Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2013
Zoals ik eerder in mijn begroting (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 1) heb aangekondigd, ben ik een heroverweging gestart naar de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen publieke en private partijen ten aanzien van het beheer en de (door)ontwikkeling
van de DBC systematiek, alsmede -in het verlengde daarvan- de onderlinge verhouding
tussen DBC-O, de NZa en de Minister van VWS.
Aanleiding hiertoe is de huidige, diffuse verantwoordelijkheidsverdeling tussen publieke
en private partijen voor het beheer en de (door)ontwikkeling van de DBC systematiek.
In november 2012 heb ik de NZa daarom verzocht mij binnen de kaders van de huidige
Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) te adviseren over een duidelijke, werkbare
en door partijen gedragen uitsplitsing van verantwoordelijkheden ten aanzien van de
werkzaamheden voor het beheer en de (door)ontwikkeling van de DBC systematiek naar
publieke en private partijen. Uitgangspunt hierbij is dat verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de werkzaamheden uit hoofde van de publieke verantwoordelijkheid
voor het beheer en de (door)ontwikkeling van de DBC systematiek voortaan bij de NZa
wordt belegd. De overige werkzaamheden worden afgebouwd en waar nodig en mogelijk
belegd bij private partijen. Onderdeel van dit advies is een beschrijving van de gevolgen
van dit advies voor de manier waarop het beheer en de (door)ontwikkeling van de DBC
systematiek nu is georganiseerd, welke stappen nodig zijn om vanuit het huidige organisatiemodel
in het nieuwe, door de NZa geadviseerde organisatiemodel te geraken en welk tijdpad
hierbij hoort. De NZa en DBC-O hebben inmiddels een gezamenlijk voorstel neergelegd
dat op hoofdlijnen ingaat op deze organisatorische transitie.
Het bovengenoemde NZa advies heb ik op 28 mei 2013 (Kamerstuk 29 248, nr. 252) naar de TK gestuurd. In deze brief informeer ik u over mijn reactie hierop.
Reactie NZa advies Organisatie DBC systematiek
Op grond van het advies van de NZa en gesprekken met relevante veldpartijen concludeer
ik dat het merendeel van de taken zoals dat thans wordt uitgevoerd door DBC-O ten
behoeve van de DBC systematiek nu, maar ook de komende jaren mede uit oogpunt van
continuïteit nog zal moeten worden uitgevoerd onder de publieke verantwoordelijkheid
van de NZa voor de DBC systematiek. Wel hebben veldpartijen aangegeven dat ze meer
verantwoordelijkheid willen nemen voor de werkzaamheden ten behoeve van de DBC systematiek,
maar de mate en het tempo waarin de uitvoering van deze werkzaamheden door veldpartijen
kan worden overgenomen verschilt per sector. Daarnaast bevinden zich de huidige private
initiatieven hiertoe nog in een ontwikkelfase en zijn deze (nog) niet sectoroverstijgend.
Gezien het bovenstaande kan ik mij vinden in het gezamenlijk voorstel van de NZa en
DBC-O waarin zij voorstellen DBC-O als zelfstandige rechtspersoon te laten voortbestaan,
maar formeel en materieel de zeggenschap over DBC-O over te laten gaan naar de NZa.
Alleen zo kan de NZa de noodzakelijke werkzaamheden uit hoofde van de publieke verantwoordelijkheid
van de NZa voor de DBC systematiek eenduidig organiseren en kan er een heldere verantwoordelijkheidsverdeling
ontstaan tussen publieke en private partijen voor de (door)ontwikkeling en het beheer
van de DBC systematiek. Ook ontstaat er zo één loket van waaruit zowel de publieke
als de private werkzaamheden ten behoeve van de DBC systematiek van aanvraag tot consultatie
gestandaardiseerd en efficiënt kunnen worden georganiseerd en de inbreng van private
partijen beter kan worden geborgd.
Hierbij zal de continuïteit in de (door)ontwikkeling en het beheer van de DBC systematiek
worden geborgd. Daarnaast zal ik de NZa vragen zowel de publieke als de private activiteiten
ten behoeve van de DBC systematiek te standaardiseren om zo bij te dragen aan de vergelijkbaarheid
van de resultaten van de zorg. Dit laatste acht ik mede van belang ten behoeve van
de transparantie over de kosten op de zorgnota en in relatie met die van de zorgkwaliteit.
Tot slot zal ik de NZa vragen hoe de publieke toegankelijkheid van DIS-data kan worden
vergroot mede met het oog op de werkzaamheden van het nog op te richten kwaliteitsinstituut.
Ik zal de NZa daarom vragen mij uiterlijk eind 2014 een concreet uitgewerkt transitieplan
te sturen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers