29 243
Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Handelsregisterwet 1996, de Woningwet en de Wet politieregisters (Aanpassingswet Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 19 november 2003

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig voorstel. Deze leden zien in de wijzigingen hoofdzakelijk een aantal technische aanpassingen. Desondanks hebben zij nog een klein aantal vragen.

De regering doet de voorstellen tot wijziging van de wet kort nadat de Wet BIBOB integraal in werking getreden is. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat dit een erg korte periode is om de noodzaak van wijziging aan te tonen. Waaruit blijkt precies dat het Bureau BIBOB deze uitbreiding van bevoegdheden nodig heeft? Zou het Bureau tot andere advisering zijn gekomen indien het bepaalde bevoegdheden wel zou hebben gehad?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging die in de lijn ligt van eerdere debatten en wensen vanuit de Kamer. De wijziging betreft vooral de «informatiepositie» van het Bureau BIBOB. Deze leden hebben begrip voor de voorgestelde bevordering van de effectiviteit van dit Bureau.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij menen dat vooral de discussies over de bouwfraude duidelijk hebben gemaakt dat de integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur van adequate instrumenten moet worden voorzien. Deze leden kunnen daarom in het algemeen met de voorgestelde wijzigingen op basis van de eerste ervaringen met de nieuwe wet instemmen.

Niettemin stellen de leden van de VVD-fractie dat uitbreiding van de reikwijdte van de Wet BIBOB steeds moet worden afgewogen tegen de verlenging van de besluitvorming door het openbaar bestuur, de administratieve lastendruk voor bedrijven en het gevaar dat bonafide bedrijven ten onrechte als gevolg van een BIBOB procedure in een openbare discussie beschadigd kunnen worden. Deze leden vragen ook meer in het algemeen in te gaan op de wisselwerking tussen ervaringen uit het Amsterdamse Wallenproject en de eerste ervaringen sinds de invoering van de Wet BIBOB.

De leden van de SP-fractie ondersteunen de doelstelling van de wet BIBOB: zoveel mogelijk voorkomen dat criminelen zich door de overheid laten faciliteren. Uitbreiding van het instrumentarium van de Wet BIBOB vormt daartoe een mogelijkheid. Er blijven voor deze leden nog wel kritische vragen bestaan.

RWT-en

De Raad van State heeft bezwaren geuit ten aanzien van de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT-en). De regering heeft naar aanleiding van die bezwaren aangegeven terug te zullen komen op het voorstel om de BIBOB-faciliteit voor RWT's mogelijk te maken. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan meedelen op welke termijn zij hierop terug wil komen?

Het Sofinummer

De leden van de CDA-fractie stellen de vraag of het feit dat Bureau BIBOB geen gebruik kan maken van het Sofinummer aantoonbare lacunes in de informatie heeft opgeleverd.

De leden van de PvdA-fractie steunen, indien echt nodig, de uitwerking in dit wetsvoorstel dat het mogelijk moet zijn voor het Bureau toegang te krijgen tot Sofinummer(s) teneinde een goed advies te geven. Maar bij deze leden rijst de vraag: wie controleert het Bureau BIBOB op oneigenlijk gebruik? Hoe beoordeelt het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) dit wijzigingsvoorstel, zoals vereist in artikel 51, tweede lid, van de Wet Bescherming Persoonsgegevens? Waarom is geen melding van gemaakt van het oordeel van het CBP, zo vragen deze leden.

De Belastingdienst en sociale verzekeringsinstellingen hanteren het Sofi-nummer nu al als zoeksleutel. Dat het Bureau BIBOB samen met deze instanties moet werken, wordt gezien als belemmerend. Waarin schuilt de belemmering? Is dat een kwestie van inefficiëntie in tijdbeslag en menskracht, of komt de belemmering voort uit het feit dat deze instanties weigerachtig zijn? Waarom worden in dat laatste geval daarover geen harde afspraken gemaakt? Zorgvuldige en behoorlijke gegevensverwerking zijn belangrijke overwegingen die in acht genomen moeten worden bij de afweging van doel, effectiviteit en proportionaliteit van een dergelijke wetswijziging. Met andere woorden: zijn er voldoende waarborgen tegen misbruik?

Onder artikel I, E en G, wordt gerept over aanbestedingen. Een aanbestedende dienst mag een oordeel vragen van het Bureau BIBOB, maar dan alleen voor de ene partij die in aanmerking komt voor de opdracht, en niet voor alle andere partijen. Is deze bewering waar en zo ja, waarom? De leden van de PvdA-fractie vragen ook hoe dit rijmt met het gelijkheidsbeginsel.

De bouwsector

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat voorgesteld wordt om het begrip «betrokkene» in het licht van artikel 3 van de Wet BIBOB uit te breiden. Op welke indicaties moet de veronderstelling rusten, dat een derde persoon als betrokkene redelijkerwijs gelijk kan worden gesteld met de formele aanvrager?

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de bouwsector een belangrijke sector is waarover advies van het Bureau BIBOB ingewonnen kan worden. Ook andere sectoren worden in de Wet BIBOB genoemd: ICT en milieu. De aan het woord zijnde leden vragen hoe de begrippen van de verschillende sectoren precies worden ingevuld. Met andere woorden: wat valt precies onder de sector bouw en de sector ICT? Op grond van welke aanleiding worden ook andere sectoren gecontroleerd?

In het licht van de door hen eerder genoemde afwegingen vragen de leden van de VVD-fractie enkele voorbeelden te geven van de situatie waarop de voorgestelde uitbreiding van artikel 59 Woningwet (eerste lid onder f) doelt. Het betreft de situatie dat een stroman een vergunningaanvraag doet. Zijn van dergelijke situaties ervaringsgegevens bekend uit de recente praktijk, bijvoorbeeld uit het zogenaamde «Wallenproject» in Amsterdam?

Reikwijdte van de wet

De leden van de SP-fractie stellen enkele vragen over de reikwijdte die de wet zal krijgen na aanvaarding van de voorgestelde wijzigingen.

De VNG heeft aangegeven dat de Wet BIBOB in principe geen middel is om bijvoorbeeld het coffeeshopbeleid te wijzigen. Daar waar er geen sprake is van een wetsovertreding kan er ook niet gehandhaafd worden, zo lijkt de redenering. Aangezien de Wet BIBOB toeziet op mogelijk misbruik van een vergunning, en niet gebruik, valt voor de leden van de SP-fractie niet goed in te zien waar de grenzen van de Wet BIBOB liggen bij het weren van de seks-, gok- of horecabranche. Deze leden ontvangen hierover graag een toelichting van de regering.

Voorts worden vergunningen afgegeven voor een doel, niet aan een organisatie. De VNG merkt op dat er veel uitwegen zijn voor een malafide organisatie (desnoods door naamswij-ziging) om de wet te omzeilen. De leden van de SP-fractie vragen de regering op deze stelling in te gaan.

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat de bedoeling is met betrekking tot de escortbranche. De VNG merkt hierover op dat meer dan alleen bemiddeling van seksuele diensten onder de wet valt. Is dit ook wat de regering beoogt?

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie hoe deze wet zich gaat verhouden tot het strafrecht. Zal er, bij de constatering van een ernstig gevaar voor misbruik, ook strafvervolging plaatsvinden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (CU), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Atsma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD) en Eski (CDA).

Naar boven