29 251
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van beroep bij de rechtbank, alsmede van hoger beroep bij het gerechtshof, in belastingzaken (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties)

nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID DEZENTJÉ HAMMING

Ontvangen 23 september 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel 0A ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 6:24 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

II

In artikel IV komt onderdeel M te luiden:

M

Artikel 28a komt te luiden:

Artikel 28a

1. De griffier van de Hoge Raad doet van het ingestelde beroep in cassatie zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan.

2. De griffier van dit gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en de op de uitspraak betrekking hebbende gedingstukken die onder hem berusten, onverwijld aan de griffier van de Hoge Raad.

III

In artikel IV, komt onderdeel N te luiden:

N

Artikel 28b komt te luiden:

Artikel 28b

1. Indien beroep in cassatie is ingesteld tegen een mondelinge uitspraak, wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak, tenzij het beroep in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is of de Hoge Raad anders bepaalt. De vervanging geschiedt binnen zes weken na de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 28a, eerste lid, is gedaan. Het beroep in cassatie wordt geacht gericht te zijn tegen de schriftelijke uitspraak.

2. Het gerecht dat de mondelinge uitspraak heeft gedaan, verzendt de vervangende schriftelijke uitspraak gelijktijdig aan partijen en aan de griffier van de Hoge Raad.

3. In afwijking van artikel 6:5, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht kan de indiener van het beroepschrift de gronden van het beroep verstrekken of aanvullen tot zes weken na de dag waarop de schriftelijke uitspraak aan hem is verzonden.

Toelichting:

Dit amendement strekt tot drie samenhangende verbeteringen in de cassatieprocedure. In de eerste plaats strekt het ertoe dat het beroep in cassatie rechtstreeks bij de Hoge Raad aanhangig moet worden gemaakt. Thans moet ingevolge artikel 6:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht het beroepschrift in cassatie worden gericht aan het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan. Dit zorgt voor vertraging: de Hoge Raad kan pas beginnen met de (in de praktijk soms tijdrovende) heffing van griffierecht nadat het gerechtshof het dossier heeft doorgestuurd. Dat duurt soms enkele maanden. Daarom wordt artikel 6:24, tweede lid, Awb geschrapt en wordt in artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geregeld dat de griffier van de Hoge Raad het betrokken gerechtshof resp. de rechtbank van het ingestelde cassatieberoep op de hoogte brengt waarna deze de uitspraak en de gedingstukken naar de Hoge Raad kunnen zenden.

In de tweede plaats strekt dit amendement ertoe dat ingeval van beroep in cassatie tegen een mondelinge uitspraak, de voorgeschreven vervanging van de mondelinge door een schriftelijke uitspraak plaats moet hebben binnen zes weken. Dit is geregeld in de tweede volzin van artikel 28b, eerste lid, Awr.

In de derde plaats bepaalt dit amendement, dat degene die beroep in cassatie instelt tegen een mondelinge uitspraak, dit beroep pas na ontvangst van de vervangende schriftelijke uitspraak behoeft te motiveren (artikel 28b lid 3). De behoefte daaraan is evident, nu de vervangende schriftelijke uitspraak meer informatie pleegt te bevatten dan de voorafgaande mondelinge uitspraak. Het uitstel van de motivering leidt niet tot vertraging, want ook als het beroep tegen de mondelinge uitspraak wel gemotiveerd was, zou de indiener de gelegenheid moeten krijgen dit beroep naar aanleiding van de vervangende schriftelijke uitspraak aan te vullen.

Dezentjé Hamming

Naar boven