 en 4

De verwijzingen naar het wetsvoorstel rechtsreeks beroep kunnen vervallen, nu dit inmiddels tot wet is verheven (Stb. 2004, 220) en op 1 september 2004 in werking zal treden (Stb. 2004, 270).

Onderdeel 2

De wijziging van artikel 8:4 wordt anders geformuleerd, teneinde een technische onvolkomenheid te herstellen, die is ontstaan doordat de wijzigingen van artikel 8:4 die zijn opgenomen in de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Stb. 2004, 214) en de Wet rechtsreeks beroep (Stb. 2004, 220) in een andere volgorde in werking treden dan was voorzien.

Onderdeel 5

Bij de eerste nota van wijziging is voorgesteld om de beroepen inzake rijksbelastingen te concentreren bij vijf rechtbanken, terwijl voor besluiten inzake heffingen van de decentrale overheden alle negentien rechtbanken bevoegd zullen zijn. Er zijn echter ook enkele besluiten van bestuursorganen van de centrale overheid, waartegen wel de fiscale rechtsgang openstaat, maar die geen «besluiten inzake rijksbelastingen» zijn. Een voorbeeld is de vaststelling door de inspecteur van het rekenvermogen voor de toepassing van de Huursubsidiewet (art. 34 Huursubsidiewet). Het ligt voor de hand ook beroepen tegen deze besluiten bij de vijf rechtbanken te concentreren. Het nieuwe eerste lid van artikel 27 Awr voorziet daarin.

Onderdeel 6

De Wet op de Raad van State, de Beroepswet en de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie geven de appèlrechter de bevoegdheid om een uitspraak die is gedaan door een relatief onbevoegde rechtbank als bevoegdelijk gedaan aan te merken. Dit voorkomt dat een inhoudelijk juiste uitspraak louter om die reden moet worden vernietigd. Het wetsvoorstel voorziet nog niet in een soortgelijke bevoegdheid voor het gerechtshof. De veronderstelling was dat daaraan geen behoefte zou bestaan, omdat in het oorspronkelijke wetsvoorstel per ressort maar één rechtbank bevoegd zou zijn. Bij de thans voorgestelde regeling van de relatieve competentie gaat deze veronderstelling niet meer op en kan aan de mogelijkheid om de relatieve onbevoegdheid voor gedekt te verklaren wel behoefte bestaan.

Onderdeel 7

Nu het wetsvoorstel enige vertraging heeft opgelopen, is het wenselijk om de mogelijkheid te openen dat het wetsvoorstel binnen de zes-weken-termijn van de Tijdelijke referendumwet in werking treedt, teneinde de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2005 te kunnen halen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven